Zuid-Amerika rondreis

24 oktober 1983 - mei 1984


Land

Periode

Route

Hoogtepunten

Peru

24 okt - 21 nov

Lima - Pisco - Paraca - Nazca lijnen- Arequipa - Cuzco, Machu Picchu - Puno (Titicaca meer) Islas Ballestas, Nazca lijnen, Catalina klooster Arequipa, Cuzco, Pisac, Machu Picchu, Titicaca meer

Bolivia

22 nov - 12 dec

La Paz - Takesi trail - Coroica - Cochabamba - Sucre - Potosi - Uyuni Indianen leven in La Paz, Takesi trail, oude hoofdstad Sucre, zoutmeer Uyuni

Chili

13 dec - 3 jan

Atacama - Antofagasta - Santiago - Puerto Vares Atacama woestijn, historisch Santiago, merendistrict (Noord Patagonië)

Argentinië

4 jan - 13 jan

Bariloche - Buenos Aires - Iguazú Iguazú watervallen

Brazilië

14 jan - 7 mrt

Iguaçu - Sao Paulo - Rio de Janeiro - Belo Horizonte Brasilia - Pantanal - Puerto Velho - Manaus - Benjamin Constant Iguazú watervallen, Bruisend Rio, Pantanal, modern Brasilia, Trans Amazonia modderweg, bootreis Manaus naar Leticia (Colombia), jungletocht Benjamin Constant.

Colombia

8 mrt - 13 mrt

Leticia - Bogota - Ipiales - Tumaco Avontuurlijke grensovergang naar Ecuador

Ecuador

14 mrt - 17 apr

San Lorenzo - Otavalo - Quito - Baños - Macas - Cuenca Otavalo indianen, lokale marktjes, Zumbahua,

Peru

18 apr - ca 5 mei

Trujillo - Huaraz - Lima Chan Chan, bergtocht Cordillera Blanca

Deel 1 : Peru

Maandag 24 oktober 1983 - Vertrek

De reis naar Lima
Na een laatst Hollands ontbijt neem ik voorlopig afscheid van thuis en rij met reisgenote Magda richting Schiphol. De reis verloopt verrassend vlot. Geen files ondanks de wegwerkzaamheden en de staking van het openbaar vervoer. Op Schiphol zijn wij om 11:00 de eersten. Tegen twaalven komen de laatsten binnendruppelen. Eén van de jongens, Joop, heeft op zijn school kleding ingezameld. Ieder krijgt nu 4 á 5 kg kleren, teddyberen e.d. in een grote zak extra te vervoeren. Nadat de vliegtickets zijn verdeeld gaan we door de douane. Bij de Taxfree shop koop ik nog een laatste extra lichtgevoelige filmrol, want in het oerwoud kan het best donker zijn. Om 13.45 hebben we voorlopig voor het laatst contact met Nederlandse bodem en klimmen we met de DC 10 van CP-Air naar hogere sferen op weg naar de eerste stop in Canada. In het vliegtuig zit de hele groep verspreid. Ik zit precies in het midden van het midden. Links zit een Canadees stel dat terug gaat na een 6 weekse trip door Europa. Aan de andere kant zitten twee arrogante Duitsers die gaan vissen gezien de meegebrachte hengels. De vlucht duurt ca. 6½ uur naar het tussenstation Halifax (Canada), waar het regent. Er stappen veel mensen uit en het aanvankelijk propvolle vliegtuig is nog maar voor de helft gevuld. Tot Halifax hadden we tot ergernis van een stewardess de meeste tijd al pratend in de gangpaden doorgebracht. We vermaken ons dus best, ondanks de slechte service aan boord. Zo moeten zelf meegebrachte etenswaren aangebroken worden om de honger te stillen, kost het lenen van een koptelefoon  8,50 gulden en deelt men niet zo af en toe verfrissende doeken uit. Joop, de kledingboer, heeft veel te vertellen over eerdere tochten naar Zuid Amerika, Afrika en Thailand. Na een stop van 30 minuten stijgen we weer op richting Toronto, waar we 1.45 uur later arriveren. Onderweg zijn prachtig de Canadese meren te zien. In Toronto moeten we veranderen van vliegtuig en gaan door de douane (stempeltje halen). Ook de bagage moet zelf opgezocht en opnieuw ingecheckt worden. Deze rompslomp is nodig in verband met de verbouwingen en modernisering van het vliegveld, die zomer '84 gereed moeten zijn. De stoptijd is te kort om Toronto in te gaan, zodat we 5 uur doorbrengen in een barretje op het vliegveld. Later hoorden we dat de vorige groep een stopover van 24 uur had en in een gehuurde auto naar de Niagara watervallen zijn geweest. Om 22.45 (3.45 Nederlandse tijd) vertrekken we voor het tweede gedeelte van de vlucht richting Lima. De vlucht gaat verder naar Santiago en Buenos Aires, zodat we een bont reisgezelschap hebben. We hebben geregeld dat we als groep bij elkaar en bij het raam konden zitten. Het was echter al donker en behalve een schitterend zicht op de lichtstad Toronto is er niets te zien. Ook de slaap sloeg snel toe en zo lag iedereen al te pitten toen de film over Terry Fox, degene die ondanks zijn ongeneeslijke ziekte en houten been een mars dwars door de V.S. maakte, begon. Nadat de klokken op Peru-tijd waren gezet bleek het 6 uur vroeger dan in Holland te zijn. Om 3.30 werden we gewekt voor het ontbijt. Vette worst en een gebakken ei. Niet helemaal wat je op nuchtere maag kan verdragen.

Dinsdag 25 oktober - Lima

In het donker arriveren we om 5.15 in Lima. Door de vochtige, koele lucht heen kon je de bekende tropenlucht al ruiken. Aangezien de douane geen zin had al die zakken met kleren te controleren, konden we zonder oponthoud de douane passeren. Na een uurtje wachten arriveren Mike en Lex in een kever-taxi. Onze Ashraf-bus is er wel, maar staat nog in de haven omdat het inklaren nogal wat problemen oplevert. In oude verroeste Amerikaanse auto's, collectivo's genaamd, worden we naar een hotel in het centrum van het armoedige Lima gebracht. Door de smog heen kan je de Andes al zien liggen. Het hotel ligt in het centrum. De kamer deel ik met Jenneke en Anita. Na een kort tukje gaan we om 9 uur Lima in om geld te wisselen. De koers is 1$ = 2035 soles. Drie jaar geleden was dat nog 155 soles. Wat een inflatie! Het wisselen gaat  opmerkelijk vlot. Absoluut geen formaliteiten. Prima. Hierna gaan we in een restaurantje wat eten. De prijslijst is geheel in het Spaans en als ik maar wat neem blijk ik een soort spaghetti te hebben uitgezocht. Deze ging er wel in. De mensen van onze groep die de afgelopen weken een talencursus hadden gevolgd spreken al Spaans op conversatieniveau, terwijl de rest aanzienlijk meer thuisstudie heeft gedaan als ik. Als Mike na het eten een terrasje op schiet besluit ik met behulp van mijn handboek Lima te verkennen. Ik kom al snel Joop, Job en Anita tegen en trekken we gevieren er op uit. Lima blijkt ondanks de saaie ochtendrit naar het hotel een boeiende stad te zijn. Vele gebouwen uit de koloniale tijd zijn er te bewonderen en op straat is het erg levendig. Opvallend is het voor een derde wereld land verwesterde straatbeeld.
Amusementshallen in elke straat en in de winkels liggen luxe spullen. De schoenpoetsertjes, indiaanse ijsverkoopsters, stalletjes op straat en bedelaars doen je echter wel degelijk beseffen in een arm land te zijn. Studenten kunnen hun studieboeken voor de deur van de universiteit kopen bij het stalletje op de stoep. De vele lekkernijen doen je watertanden maar om hygiënische redenen moeten we ze helaas links laten liggen. Op het postkantoor, waar ik postzegels wil halen, zeggen ze doodleuk pas nadat ik al enkele minuten stond te wachten dat er vandaag geen postzegels zijn. Als we een van de vele markten afstropen komen we bij een rij tafels waar geschaakt wordt. Aangezien het thuis dinsdagavond is (schaakavond) daag ik iemand uit en speel twee partijtjes. Op een oud koloniaal plein, plaza San Martin, geeft een groep een voorstelling. 'Kale' Joop staat in het middelpunt van de belangstelling. Als we na een lange vermoeiende tocht wat uitrusten op het plein waar o.a. een standbeeld staat van veroveraar Pizarro en waaraan het presidentiële paleis is gevestigd geniet ik van de gezellige drukte op het plein. Er schijnen de laatste dagen stakingen, rellen en aanslagen in Lima te zijn geweest. Dit uit zich vandaag in een enorm militair machtsvertoon. Pantserwagens met waterkanon en tot de tanden bewapende militairen bewaken het presidentiële paleis. Kleurrijk zijn de in fraai uniform gestoken wachters, die evenwel ook zwaar bewapent zijn. Als een hooggeplaatst persoon naar buiten rijdt worden wij door hen met mitrailleur in de aanslag gedwongen plaats te maken. De Ashraf-bus is uitgeklaard, zodat we vrijdag van start kunnen gaan voor onze ruim 30.000 km lange rondreis. 's Avonds eten we met de meesten in een restaurant naast het paleis. Rijst met vlees, grote beker aardbeien sap en een avocado met garnalen. Hierna direct naar bed, want de afgelopen 48 uur hebben we nauwelijks geslapen.

Woensdag 26 oktober - Lima

Vanochtend was er voor de eerste maal de strijd om de douche. Iedereen wilde douchen, maar er is er maar een. Het is een van de nadelen van een groepsreis. Na het eten pakken we met z'n vijven de bus richting het Antropologisch museum. In de bus staat een man tussen Jenneke en mij vreemd te klooien met zijn jas. Ik houd hem in de gaten, maar zonder dat ik het zie rolt hij Jennekes portemonnee. Gelukkig heeft zij het meteen in de gaten en pakt de portemonnee terug, die de dief al in zijn broek had gestopt. passagiers beginnen vreselijk op de man te schelden en deze verdwijnt hals over kop de bus uit. Als we bij het museum komen gaat deze bijna dicht en na een siësta van 3½ uur pas weer open. We gaan ergens maar wat drinken. Een oude man komt hele verhalen vertellen, een goede training voor ons Spaans. Hierna slenteren we wat over een markt. Ik koop een enorme en overheerlijke papaya die we met z'n allen opsmikkelen. Als we om drie uur het museum binnen gaan en een foto van een Inca-mummie willen nemen worden onze fototoestellen in beslag genomen. We kunnen ze bij de uitgang wel weer op halen. In het museum zijn allerlei kunstvoorwerpen uit de Incatijd te zien. Vooral waterkruiken. Hele kasten vol. Ook nog in tact zijnde mummies liggen er uitgestald. Tevens is er een erotische kamer, die laat zien dat de Inca's HET ook konden. En goed ook. Als ik vraag waar de volgens het handboek aanwezige schaal­modellen van Machu Picchu en Cuzco staan blijken we in het verkeerde museum te zitten. De andere is enkele blokken verder en heeft ongeveer dezelfde verzameling. Als we de bus terug nemen krijgen we een sightseeing tour door Lima, maar we komen uiteindelijk wel waar we wezen moeten. Op een van de vele marktjes koop ik een Alpaca trui voor ca. ¦19,-. Het kopen was erg komisch, want iedereen bemoeide zich er mee. Een waar familiegebeuren. Een gaatje wordt terplekke dicht gemaakt. We lopen ook even naar de Pan American Highway, die Alaska met Vuur land verbindt. De krottenwijken van Lima zijn hier goed te zien. Ze zijn op de kale dorre bergen rond Lima gebouwd. Er moet zich daar veel leed afspelen. We kunnen er niet naar toe aangezien het daar voor ons levensgevaarlijk is. Logisch, want wij zijn de 'rijken' en als je honger hebt ben je tot alles in staat. 's Avonds hebben we bespreking. Alle dingen als kamperen, koken, de pot etc. worden doorgenomen en reisleider Mike stelt een route voor. De route wordt per week bepaald en kan door de groep gewijzigd worden. De reis is ruim 30.000 km lang en het eerste gedeelte gaat via Pisco, Nazca naar Cuzco waar we de Inca-trail naar Machu Picchu gaan lopen. We eten gezamenlijk bij een chinees en als we afrekenen blijkt er een gerecht teveel te zijn genoteerd welk na lang zoeken wordt opgespoord. Het zal nog wel vaker gebeuren deze reis. Het 'toeristje plukken' is 'in' in deze landen. Na een laatste pilsje is het bedtijd. Ik heb mijn slaapzak maar uit gerold. Het kapokkussen en de wollen dekens zorgen voor hevige allergie aanvallen. Iedereen schijnt er last van te hebben want het is 's avonds een gesnuif van jewelste.

Donderdag 27 oktober - Lima

Na een ijskoude douche (de boiler was al leeg) gaan Anita, Jenneke en ik met de bus naar Miraflores, de wijk van de rijke Peruanen dat gelegen is aan de Stille oceaan. De oceaan ligt ca. 200 meter onder het landniveau, zodat we eerst via een stijl pad naar beneden moeten. Het is ondertussen vrij warm geworden. Het water is daarentegen als gevolg van de Humberto-stroom, die vanaf de Zuidpool stroomt, ijskoud. Na een korte strandwandeling vluchten we de stad weer in, want we beginnen al aardig te verbranden. Miraflores is een moderne wijk, die meer op Rotterdam lijkt dan op Lima. Ik heb nog niet het gevoel aan het andere eind van de wereld te zijn. Na een overheerlijke pizza nemen we een hele luxe bus terug. We rijden echter te ver door en komen terecht op het eindpunt in een voor ons geheel onbekende wijk. We nemen dan maar een andere bus terug en stappen nu wel goed uit. Het was wel 1½ uur nadat we in Miraflores waren opgestapt. We hebben nu wel heel Lima gezien. Lima is buiten het koloniale centrum een oninteressante stad. Vies modern. We lopen nog wat over een grote markt en kopen alle drie de zelfde tas. Nu kan ik al mijn foto en filmrolletjes uit mijn overvolle rugzak kwijt. Er schijnen vandaag rellen te zijn geweest. Stakende leraren zijn met traangas uiteen gedreven. Wij zagen de soldaten met traangasgeweren lopen. 's Avonds gaan we met een tiental naar de James Bond film Octopussy. Velen waren echter zo moe van het vele stappen vandaag dat hele gedeelten snurkend werden doorgebracht.

Vrijdag 28 oktober - Lima

Helaas, we moeten een dag langer in Lima blijven. Balen dus want Lima komt onze strot al uit. Ashraf krijgt nog geld van een Peruaan en hoopt dat vandaag nog rond te krijgen. Mike gaat ook proberen de data van de vliegtickets te verplaatsen. CP-air staat niet toe dat er 2 weken voor of na Pasen gevlogen wordt, terwijl we juist met Pasen terug zijn. Als we terug komen van het ontbijt krijgt de ver achter ons lopende Jenneke (zij weer) te maken met de standaard beroving: Iemand loopt tegen haar aan en een tweede snijdt aan de andere kant haar tas open. Zij heeft het echter weer goed in de gaten en geeft ze geen kans iets uit de tas te halen. Er zit wel een jaap van 20 cm in haar tas. Met z'n vijven lopen we deze morgen wat over de markt. Job is met zijn 2.03 m een ware kermisattractie. Iedereen wijst en lacht hem na. Het is opvallend dat de mensen absoluut niet opdringerig zijn. Nee is nee en als je wat vraagt geven ze antwoord maar prijzen hun artikelen verder niet aan. Op de markt ligt vreselijk goedkope kleding. Lecoste poloshirtjes voor ¦9,- (Nederland ¦90,-) en prachtige Adidas trainingspakken voor ¦22.-. Over een half jaar zal ik er besliste enkele kopen denk ik nog. Pas later hoor ik dat het allemaal nepartikelen zijn.
's Middags ga ik met Job en Joop naar de Fransisco kathedraal. In de catacomben liggen alle groten uit vervlogen tijden begraven. We worden rond geleid door een Engelstalige gids. De kathedraal heeft een flinke klap gekregen van de aardbevingen in 1974. Hele gedeelten zijn ingestort of ingescheurd. De kerk is als alle kerken, overdadig mooi. Ik moet altijd denken aan de mensen die deze kathedraal bekostigd hebben: Arme mensen die hun laatste centen gaven om de kerk er nog protseriger uit te laten zien. Het Vaticaan is voornamelijk opgebouwd van het goud van de uitgemoorde Inca’s. Onder de kathedraal zijn de catacomben. Hier liggen belangrijke en minder belangrijke mensen opgebaard. Archeologen hebben enorm veel graven open gelegd en de beenderen op een hoop gegooid.
Als we 's avonds gaan eten worden we voor de zoveelste maal aangesproken om cocaïne te kopen. We eten in een wat luxere tent. Het eten is prima, maar de bediening verbijsterend. Het duurt een uur voor de bestelling opgenomen wordt en na het eten worden halfvolle glazen weg gehaald, nieuwe mensen al vast naar onze tafel gestuurd en overbodig veel haast met de rekening gemaakt. Op straat is het een drukte van jewelste. Eén of andere feestdag heeft iedereen naar het centrum gelokt en op plaza San Martin worden allerlei festiviteiten georganiseerd. Als we ons met een groepje in het feestgedruis willen storten blijken weinig groepsleden daar nog puf voor te hebben. We zetten op de kamer maar wat muziek cassettes op van Boudewijn de Groot en Simon & Garfunkel en blijven tot 24 uur uit volle borst meezingen.

Zaterdag 29 oktober - Lima naar Pisco

Eindelijk weg! Om zes uur worden we gewekt en pakken onze spullen in. De meesten zien voor het eerst de auto waar we de komende maanden in rond zullen reizen. Het is een Mercedesbus 803 met zelfgemaakte passagiersruimte. De bagage zit onder de stoelen en we zitten dus vrij hoog. Er is ook een cassetterecorder ingebouwd, die erg hard kan. Na een laatste broodje verlaten we om 10 uur het door smog verpestte Lima. Een vuiltje in de benzinetank zorgt er voor dat de auto aanvankelijk niet zo best loopt, maar als we eenmaal op gang zijn loopt hij als een zonnetje en zitten we binnen een uur in de woestijn. Aan onze linker kant prijkt de Andes met zijn hoge kale toppen en rechts kabbelt de oneindige oceaan. Daartussen is het een woestijn waar nog geen grassprietje groeit. Als het af en toe geleidelijk aan wat groener wordt naderen we een rivier. Het landschap veranderd bij de rivier als in toverslag. Akkers, huizen en bomen zijn het resultaat van soms eeuwenoude irrigatiewerkzaamheden.
Vanaf Lima rijdt er een liftster mee. Een Hollandse sociologe van 45 jaar die alleen met haar rugzak op pad is en van plan is een jaar weg te blijven. Ze is via de V.S., Mexico en Venezuela zuidwaarts getrokken en wil dezelfde kant op als wij. Onderweg zien we op de vele kale heuvels allerlei politieke tekeningen en teksten Deze zijn gemaakt door de bovenste donkere bodemlaag weg te halen waardoor de lichte onderlaag voor een groot contrast zorgt.
Als we in Pisco aankomen regelen we eerst een boot waarmee we morgen naar de Balestras eilanden zullen varen. Deze eilanden moeten een waar vogelparadijs zijn. Bij de aanlegsteiger zetten we de tenten op en maken ons klaar voor de eerste kampeernacht aan de stille oceaan. Op het strand ligt het vol met ‘Shell schelpen’ en opvallend veel grote dode krabben en kwallen. Een groep gaat in het dorp eten inslaan. Als ze terug zijn wordt er hout gesprokkeld en een kampvuur aangelegd. Hierop moet vandaag ook gekookt worden aangezien de nippel van de gasbrander zoek is. Er wordt een heerlijke soep klaar gemaakt, die gezellig rond het vuur wordt genuttigd. De stemming zit er nu echt goed in. Het is vandaag best warm geweest, maar nu de avond is gevallen moeten de truien weer opgezocht worden. Als de meesten al naar bed zijn worden reiservaringen uitgewisseld. Vooral Afrika schijnt nog één en al avontuur te zijn.

Zondag 30 oktober  - De Balastras Eilanden

Zoals het hoort op dit soort reizen staan we om 6 uur op. We hebben een boot naar de Balastras eilanden, ook wel de 'Galapagos voor de armen' genoemd, geregeld. Deze eilandjes liggen vlak voor de kust van Pisco. We varen eerst langs half gezonken boten, waarop meeuwen en enorm grote pelikanen even een rustpauze hebben. Een stuk verder varen we langs een grote kunstmestfabriek, die de eeuwenlang opgespaarde vogelpoep tot kunstmest verwerkt (guano genaamd). Als we in de buurt van de eilanden komen, die niets meer zijn dan wat rotsen in de zee, steekt een eerste zeeleeuw zijn kop boven water. Bij de eilandjes is het een waar dierenparadijs. Enorme hoeveelheden pelikanen, meeuwen, Jan van Genten, aalscholvers en zeeleeuwen hebben bezit genomen van de rotsen. De zeeleeuwen kunnen heel dicht benaderd worden, zonder dat ze in het water vluchten. Boven op de rots zit een zwarte gier, familie van de machtige condor, te wachten op een prooi. Hoewel we net iets onder de evenaar zitten zijn hier in dit vogelparadijs ook  pinguïns. Die voelen zich hier in de van de Zuidpool afkomstige ijskoude Humboldtstroom goed thuis. Jan van Genten en aalscholvers vliegen af en aan. Het is opvallend dat de meeuwen hier hagelwit zijn en niet Noordzee-grijs. Als we bijna terug gaan zien we een zeeleeuw die net een grote vis heeft gevangen. Met veel moeite probeert hij de vis het water naar binnen te werken.
Ik probeer hier voor het eerst mijn filmapparaat. Als er niets is fout gegaan heb ik unieke opnamen. Na met volle teugen van dit stukje natuur te hebben genoten varen we terug. We komen eerst langs de bekende tekening in het zand. Het is een ca. 200 m hoge in een zandduin uitgegraven kandelaar. De figuur schijnt iets met de zon te maken te hebben, maar voor de rest is het een groot raadsel. Deze kandelaar is nu al zo lang bewaard gebleven omdat dat het hier nagenoeg niet regent en waait. Het is gemaakt door een onbekende cultuur, de Paracas cultuur genoemd, die ongeveer in het jaar 700 geleefd moet hebben. Ze zijn vooral bekend van hun punthoofden. Bij baby’s werd de schedel, als deze nog week is, met strakke doeken in een punt geforceerd.
Onze gids vaart hierna naar een zeldzame flamingokolonie. Het zijn er niet veel maar hun kleuren zijn prachtig. Flamingo's zijn zo zeldzaam hier in Zuid-Amerika dat hun broedgebied in de Andes nu verboden gebied is en foto's van deze vogels vrij zeldzaam zijn.
Als we terug zijn wordt er een teil muesli klaar gemaakt voor de 5-daagse voettocht naar Machu Picchu de volgende week. Hopelijk is het genoeg voor iedereen. Hierna rijden we verder naar Nazca. Onderweg zetten we Riet, de lifters, af in Ica. Ze geloofd in vliegende schotels en in Ica moeten er een paar geland zijn. Ze reist ons na naar Nazca en is van plan met ons de Inca trail te lopen. Onderweg is het zand, zand en nog eens zand. Dat een land zo dor en kaal kan zijn. Na verloop van tijd rijden we de lagere flanken van de Andes op. Ook deze zijn kaal, maar de ruige rotspartijen en valleien zijn meer dan prachtig. Als we een fotostop hebben blijkt de dieseltank door een lekke tankdop snel leeg te lopen. Er moeten nieuwe doppen komen maar dat kan wel in Cuzco, want als de tank niet geheel vol is stopt het lekken vanzelf. De stemming in de auto is opperbest. Op de muziek van Boudewijn de Groot wordt massaal mee gezongen.
Vlak voor we bij Nazca aankomen stoppen we bij een uitkijktoren langs de weg. Hier zien we onze eerste twee figuren van de bekende Nazca lijnen. Eén figuur is goed te zien, maar de tweede is half door de snelweg verwoest. De Duitse Maria Reiche heeft tientallen jaren deze mysterieuze lijnen van de onbekende cultuur bestudeerd. Zij ontdekte de samenhang tussen de zon, jaargetijden en sterren met de soms honderden meters grote figuren. De figuren liggen allemaal in dezelfde vallei en zijn precies op elkaar afgesteld. De theorie is dat dit alleen gebeurd kan zijn als men het vanaf grote hoogte zou coördineren. Zouden de mensen hier in het jaar 700 al de beschikking gehad hebben over hete luchtballonnen? Het is dus niet gek dat men de soms kilometer uit elkaar liggende tekens aanvankelijk voor een landingsbaan voor buitenaardse wezens hield. Tegenwoordig houdt men het op een zeer ingenieuze religieuze kalender van een hoogstaande beschaving die door de Inca’s om zeep is geholpen. We zijn eerder geadviseerd naar een lezing van Maria Reiche te gaan, maar ze bleek in 1981 al te zijn overleden.
In Nazca rijden we naar het vliegveld om voor morgen een vliegtuig te huren om de lijnen vanaf grote hoogte te kunnen bekijken. De prijs bedraagt $30,-. Dat vind ik te veel voor ½ uurtje vliegen. Vanaf de uitkijktoren heb ik ook een goede indruk van de lijnen gekregen. Elf anderen besluiten het wel te doen, zodat we toch kunnen kamperen op het terrein van het vliegveld. Douche en zelfs een zwembad zijn aanwezig. We nemen meteen een duik. Het is erg heet geweest vandaag en het water is een verademing.
Als het donker wordt is het meteen steenkoud. Dat merken we pas als we uit het zwembad komen.
's Avonds eten we in het dorpje Nazca. Het is druk op straat vanwege een processie. Ik eet een gebakken visje en slenter wat over het gezellige plein. Hierna moet ik een uurtje op de auto passen. Dit is een werkje dat beslist gedaan moet worden. Zonder bewaking ben je binnen enkele minuten je halve auto kwijt. Ik schrijf wat in mijn dagboek, iets wat heel wat uurtjes in beslag neemt. Als we 's avonds een biertje halen zet Mike een grote kikker op tafel, die spontaan begint te springen. Barbera en Anita schrikken zich rot en zetten het op een lopen, uiteraard tot groot vermaak van de rest.

Maandag 31 oktober - Nazca naar Chala

De meesten (11) van de groep hebben vanochtend over de Nazcalijnen gevlogen. Iedereen was verrukt over de vlucht. De derde groep heeft zelfs een tijdje achter een condor aan gevlogen. Als iedereen terug is wordt er nog een laatste duik in het zwembad genomen. We willen in het dorp nog 'even' geld wisselen. Zo vlot als het in Lima ging zo traag gaat het hier. Lange formulieren moeten getypt, gestempeld, berekend en nagerekend worden. Kortom, we vertrekken pas na twaalven. Het lange wachten heeft wel een voordeel. We komen er nu op tijd achter dat de weg naar Cuzco via Ajacucho niet open is. De al jarenlange verzetshaard bij Ajacucho (‘Lichtend pad”) heeft zich uitgebreid en de weg naar Cuzco is niet meer in regeringshanden. We moeten nu via Arequipa, een omweg van 500 km.
De auto heeft vandaag last van stuipjes. Een lekke band, verstopt filter en rem moeilijkheden zorgen er voor dat we niet verder komen dan het godverlaten vissersdorpje Chala. Hier komen doorgaans geen toeristen en we zijn een ware bezienswaardigheid. De omgeving is nog steeds meer dan prachtig. Het dorp ligt op een uitloper van de Andes aan zee. De ruwe zee en enorme hoogteverschillen zorgen voor een prachtig uitzicht. Na het eten rijden we een stukje buiten het dorp en zoeken in het donker een geschikte plaats om te kamperen. Bij het opzetten van de tent raken er wat zakken door elkaar en het is een hele bedoeling de juiste tentdelen bij elkaar te vinden. Na een laatste slok gezamenlijk gekochte rum vallen we vermoeid in slaap.

Dinsdag 1 november - Chala naar Areguipa

We staan vroeg op. Het is no 400 kilometer naar Arequipa over geaccidenteerd terrein. Als ik een zoet broodje eet wordt ik weer strondmisselijk. Ik moet van die gore broodjes af blijven, maar er is voor de rest niet veel te eten en een lege maag is ook niet alles. We rijden vandaag weer door een schitterend landschap, dat steeds bergachtiger wordt. Soms rijden we op enkele honderden meters boven de Stille Oceaan om vervolgens weer steil omlaag te duiken. Halverwege de weg naar Arequipa is het landschap bezaaid met veel grote en kleine cactussen.
In de bus wordt er voor het eerst gekaart (troepen) en niet zonder commentaar mijn bandje van de Veulpoepers gedraaid. Plotseling houdt het dorre landschap op. Groene velden en frisse bomen in een mooie vallei kondigen aan dat we Arequipa naderen. Deze tweede stad van Peru ligt op 2380 meter hoogte. Hij wordt bewaakt door de 5850 meter hoge vulkaan El Misti en het Andes gebergte met twee toppen van respectievelijk 6100 en 5650 meter hoog. We hebben al snel een slaapplaats en het geluk dat de auto gestald kan worden, zodat hij vannacht niet bewaakt behoeft te worden. In hotel Excelsior deel ik de kamer met Carine, Margriet en Job. Job's bed is veel te klein en zijn voeten steken 20 cm uit. Het hotel ligt vlak bij het prachtige Plaza de Armas, het centrale plein met koloniale bouwwerken er om heen en in het midden een met palmen omringde fontein. Na het eten gaan we met z'n zessen voor het eerst naar een disco. Het is een luxe tent, waar een soort bioscoop stemming heerst. Pikkedonker en een man met zaklantaarn die je naar een plaats loodst. De  muziek is echter uitstekend. Rock & Roll, disco, rustige dansmuziek en Zuid-Amerikaanse samba zorgen er voor dat we pas om half één, moe gedanst maar voldaan na al dat zitten in de bus, naar het hotel terug gaan. Hier borrelen we tot 2:45 nog wat na met Barbara en Evelien.

Woensdag 2 november - Arequipa

Om 7 uur zijn we al wakker. De macht der gewoonte. Even later wordt er op de deur geklopt. Het is de eigenaar die zegt van de politie klachten te hebben ontvangen over de te drogen hangende slipjes op ons balkon. Lachend halen we ze dan naar binnen. Na een koude douche (als je warm water wilt hebben moet je een stroomschakelaar omzetten die de hele badkamer onder stroom zet) gaan we wat eten. Ik neem twee broodjes kaas, maar de kaas is zo zout dat mijn tong er schraal van wordt. Als wij eten komen er regelmatig kleine kinderen langs in de meest armoedige kleding. Vaak geven we ze wat te eten en soms laten we ze aan tafel mee eten. Hier in Peru zijn geen sociale voorzieningen en als je arm bent is het moeilijk in leven te blijven. Onderling zijn de Peruanen best sociaal. Bedelaars halen genoeg op om in leven te blijven en de armoedige kinderen, in hun gescheurde afgedragen kleding, krijgen vaak een gratis broodje of ijsje. Arequipa heeft geen hoge gebouwen aangezien het in een gebied ligt waar veel aardbevingen voorkomen en laagbouw dus veel veiliger is.
Vandaag bezoeken we het Santa Catalina klooster. Rijken konden hier voor hun oudste dochter  een plekje kopen om de Here te dienen. Iedere non nam twee werksters mee, die voor haar moesten koken en wassen. Het complex is erg groot en verrassend in zijn eenvoud. Het is een stad in een stad. De bewoners mochten er niet uit en buitenstaanders mochten er ook niet in. Ze mochten elkaar niet eens zien.
De inkopen werden gedaan door ‘buitenstaanders’ en kwam via een luik naar binnen, om maar geen contact met de buitenwereld te hebben. We krijgen een goede rondleiding van een Duitssprekende Peruaanse, die de vele absurditeiten van het klooster vertelt alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Zo vertelde ze naast het 'doorgeefluikverhaal' dat aankomende nonnen een grote smak geld als bruidsschat mee moesten nemen (2400 zilverlingen, omgerekend $150.000, want ze trouwden met God) en dat hele gelovige nonnen zich lieten inmetselen om de Here nog beter te dienen. In 1972 zijn de poorten geopend voor bezoekers en het handjevol nonnen dat er nu nog woont is ergens in een hoekje van het complex weg gestopt. Ze verdienen nu de kost met het maken van speelgoed en mogen tegenwoordig wel de poort uit.
Terug in het hotel doe ik even de was. Als die maar droog is vanavond. Hierna slenter ik met een groepje wat over de drukke markt. Het is een typisch Peruaanse markt met indiaanse vrouwen in de fraaiste kleuren. Bij een kraampje nemen we overheerlijke hete broodjes en met Mike koop ik samen een grote ananas. We vinden zowaar ook een stuk Hollandse kaas. Dat is wat anders dan die zoute troep die we tot nog toe voorgeschoteld krijgen.
Als we 's avonds met de groep willen eten lopen we eerst naar de tent van gisteravond. Sommigen vinden de herrie van kaarters en dobbelaars in de aangrenzende ruimte te erg en na veel gedoe wordt de groep gesplitst. Sommigen gaan terug naar het hotel en anderen naar de 'herrietent'. Met Barbara en Mike ga ik naar een pizzatent. De pizza smaakt heerlijk en het is gezellig. We nemen nog twee Cuba libres (cola rum) en gaan terug naar het hotel. Daar verdelen we de ananas en maken ons op voor de zware tocht van de komende dagen naar Cuzxo.

Donderdag 3 november  - Arequipa naar Chivay

Zoals het nu al de gewoonte is staan we al voor zessen op. Nadat de spullen ingeladen zijn zoeken we een door Riet ontdekt vegetarisch restaurantje op. We nemen daar een overheerlijk bord muesli met rozenbottelthee. Betrekkelijk laat (8.30) gaan we op stap. Het is een hele toer Arequipa uit te komen. Als we denken de weg gevonden te hebben blijken we na een uur compleet de andere kant op te rijden. Terug naar Arequipa dan maar weer. Als we eindelijk goed zitten is het meteen klimmen. We moeten tussen de twee 6000 meter hoge toppen door en komen dan uit bij een  4000 meter hoge pas. Het landschap verandert geleidelijk. De kale zandsteenbergen zijn eerst met cactussen en later met kleine struiken begroeid. Het is een ruig landschap en er moeten diverse passen genomen worden. Als we boven de 5000 m komen vallen de eerste slachtoffers van de beruchte hoogteziekte coroche. Misselijkheid en enorme hoofdpijn zijn de symptomen van deze door zuurstofgebrek veroorzaakte ziekte. Als we een tijdje rijden zien we drie vicunas lopen. Dit zijn de enige nog in het wild levende lama-achtigen. Ze zijn beschermd en in Peru vrij zeldzaam. Het is zelfs verboden het wol van de vicuña te verhandelen. Een stukje verder zijn ook de eerste lama's en alpaca's te zien. Hierbij zijn altijd wat in fraaie kledij gestoken indianen aanwezig. Deze wonen in lemen hutjes.
Elk hutje heeft een stenen omheining. Ze leven van hun dieren (lama's, alpaca's geiten en varkens) en de opbrengst van de eigen 'moestuin'. Ze zijn dus helemaal selfsupporting. Het begint behoorlijk koud te worden en als we in het dorpje Chivay er even uit gaan moeten de dikke truien aan getrokken worden. In het hele dorp is geen café of restaurant te vinden en lopen we wat doelloos rond. Wel wordt er een pond cocabladeren ingeslagen. Deze hebben een stimulerende werking zouden moeten helpen tegen de hoogteziekte. De indianen verdrijven er ook hun honger mee. Papillon (van het boek) heeft dagen door het oerwoud gerend zonder eten en moe te worden door de hele tijd op cocabladeren te kauwen. Van cocabladeren kan echter ook de beruchte drug cocaïne gemaakt worden. Pogingen van de USA om de teelt van cocaplanten in Zuid-Amerika aan banden te leggen hebben nog niets geleverd. Cocabladeren zijn hier een eerste levensbehoefte. Alleen als je de mensen hier fundamentele levensbehoeften kunt bieden is misschien in de verre toekomst het gebruik van coca overbodig. Zolang de USA echter alleen denkt aan de eigen drugproblemen en onderdrukkende regimes steunt zullen de mensen hier coca blijven verbouwen.
Als Joop en ik nog even een rondje lopen, stappen we bij een voetbalclub naar binnen. Het is er vrij druk en in de kantine zijn de meesten stomdronken. We komen al snel aan de praat en krijgen een biertje aangeboden. Ik snap van al dat Spaans (nog) geen snars, maar Joop die al eerder in Peru is geweest, vertaalt het nodige. Een dronken oude man probeert zijn knappe dochter Cecile uit te huwelijken. We doen maar alsof we het niet begrijpen om een pijnlijke situatie te voorkomen.
We rijden met de auto nog wat door en als het om 18:00 donker wordt stopen we op een plekje waar we wild kamperen. Het is ongeveer 4.000 meter hoog en bijna iedereen heeft last van de hoogteziekte. Sommigen proberen met het pruimen van de smerige coca de koppijn te verdrijven, maar het lijkt weinig te helpen. Heleen en Carine moeten haast bewusteloos de tent in gedragen worden.
Het is vreselijk koud als we de tenten op zijn. Als we net in de tent liggen staat er ineens een man te paard aan de rand van het kamp te schreeuwen. Hij zegt de baas te zijn van het stukje land en dat we weg moeten. Hij is echter zo stoned als een garnaal en laten hem maar lekker lullen. Als hij eindelijk weg is komt hij hierna gelukkig niet meer terug. Ik heb vandaag bij het passeren van de bijna 5.000 meter hoge passen weinig last gehad van de hoogte. Desondanks wordt ik hier plotseling misselijk en ga over mijn nek. Mijn aandeel in het vruchtbaar maken van de dorre hoogvlakte is geleverd. Ik voel me daarna wel een stuk beter, maar de opkomende hoofdpijn en de kou zorgen er voor dat ik vannacht geen oog dicht doe. Tegen de ochtend heeft het gevroren. Op de stilstaande stukjes van de beek staat ijs.

Vrijdag 4 november  - Chivay naar Cuzco

Om zes uur kan ik eindelijk uit bed en na me te hebben gewassen in het ijskoude water van het naast het kamp lopende stroompje voel ik me weer boven Jan. De meeste zieken voelen zich ook weer een stuk beter als gisteravond en na een bak koffie is de tijd weer aangebroken om van de omgeving te genieten. Als we weer op weg zijn zien we weer veel lama's en alpaca's. Ook vliegen er drie prachtige sneeuwganzen over. Het is erg stoffig in de auto. Binnen de minuut is mijn net schoon gemaakte bril weer bedekt met een dikke laag stof. Al dat stof werkt ook op de ademhaling. Je neus zit constant dicht.
Als we een uurtje gereden hebben komen we 'in het midden van niets' een indianenmarkt tegen. Ze zijn in de fraaiste kleding gestoken. Soms dragen ze wel 7 fel gekleurde rokken over elkaar. Ik probeer een 'Andespet' te kopen maar tot mijn verrassing hebben ze die niet liggen. Ze hebben er wel allemaal eentje op! Ik voel me hier net de rijke toerist die hooghartig wat fotootjes komt nemen. Geen prettig gevoel. De mensen reageren laconiek op onze aanwezigheid. Er zullen  hier wel niet zoveel buitenlanders komen. Deze route is dan ook verre van gebruikelijk. Als we verder rijden komen we langs een tinmijn. Veel formaliteiten en het verbod foto's te maken doen ons veel beloven, maar behalve de vele mijnwerkers en hun opvallend comfortabele huizen is er niet veel te zien. Als Lex voor de zoveelste maal de weg vraagt (In Peru zijn verkeersborden onbekend) komt hij in contact met een Zuid Afrikaan die manager is van het grootste irrigatiewerk ter wereld. Ze zijn hier al vier jaar bezig en over 1½ jaar is de enorme stuwdam gereed. Via soms 400 km lange kanalen worden grote delen van de ontoegankelijke Andes bereikt en kunnen vervolgens in cultuur worden gebracht. De man geeft ons een zelf gemaakte kaart van de weg naar Cuzco, die veel gedetailleerder is dan de onze en ons een veel zoeken moet besparen. Hij raadt ons tevens een prachtige wildkampeerplaats aan in de buurt van een meer dat op ca. 3500 m ligt.
We zijn al om 13 uur in Jouri, de plaats waar we volgens de planning pas tegen de avond zouden zijn. Hier eten we wat  en Joop raakt voor de eerste maal wat kleren kwijt uit zijn 'Joop-zakken'. Een indiaanse vrouw met kind kan niet geloven dat al die kleren gratis zijn en wil ze terug geven  omdat ze niets heeft om te betalen of ruilen. Na lang praten accepteert ze de kleren met grote bolle ogen van ongeloof. We besluiten door te rijden naar het meer en daar te beslissen of we daar kamperen dan wel door rijden naar Cuzco. De weg is erg slecht en we moeten ook nog over een pas van 4700 meter zodat we pas tegen donker bij het meer aankomen.
De ‘helft plus één wil helaas door rijden naar Cuzco. Men slaapt liever in een hotelbed dan in de vrije natuur. Liftster Riet, die uiteraard geen stemrecht heeft, was met veel kabaal voor doorrijden. De afspraak om niet in het donker te rijden wordt grof geschonden en we vervolgen met een doodvermoeide chauffeur langs diepe afgronden onze weg. Onverantwoord en doodzonde van de geweldige kampeerplek.
Het zou nog zo'n 3 uur rijden zijn. Op verschillende plekken is een brug door een aardbeving verwoest en moeten wij door het water naar de andere kant. Eenmaal is de oever zo hoog en lijkt het water zo diep dat we lang bezig zijn uit te zoeken of we wel naar de overkant kunnen. Uiteindelijk lukt het.
Als we even bij een T-splitsing kijken waar we heen moeten vragen twee agenten of ze mee mogen. Hoewel sommigen, waaronder ik fel tegen zijn om deze impopulaire lieden mee te nemen, gaan ze uiteindelijk toch mee. De fanatieke koppen doet vermoeden dat ze veel op hun kerfstok hebben.
Als we in de buurt van Cuzco komen merken we dat we wat lagen zitten. Op een enkeling na is iedereen van de hoofdpijn af. In de verte onweert het. De bliksem doet het hele dal oplichten. Het lijkt wel oorlog.
Nadat we de agenten gelost hebben stuiteren we verder en komen iets na middernacht aan in Cuzco. We hebben 6 uur doorgereden! Het begint erg irritant te worden dat dezelfde ‘helft plus één’ van de groep ‘democratisch’ overal hun zin in krijgt. Zal helaas niet de laatste keer zijn.
We zijn in het centrum van Cuzco, de vroegere hoofdstad van de legendarische Inca's. Het centrale plein is verlaten en het is een wonder dat Mike na lang zoeken nog een hotel vindt, al zijn er slechts 15 bedden beschikbaar. In eerste instantie moeten er dan ook mensen, waaronder ik, in de auto slapen. Uiteindelijk gaat Lex toch een veilige parkeerplaats zoeken voor de auto, zodat ik alsnog een slaapplaats moet zoeken in het hotel. In een vierpersoonskamer schuif ik nog als zesde bij. Twee bedden naast elkaar en samen met Job en Joop in bed. Tegenover ons liggen Barbara en Margriet ook samen in een bed. Terwijl buiten gevochten wordt zijn wij door de gekke slaapsituatie erg melig. We hadden zo de slappe lach dat we zelfs dubbel lagen om de volgende flauwe mop: Een Belg had twee kippen, een witte en een eend. Al met al gingen we pas om 2.30 slapen. Dit ondanks de herrie van de disco aan de overkant.

Zaterdag 5 november - Cuzco

Om 8.30 op, voor de eerste maal sinds Lima zo laat opgestaan. Alle spullen zitten onder het stof. De bak achterin is niet stofvrij te houden. Hoe zal dat zijn met regen. We zijn dus in Cuzco, de vroegere hoofdstad der Inca's. Even wat over deze Inca's.

De Inca's
De Inca's zijn een indianenstam die oorspronkelijk uit het Amazonegebied komen. Als minderheidsgroepering vestigden ze zich tussen drie half geciviliseerde volkeren in de Andes. Deze stamden af van drie 'goddelijke broers' en om er bij te horen bedachten ze de vierde broer, Manco Kapac. Langzaam infiltreerden ze zich in de andere drie stammen en verzamelden steeds meer macht. Uiteindelijk wisten ze de andere stammen te onderwerpen. De Inca’s breidden hun gebied snel uit en nadat ze de hoog ontwikkelde stad Chan-Chan na een tienjarige belegering hadden veroverd namen ze naast de bezittingen ook de kennis van deze Chimu-indianen over. Zo werden de Inca’s de machtigste stam van Zuid Amerika. Alhoewel ze geen schrift hadden waren ze hoog ontwikkeld. Zo konden ze bijvoorbeeld hersenoperaties uitvoeren en is hun bouwkunst uniek. Stenen werden zo geslepen dat ze precies en zonder cement in elkaar passen. De Inca's waren ook berucht om hun wreedheid. Overwonnen stammen werden bloedig van leiders en godsdienst ontdaan en werden als slaven verplicht zonnetempels te bouwen. In 1526 was het Inca-rijk op zijn hoogtepunt. Keizer Wayna Kapac had de grenzen flink verlegd. Deze liepen van Colombia naar Chili over een lengte van 4000 km. Het einde van het imperium voltrok zich even snel als ongelofelijk. Eerst heerste er een pokkenepidemie die 200.000 levens eiste, inclusief die van de keizer. De machtsstrijd tussen de broers Atahualpa (vanuit Quito) en Huascar (vanuit Cuzco) verdeelde en verzwakte het rijk zo dat de in 1532 nabij Tumbes gelande Spanjaard Pizarro met slechts 180 soldaten het hele Inca-rijk op sluwe wijze kon veroveren. In 1534 werd bij Ollantaytambo de beslissende slag door Pizarro gewonnen. De overwonnen keizer Manco II wist te vluchten en heeft jaren een guerrilla oorlog gevoerd, mogelijk vanuit de pas in 1912 herontdekte stad Machu Picchu. Naar deze stad hebben de Spanjaarden lang gezocht maar nooit gevonden. De Spanjaarden waren vooral uit op het vele goud van de Inca's. Volgens de legenden moet Cuzco eens met goud geplaveid zijn geweest.

We hebben weer dicht bij het Plaza de Armas geslapen. Elke stad heeft zijn Plaza de Armas. Dit is het centrale plein met meestal een fontein en er omheen de belangrijke gebouwen van de stad waaronder de kerk. Als we door de stad lopen zien we de bekende Inca-funderingen. De Inca's hebben de stenen zo uitgezocht en bewerkt dat ze precies in elkaar passen en zo een stevige muur vormen. De Spanjaarden, die Cuzco geheel hebben verwoest, bouwden hun huizen op de onverwoestbare funderingen. De stenen zijn zo precies op maat gemaakt dat sommigen in plaats van de  4 normale hoeken er wel meer dan 10 hebben. Er is er zelfs één met 12 hoeken. In een winkel zie ik een mooi schaakspel. Het stelt in stenen figuren de Spanjaarden tegen de Inca's voor. Het is echter erg zwaar en volgens Joop zijn er in heel Zuid-Amerika mooie spellen te koop.
Na een heerlijke Jugo, een enorme vaas vruchtensap, gaan we met z'n vijven op zoek naar de beroemde  12-hoekige steen. We komen alleen niet ver. Job, die zijn trui in Chivay vergeten is, wil een nieuwe kopen. Hij heeft het echter met zijn lengte erg moeilijk en roept steeds geïrriteerd 'grande colour', waarmee hij aan wil geven een grote gekleurde trui te willen. Die zijn er dus niet. We verdoen hiermee nogal wat tijd en als de vrouwen een marktje ontdekken kunnen we het helemaal schudden. Als het gaat regenen gaan we terug naar het hotel. Hier aangekomen breekt de hel los. Onweer vlak boven ons hoofd en enorme hagelstenen doen ons vrezen voor de komende tocht naar Machu Picchu. Vanochtend werden we nog geroosterd door de zon. Hoewel Peru door de enorm toegenomen criminaliteit 40% minder toeristen binnen krijgt stikt het in Cuzco van de blanken. De indianen lijken het hier beter te hebben als elders in Peru. Je wordt wel eerder aangeklampt dan elders. Vast het gevolg van de toeristenindustrie. Voor het eerst merken we pas echt dat we in een Andesland zijn. Overal komt de vrolijke Andesmuziek. Met Job en Joop zoek ik een gezellig eethuisje. Aanvankelijk komen we niet verder dan polleria's (kip-zaken) en Mac Donalds. Als we in een achterafstraatje muziek horen blijkt er in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen een bandje te spelen. Het was een hele gezellige toestand en wij duiken een aangrenzende pizzeria in. Voor 4 gulden nemen we een grote en in Nederland niet te overtreffen pizza. Lekker eten en een leuke bandje voor de deur, wat wil je nog meer!

Zondag 6 november   Pisac

Iedereen heeft zich vanmorgen verslapen. Om vroeg op de markt van Pisac te zijn hadden we om 6.30 weg moeten rijden. Liftster Riet moet ons echter om 6.40 wekken. Als iedereen bovendien eerst nog wil eten in een restaurant is het al 9 uur als we vertrekken. Onderweg proberen we nog illegaal een Incatempel in te komen door met de auto achter door te rijden, maar een wachter heeft ons door en probeert ons alsnog een kaart van f15,- aan te smeren.
In Pisac aankomen gaan we direct naar de beroemde zondagsmarkt. Er is nog niet veel te doen. De al talrijke toeristen filmen en fotograferen zeer gênant de traditioneel geklede bevolking. Een Amerikaan staat met een enorme camera een halve meter voor een vrouw om haar ongevraagd te filmen. Walgelijk. De indianen zijn anders gekleed dan in andere steden. De vrouwen hebben naast de aparte kleding een 'versierde cakevorm' op het hoofd. Als ik met Joop een beetje gelaten over de markt slenter loopt er een armoedig jongetje met ons mee. We trakteren hem op een puddinkje en een ijsje. Een goed moment om bij de auto Joop's toverzak met kleren te voorschijn te halen. De jongen wordt ter plekke een nieuwe garderobe aangemeten! Als we vragen of hij nog broertjes of zusjes heeft, neemt hij ons mee naar huis. Hij woont in een vreselijk armoedig huis van leem. De vloer bestaat uit modder, bedden hebben ze niet en het gezin slaapt op kleden die op de grond zijn gelegd. Het knulletje heeft twee broertjes en drie zusjes. Zijn moeder is 28 jaar en vader is weg gelopen. Ze hebben bij wijze van spreken geen broek aan de kont. We halen uit de auto een hele zak kleding en alle kinderen krijgen nieuwe broeken, truien, sokken en blouses. Hierna trakteren we op een rondje limonade. Als dank krijgen wij een aardewerken asbak en beeld.
We lopen hierna met de knul nog wat over de nu volop actieve markt. Nadat we het jongetje nieuwe schoenen van oude autobanden hebben gegeven vervolgen we onze weg naar Ollantaytambo. Vanuit deze plaats gaan we de Inca-trail naar Machu Picchu doen. Ollantaytambo is een gezellig klein plaatsje, omgeven door enorme Andespieken en gelegen aan de prachtige wilde rivier de Urubamba. Deze plaats ligt zo mooi dat sommige reizigers hier lang blijven of zich zelfs vestigen. Bij een paar Canadezen, die zich hier gesetteld hebben overnachten we. Ik heb een enorme kamer, waarin maar twee bedden staan. Op het balkon heb je uitzicht over de enorm steile Andespunten en de snel stromende Urubamba rivier. De kamer grenst aan een Wildwest aandoend stationnetje, waar de trein richting Machu Picchu een tussenstop maakt.
Hoewel we een kampeervakantie hebben geboekt, is daar tot dusverre weinig van te merken. Het wordt als maar luxer. 's Avonds nemen we zelfs de sauna. De sauna is een houten hok over een beekje. Met dit watermoet je je afkoelen. De sauna wordt opgestookt met hout. De toilet is ook bijzonder. Boven hetzelfde riviertje is een keurige wc-bril gemaakt. Doortrekken is dus overbodig. Het ligt gelukkig aan de goede kant van de sauna! 's Avonds eten we met z'n allen in een gezellig ogend restaurant. Ze hebben echter niet veel (zelfs geen rijst) en zes mensen die zich niet aan kunnen passen verlaten met veel kabaal de tent. Ik vind het arrogant in een land waar mensen dood gaan van de honger kwaad weg te lopen omdat ze niet precies hebben wat je westerse maag verlangt. Met de rest hebben we een hele gezellige avond. De alleenstaande kok heeft drie uur nodig alle gerechten klaar te maken. Vast een topavond voor hem. Om 22.30 wordt in het kader van de bezuinigingen de stroom van het hele dorp afgesneden, zodat alles met kaarslicht moet worden verlicht.

Maandag 7 november  - Ollantaytambo

Als ik uit het raam kijk en een man te paard over het woeste terrein zie lopen denk ik in een western beland te zijn. Door de vrouwen met handelswaar op de spoorrails lijkt het net Mexico uit de vorige eeuw. We bezoeken vandaag de zonnetempel. Het is een stevige klim in de brandende zon. Via allerlei terrassen kom je boven in de tempel. Enorme rotsblokken zijn daar opgestapeld en niemand weet hoe ze hier ooit gekomen zijn. In 1536 wisten de Inca's hier stand te houden tegen Pizarro's leger. Om er in te komen moeten we een pas Partout kopen van 10.650 soles. Dit gekke bedrag roept natuurlijk om wisselproblemen, vooral als er geen wisselgeld voorhanden is. Het duurt dan ook een hele tijd eer iedereen betaald heeft. Tegenover de zonnetempel ligt hoog tegen de rotsen de uitgehouwen Inca universiteit. Het is niet duidelijk hoe je er kan komen. Vlak naast de universiteit houdt een eveneens uitgehouwen gezicht de wacht over het Urubamba vallei. Als we terug zijn kopen we de laatste etenswaren voor de Inca-trek. Ik kan me niet beheersen en koop een grote voorraad snoep. Bedelende kinderen doen deze voorraad echter snel slinken. Terug in het hotel blijkt Lex een ongeluk te hebben gehad. Hij is met behulp van een aanwezige kabel over de Urubamba geklauterd. Na een wandeling aan de andere zijde kreeg hij bij het terug klauteren halverwege kramp. Met een laatste krachtsinspanning wist hij verder te klimmen tot boven de rotsen, maar viel daar uitgeput enkele meters omlaag. Met wat schaafwonden en een dikke enkel komt hij er bijzonder goed vanaf. Voor het zelfde geld was hij in de rivier gevallen en voorlopig niet meer gevonden.

Dinsdag 8 november - Inca trail naar Machu Picchu 1e dag

Vandaag gaan we starten met de befaamde Inca-trail, de wandeling van 4 dagen door de bergen naar Machu Picchu. Alle spullen die we niet nodig hebben worden in een kamer opgeslagen. Het eten en de tenten worden over de lopers verdeeld. Het rantsoen bestaat deze dagen uit een zakje muesli, haver, noten, gedroogde vruchten en melkpoeder.
Nadat we de beschikbare plattegrond over hebben getekend stappen we om 8:30 in de trein richting Machu Picchu. We rijden een stukje mee tot ‘kilometer paal 88’, het officiële begin van de Inca trail.
We hebben 1e klas kaartjes gekocht, maar als de overvolle trein aan komt hebben we geen idee waar we in moeten stappen. Even later zitten we als mieren opgepropt in de derde klas tussen de Peruanen. De trein is stampvol. Je kunt je nauwelijks bewegen. Desondanks banen de verkopers zich een weg door de trein. Af en toe wordt er een por uitdelend om er door te kunnen.
De hele groep loopt de trail, ondanks het feit dat het de afgelopen dagen flink geregend en gehageld heeft. De vorige reis hebben slechts drie mensen de tocht gelopen. Om zo min mogelijk bagage te hebben slaapt iedereen (behalve Joop en ik) met zijn drieën in een tent. Ook zijn er zakken coca bladeren ingekocht om de vermoeidheid tegen te gaan.
Als we bij kilometerpaal 88 (het stationnetje heeft geen naam en ligt op 88 km van Cuzco) uitstappen is het erg warm en er is gelukkig nog geen spoor te zien van de verwachte regen. Met ongeveer 10 kilogram op de rug beginnen we om 9.30 aan de tocht. Het eerste stuk gaat over licht glooiend terrein door de bossen. Beneden stroomt de bruine Urubamba, die we na een half uur gedag zeggen om hem over een paar dagen weer bij Machu Picchu te begroeten. De Urubamba geldt officieus als het begin van de Amazone-rivier die duizenden kilometers verder in de Atlantische oceaan uitmondt en daar 70 kilometer breed is. Na een stevige wandeling, waarbij we regelmatig rust nemen om te genieten van de natuur, komen we bij een paar stenen indiaanse huisjes. Deze mensen leven nog als ettelijke jaren geleden. Wij denken aanvankelijk dat het de in de buurt zijnde Inca ruïnes zijn. Het bos wordt hierna steeds dichter en we moeten meerdere keren de Cusichaca rivier, een zijtak van de Urubamba, over steken. Naarmate de tocht vordert beginnen we de rugzak meer en meer te voelen. Bij klimmetjes in deze hitte is het soms behoorlijk afzien. Gelukkig zijn er stroompjes zat en we drinken ons dan ook klem aan het heerlijke ijskoude water. Gemene steekvliegen prikken er lustig op los en veroorzaken flinke bulten.
Rond drie uur bereiken we onze eerste overnachtingsplaats, 'The forks'. Het is een enigszins schuin lopend grasveldje, midden in het bos aan een glashelder beekje. Het ligt op een hoogte van 3200 meter, maar zolang de zon schijnt is het heerlijk warm. We maken voor het eerst de maaltijd klaar. De muesli is niet te kanen, maar met vis er door smaakt deze 'muesli a la Picchu' best lekker. Jenneke, die de trail op teenslippers wilde lopen, heeft het niet gehaald en is terug. We zijn nu nog met z’n negentienen, inclusief liftster Riet.
We zijn behoorlijk moe na deze eerste dag die als makkelijk te boek staat. Een paar minuten rust in deze omgeving doet echter wonderen. Op de overnachtingsplaats lopen varkens rond, die van de kampeerplek een ‘zwijnenstal’ hebben gemaakt. Goed oppassen dat je niet in de derrie trapt. We krijgen ook nog gezelschap van twee ezels en tegen de avond komt ook een gevaarlijk ogende stier poolshoogte nemen. Met een aangelegd kampvuurtje en het zingen van liedjes houden we de beesten op afstand. Na een wasbeurt in het ijskoude water gaan we moe maar voldaan naar bed.

Woensdag 9 november - Inca trail naar Machu Picchu 2e dag

De tweede dag is op papier de zwaarste. Er moet in ongeveer vijf uur een pas van 4200 meter worden bedwongen. Iedereen houdt zijn eigen tempo aan zodat de groep al snel uiteen valt in kleine groepjes. Riet, de liftster , had het gisteren erg zwaar en probeert mensen te vinden die met haar een ezel willen huren om de bagage te dragen. Dit lukt niet en nijdig gaat ze op pad. Met al die extra adrenaline in haar bloed van kwaadheid komt ze als eerste boven! Vandaag loop ik op met tentgenoot Joop, Barbara en Anita. De eerste kilometer doen we in twee uur, evenveel als de kaart aan geeft. We rusten veel want Barbara zit al snel stuk. De eerste kilometers gaan nog steeds door het bos. We zien hier de eerste kolibries. De eerste die we zien lijkt net een grote hommel. We worden even opgehouden door enthousiast meelopende koeien, die midden op het smalle pad blijven grazen. Na twee uur komen we boven de boomgrens. Hier zien we de eerste condor vliegen. Hij is kleiner als ik me had voorgesteld, maar het kan ook een jonge condor zijn geweest. Je herkent een condor aan zijn witte onderkant. Arenden, die hier ook talrijk zijn, zijn helemaal bruin.
Hoe hoger we komen, hoe zwaarder het lopen is. De lucht wordt ijler en de ademhaling steeds moeilijker. Om de paar meter van de steile klim moet er even worden gerust. Af en toe val je volledig uitgeput neer om op adem te komen. De slechte conditie wreekt zich. Sommigen houden zich met coca-bladeren op de been. Het moet vreselijk vies smaken en er is niemand die zegt er gebaat mee te zijn. Wij proberen ons hoofd wat te koelen met 't besprenkelen van rum.
Na drie uur zwoegen bereiken we het hoogste punt. Het is daar behoorlijk fris aangezien aan de andere kant van de pas een koele wind staat. We nemen mooie foto's van de soms met sneeuw bedekte Andespieken en maken ons op voor de steile en gevaarlijke afdaling naar 3200 meter. Binnen een uur hebben we dit hoogteverschil van 1 km overwonnen. Af en toe met knikkende knieën door de soms harde klappen die je maakt. Beneden slaan we ons kamp op aan het water, vlak onder een waterval. Ik doe mijn drijfnatte T-shirt uit en even later sta ik me poedelnaakt midden in de natuur te wassen in het stroompje langs de tent. Dit is het ware leven! We verzamelen met zijn vieren wat hout en maken een kampvuurtje. Even later zitten we aan de warme chocomel. We praten nog wat gezellig na en stappen weer droog en allesbehalve koud in onze tent, die wel erg schuin staat.

Donderdag 10 november - Inca trail naar Machu Picchu 3e dag

We zijn wat later op dan gewoonlijk, maar na een snel ontbijt gaan we met z'n vijven richting de tweede pas. Deze is 4050 meter hoog. De eerste 800 meter klimmen we in een uur en zijn dan aanbeland bij de Runkuracay ruïnes. Het uitzicht is hier magnifiek. Je kijkt vanuit deze Inca uitkijkpost uit op het dal waar we gekampeerd hebben. We zien mooie watervallen, enorm hoge bergtoppen en de ondoordringbare jungle die de bergflanken siert. Roofvogels zijn talrijk en tot tweemaal toe vliegt een condor op enkele tientallen meters over ons hoofd. Iets verderop staat een groot uit de rotsen gehouwen beeld dat het hoofd van een Inca voorstelt. Deze Inca kijkt uit over het dal. Op de plaats waar zijn ogen op gericht zijn is een groot gedeelte van een berg afgegraven. Ze hebben daar tevergeefs gezocht naar de uit legendes bekende Inca schat 'El Dorado'. Als we verder lopen komen we langs twee kleine bergmeertjes en moeten regelmatig over stroompjes springen.
Iedereen is nog behoorlijk fris als we de laatste pas passeren. In rap tempo gaan we weer naar beneden. Het is een slecht pad, waar je steeds van steen naar steen moet springen. Mijn voeten zitten dan ook al snel onder de blaren. Waarom heb ik niet in Holland mijn bergschoenen aangetrokken in plaats van deze deze bruine stappers zonder profiel en dunne zool. Vlak voor we de jungle in duiken kun je de hoog gelegen Sayajmarca ruïnes bekijken. Joop en Barbara doen de extra klim terwijl ik met de andere twee onze wonden ga likken bij een aan de rand van de jungle gelegen stroompje. Op dit fantastische plekje wachten we op de andere twee. Het is een genot om hier uitgebreid in het water te badderen. Het is zonnig en we besluiten om in dit kleine paradijs een uurtje te blijven. Hierna lopen we door de dichte jungle verder. Behalve wat vogels en vlinders is er weinig leven in de dichte begroeiing. Ook de bloemenpracht die ik me altijd bij een jungle had voorgesteld ontbreekt hier. Het is echter wel puur natuur en dat snuiven we met volle teugen op. Langs diepe afgronden lopen we over de nu vrij vlakke paden verder. Bij een droog moerasachtig meertje moeten we naar de andere kant door van steen naar steen te springen. Anneke springt mis en zakt tot haar knieën weg in het moeras. Ze zit helemaal onder de blubber. Een stukje verder moeten we door een natuurlijke tunnel waarna we via door Inca's aangelegde trappen over de derde, niet erg hoge, pas gaan. Na een korte afdaling zetten we de tent op bij de Phuyapatamarca ruïnes. Dit zijn oude Inca tempels. De Inca's hebben hier ingenieuze badhokjes gemaakt. Een riviertje werd omgeleid via allerlei kanaaltjes en door de diverse wasplaatsen geleid. Deze wasplaatsen liggen naast en onder elkaar, waardoor het schaarse water optimaal gebruikt werd. Het is niet duidelijk wie zich bovenin mocht wassen en wie in het vuile badwater mocht zitten één of meerdere verdiepingen lager. We hebben 's avonds voor het eerst wat regen, maar dit is niets vergeleken met de hagel, onweer en sneeuwbuien die Joop hier vier jaar geleden moest overwinnen. Ook krijgen we last van de honger. De muesli is in deze vorm, met koud water en zonder melk en suiker, niet door de strot te krijgen en op alleen noten en gedroogde vruchten leven is niet voldoende. Gelukkig kun je wel al het verloren transpiratievocht volledig worden aanzuiveren met koel helder bronwater.

Vrijdag 11 november - Inca trail naar Machu Picchu 4e dag

Als we wakker worden is de tent nat, buiten mistig en vallen er wat regendruppels. Het uitzicht is fascinerend met al die opstijgende nevel. Met Barbara ruil ik wat muesli, waar zij als een van de weinigen dol op is, voor een broodje kaas. Even later gaan we weer op stap. Iedereen voelt zich wat slapjes, maar als we door de ochtend-douw een heerlijke wandeling in het nevelwoud vol korstmossen maken is iedereen zo weer in het ritme. Als je op die korstmossen drukt komt er een straaltje water uit. Na een tijdje licht klimmen volgt er een steile afdaling. Iedereen glijdt wel een paar maal uit. Soms moet je sprongen maken van een meter diep. De weg naar boven is waarschijnlijk niet te doen. Lex, die zo gevallen is vlak voor de trail, loopt nog steeds goed mee. Alleen deze afdaling is voor hem een ware martelgang. Als we wat lager de jungle in duiken zien we veel prachtig gekleurde vlinders en ontelbare wilde begonia’s langs het pad. Bij een tweesprong laten we de bagage achter en verkennen met een paar een zijpad. De anderen blijven op de spullen passen. We denken dat het de weg is naar Winay Wayna, evenals Machu Picchu een oude Inca stad maar dan wel een stuk kleiner. Het is een hele klim en bovendien de verkeerde afslag. Die is een stuk verderop. Een slimme Peruaan heeft hier op twee uur lopen van Machu Picchu een golfplaten eettentje neer gezet. Hongerig werken we een bord soep naar binnen voor we afslaan naar Winay  Wayna. Het is een ontzettend mooie plek zodat we besluiten in de ruïnes verder verlaten te kamperen. Het is onvoorstelbaar. In Europa zou zo iets een super attractie zijn, omgeven door hekken en een gigantische toegangsprijs hebben, terwijl wij hier gewoon in deze haast perfect bewaard gebleven ministad van voor 15oo kunnen kamperen. Alleen een rieten dak ontbreekt! Overal zijn terrassen aangelegd, waar de Inca's hun gewassen, voornamelijk aardappels, verbouwden. De aardappel heeft zijn oorsprong in Zuid-Amerika. Ook in Wanay Wayna zie je die typische badhokjes. Een dode slang doet ons er aan herinneren dat je op moet passen in het hoge gras. We zitten midden in de jungle. In het dal is de Urubamba rivier weer te zien en achter de ruïnes klettert een waterval naar beneden. Het is wel bijna afgelopen met de rust en het ongerepte op deze plaats. Grote hotels zijn in aanbouw, al zijn ze enigszins verdekt opgesteld. Ik ben bang dat deze maagdelijke plek binnen een paar jaar overspoeld zal worden met ‘dikke Amerikanen’. Jammer, maar het geld gaat voor.
Als we tegen de avond terug zijn bij het eettentje laden we ons nog even helemaal vol. De terugweg in het donker is vrij riskant langs diepe afgronden en verraderlijke stenen. In het donker ja, want tijdens 't verorberen van de maaltijd is Joop's zaklantaren gestolen. Terug bij de tent duiken we er meteen in.

Zaterdag 12 november - Inca trail naar Machu Picchu 5e dag

Om vier uur is iedereen al op, maar we moeten wachten tot het licht is om de laatste mini etappe te lopen. Half zes gaan we op pad en om 7 uur gaan we de laatste pas over waarna we de in nevelen gehulde Inca stad Machu Picchu voor het eerst te zien krijgen! Een prachtige gezicht!
Machu Picchu is de enige tot nu toe bekende Incastad die door zijn ligging niet door de Spanjaarden is ontdekt en verwoest. Bingham heeft in 1911 de stad herontdekt en nadien is de stad ontdaan van de jungle-overwoekering. De Spanjaarden hebben wel gezocht naar deze verborgen stad, aangezien van 1534 (de inval van de Spanjaarden) tot 1595 Inca legers actief bleven tegen de Spanjaarden en maar niet gelokaliseerd konden worden. Eenmaal schijnt een Spanjaard erg dichtbij geweest te zijn. Hij kon vanuit het dal de verdekte stad niet zien en keerde onverrichter zake terug. Als we om 7.30 via de achterkant bij Machu Picchu aankomen zijn we de enigen in de stad. De hoofdingang is nog gesloten. De grote toeristenstroom komt pas als de trein uit Cuzco arriveert en dat is pas om 10.30. We hebben voorlopig het rijk alleen!
Op sommige huizen is een rieten dak gelegd. Dit geeft een goede indruk hoe de stad er vroeger uit gezien moet hebben. Op een heuveltje is een met trappen bereikbare zonnewijzer te zien. Deze geeft naast de tijd ook de jaargetijden aan. Het is de enige zonnewijzer die niet door de Spanjaarden als ‘heidens voorwerp’ is vernietigd.
De huizen zijn opgebouwd uit kleine, maar soms ook enorm grote rotsblokken. Die zijn zo bewerkt dat ze zonder ‘plaklaag’ naadloos in elkaar passen. Er is geen haar tussen te krijgen en het is zo stevig dat de stad menige aardbeving heeft overleeft. Het is nog steeds een raadsel hoe ze de grote stenen hier konden krijgen en opstapelen.
Na een wandeling door de stad beklimmen we de berg Huayna Picchu, die de achtergrond van de stad domineert. Het is een behoorlijk steile klim over de typische Incatrappen. Het is soms zo steil dat je alleen met behulp van een touw naar boven kan. Na drie kwartier klimmen zijn we pas boven. We hebben een prachtig uitzicht over de stad en zijn vele terrassen. Door alle zon van de laatste dagen ben ik behoorlijk aan het vervellen. Vooral mijn gezicht is gehavend. Na een uurtje boven gaan we weer naar beneden en met Joop loop ik nog wat langs de imposante bouwwerken. Hierna halen we onze in bewaring gegeven spullen op en nemen de bus naar het treinstation diep in het dal. Vijf fantastische dagen zijn ten einde. Halverwege de rit stapt een jongetje uit de bus en roept hard 'goodbye'. Vervolgens laat hij zich langs steile trappetjes naar beneden 'vallen'. Elke keer als de bus de haarspeldbocht uit is staat hij er weer. Dit herhaalt zich tot beneden toe, waar hij uitgeput om een beloning vraagt. Het is half 2 als we bij het station aankomen.  We kunnen ons eindelijk weer tegoed doen aan mandarijnen, ananas, eieren en snoep. Sommigen weten zowaar hun verguisde muesli te ruilen voor wat bananen of een grapefruit. Er gaan drie treinen terug richting Cuzco. De ‘normale’ toeristentrein, een speciale trein voor de superrijken en de lokale trein. We nemen de laatste (goedkoopst), maar deze arriveert pas om 7 uur. In het donker springen we op de al overvolle trein met zijn meeste zakkenrollers per m2 ter wereld. Het is eigenlijk een wonder dat we er nog in kunnen met onze bagage. Alle ingangen zijn verstopt en er is heel wat ellebogenwerk nodig om door de puinhoop heen te komen. Zo'n opeenhoping van mensen heb ik nog nooit gezien. De overvolle minibussen van Sri Lanka zijn er niets bij. Ondanks dat iedereen op elkaar gepropt staat en de lege ruimten er tussen volgepropt zijn met zakken en andere bagage, proberen handelaartjes zich door de menigte te wringen om hun waren te verkopen. Moeders met  kinderen op de rug dreigen in het gedrang ten onder te gaan. Een klein meisje heeft helemaal niets van al drie drukte en ligt tussen mijn benen rustig te slapen. Bij het eerste station proberen nog eens tientallen mensen in de trein te komen. Dit is onmogelijk en er ontstaat vlak voor ons een wilde vechtpartij, waar we gelukkig net buiten kunnen blijven. Twee controleurs lukt het zowaar om met een snelheid van 1 stap per minuut de kaarten te controleren.
We hoeven gelukkig niet tot Cuzco en we kunnen er na twee uur in Ollantaytambo al uit. Een dikke Peruaanse moet eerst met z'n tweeën ontzet worden om bij de uitgang te komen. Terug in  hotel de 'Alberque' blijkt er behalve een w.c. rol niets gestolen te zijn, maar we hebben dan ook als haviken onze spullen bewaakt. Vooral toen enkele minuten het licht uit viel. Een treinreis om nooit te vergeten!

Zondag 13 november - Ollantaytambo

Onder de jeukende bulten van insectenbeten van de afgelopen dagen wordt ik wakker. Ik stink nog behoorlijk aangezien er sinds gisteravond geen kraanwater is. Bij de rivier aangekomen blijken er al meerderen op het idee gekomen te zijn om hier een bad te nemen. Na een heerlijke zeepbeurt gaan we allemaal kopje onder in het ijskoude water. Wat knap je daar van op!
We horen dat de enorme drukte van gisteren het gevolg is van de verkiezingen van vandaag. Iedereen die zijn stem uit wil brengen moet naar zijn geboortedorp. Vandaar die propvolle laatste trein. Na een kort uitstapje naar het dorp om wat eten in te kopen breng ik de rest van de dag door met het schrijven van brieven.
's Avonds hebben we de sauna besteld. Als tweede groep zijn we pas om 21.45 aan de beurt. De groep voor  ons is niet tevreden. Geen warme sauna en ze zijn bestolen. De dader is echter snel achterhaald en gelukkig hebben ze hun spullen terug. Voor ons wordt de sauna extra opgestookt. Als zoals gebruikelijk hier om 22.30 de stroom wordt afgesneden is het pas echt gezellig. In het donker maken Joop, Anita, Margriet en ik er een waar waterballet van en liggen pas om kwart voor twaalf in bed. Ik zit onder de muggenbulten en omdat er de afgelopen nacht weer een aantal bij gekomen zijn, hang ik vannacht voor het eerst mijn muskietennet boven mijn bed.

Maandag 14 november - Ollantaytambo naar Cuzco via Pisac

Na het ontbijt dat bestaat uit bananenbrood (lekker, maar erg voedzaam) vertrekken we weer uit Ollantaytambo en gaan via Pisac weer terug naar Cuzco. In Pisac lopen we langs de familie, waar we de vorige keer kennis mee hebben gemaakt. Moeder blijkt naar Cuzco te zijn. De kinderen hebben allemaal hun nieuwe kleren aan, maar deze zijn in en in vuil. Geen wonder eigenlijk, want in de troep waar deze mensen wonen, kun je ze wel twee maal per dag wassen. Het jongetje, Stanislav of zo iets, wijst ons de weg naar de hooggelegen ruïnes van Pisac. Halverwege de pittige klim is het uitzicht op de vallei prachtig. Aangezien ik wat koortsig ben blijf ik hier achter. De rest klimt verder en komt via goed onderhouden terrassen bij het enorme Inca-fort. Als geheel is het weliswaar niet zo indrukwekkend als Machu Picchu, maar de afzonderlijke gebouwen en wallen zijn beter bewaard gebleven en geven een goede indruk van hoe de Inca's geleefd hebben.
Hierna rijden we enkele uren verder naar Cuzco en logeren weer in het zelfde hotel als de vorige week, nabij de Plaza de Armas. Gisteren is er in Cuzco ter gelegenheid van de verkiezingen een bom ontploft met voor ons onbekende gevolgen. Het moet ook in de rest van Peru erg roerig zijn geweest. We lopen nog wat door de stad en vinden nu gelukkig wel de straat met de befaamde 12-hoekige steen. Hierna nemen we gezellig een overheerlijke pizza en na een laatste bak koffie in de tent waar alleen klassieke muziek gedraaid wordt, gaan we terug.

Dinsdag 15 november - Cuzco (reprise)

Met een droge mond en een borrelende maag wordt ik wakker. De ananas jugo (een bloemenvaas vol ananassap) van gisteravond is slecht gevallen. Als de rest van mijn kamer naar de Tambo Machay ruïnes gaan, blijf ik een beetje gammel op bed liggen. Om drie uur voel ik me een stuk beter en ga inkopen doen. Op de markt kom ik tijdens het uitproberen van een passievrucht mijn kamergenoten Joop, Anita en Carine tegen. We proberen bij de ontelbare stalletjes van alles uit. Vooral de vele soorten geroosterd vlees zijn heerlijk.  Als we langs een bushalte lopen is het ineens een drukte van jewelste. Het lijkt wel alsof iedereen dwars door me heen moet. Als er dan ook nog een vrouw hevig tegen mijn been begint te kloppen, heb ik het door en grijp naar mijn portemonnee. Te laat, hij is al gerold. Ik pak de vrouw beet die tegen mijn been klopte en doorzoek haar tas. Uiteraard niets, want de bekende truc is dat de één je afleidt en de andere je zak rolt. Terwijl ik met de vrouw in mijn handen sta en me af vraag wat ik met dat mens moet, identificeert een stille politieagent zich en arresteert de vrouw. Hij neemt haar mee, mij verbijsterend achterlatend. Ik realiseer me net op tijd dat ik achter die politieman en vrouw aan moet, wil ik mijn geld ooit nog terug krijgen. Na een sprintje achterhaal ik de twee en we lopen gedrieën richting station, de plaats waar de meeste overvallen plaats vinden. Ik stel me er op in dat de agent niet is wat hij zegt, te meer daar hij drie anderen er bij roept, die ook in burger zijn op, en op deze plek geen bureau te bekennen is. Gelukkig zijn het wel degelijk agenten en beginnen ze de aanvankelijk ontkennende vrouw te ondervragen. Midden op straat. Na vijf minuten, waarin de vrouw volgens mij de grootste bedreigingen te slikken krijgt, gebaren ze me mee te komen. Met z'n vieren, twee stillen, de vrouw en ik, lopen we de berucht sloppenwijk in. Bij een vreselijk krot wordt bij de medeplichtige mijn portemonnee te voorschijn getoverd! Alles zit er nog in op twee briefjes van vijf dollar na. Gezien de desinteresse van de agenten daar nog even achter aan te gaan (“een derde zou er met de tien dollar vandoor zijn”) neem ik aan dat ze het als beloning zelf ingepikt hebben. Na ze te hebben bedankt zoek ik door de angstaanjagende sloppenwijk mijn weg terug naar de nog verbouwereerd groepsleden. Als je de armoe van de mensen uit de sloppen gezien hebt, kun je wel begrijpen dat ze toeristen beroven om in leven te blijven. De vrouw had bijvoorbeeld enkel een paar lompen om haar lijf. Je zou haast je portemonnee terug brengen. Vooral als je 's avond in een restaurant een enorme biefstuk verorbert mag je jezelf wel eens achter de oren krabbelen.

Woensdag 16 november - Cuzco naar Puno 1e dag

Vandaag verlaten we Cuzco en beginnen aan de tweedaagse rit naar het maar 375 km verderop gelegen Puno. De weg gaat over de 'Altiplano', de na Tibet hoogste  hoogvlakte ter wereld. Het is er gemiddeld 3800 meter hoog. Onderweg zijn weer vele, nu ongeschoren, lama's en alpaca's te zien tegen de op het oog niet zo hoge maar wel besneeuwde toppen. Barbara is haar ring vergeten in Cuzco en met Evelien lift ze terug naar Cuzco om het kleinood op te halen. Dit is niet zonder gevaar gezien de hitsige aard van de mannen hier. Bovendien is de trein van Cuzco naar Puno samen met de trein naar Machu Picchu de gevaarlijkste trein ter wereld. Volgens het handboek wordt 80% van de bezoekers beroofd. We passeren vandaag in het dorpje La Reya, het hoogste punt van de weg. Het is er 4314 meter hoog. Het valt op dat er maar weinig mensen last hebben van de hoogte. Het eerste stuk van vandaag schiet lekker op, maar als de weg slechter wordt kunnen we niet harder rijden dan 20 km per uur. Iets over de helft van de weg Cuzco - Puno zetten we in de kou de tenten op. Ik deel de tent met Anita, die gewoonlijk met Barbara in de tent ligt.

Donderdag 17 november - Cuzco naar Puno 2e dag

Het is vannacht erg koud geweest. Iedereen blijft dan ook nog even liggen tot de zon de aarde verwarmt. Om 7 uur kruipen de eersten pas uit de tent. De begroeiing bestaat uit droog, hard en stekelig Andesgras dat tot kniehoogte reikt. We proberen er een kampvuurtje mee te stoken, maar dat valt niet mee. Het water is pas na een uur een beetje op temperatuur. Het gras is snel op en op deze hoogte is het kookpunt ook een stuk lager.
We koken wat eieren, zodat ons ontbijt bestaat uit koffie met ei. De meesten hebben een eigen voorraad ingeslagen en breken hun reserves aan.
Als we een uur op pad zijn, kruist een Dodge truck van Encounter Overland ons pad. Het blijkt een speciale reis voor Zuid-Afrikanen te zijn die in Peru hun land moeten promoten. Volgens de chauffeur is het één en al gajes. Na nog twee uur slechte weg zijn we in Juliaca. Hier eten we een overheerlijke pollo (kip), terwijl Lex sterke verhalen vertelt over andere reizen. Terug in de auto ligt Heleen voor apegapen op de grond. Ze zegt dat ze weer last heeft van een oude nierkwaal, die door al dat gehobbel de kop weer opsteekt. De weg naar Puno is vanaf Juliaca gelukkig een stuk beter zodat we snel door kunnen rijden naar Puno om daar een dokter te zoeken. Alles blijkt gelukkig mee te vallen en een dag later is ze overal weer van af. Vlak voor Puno komt voor het eerst het Titicacameer in zicht. Dit prachtige felblauwe meer is het hoogst bevaarbare meer ter wereld (3812 m). Het is tevens het grootste meer van Zuid-Amerika. 8300 km2, een omtrek van 900 km en maximaal 230 meter diep. Het water is altijd zo'n 10 graden Celsius en dus veel te koud om lekker te zwemmen. Als we in Puno aan komen (de havenstad aan het meer) rijden we direct door naar ons vlak bij het station gelegen hotel 'Europa'. Op straat zijn overal kraampjes waar vooral fruit en andere etenswaren te verkrijgen zijn. We verwennen ons weer met de heerlijkste exotische dingen zoals wafels met een soort stroop en pepinos (‘meloenpeer’). Barbara en Evelien komen tegen de avond heelhuids en met de vergeten ring aan. 's Avonds eten we vis uit het Titicameer. Ik heb forel met lekkere scherpe knoflooksaus, die snel op is omdat veel groepsleden een likje proberen. Na een kort groepsberaad is het bedtijd.

Vrijdag 18 november   Puno

Vandaag is er een niet geplande rustdag. De boot naar de Uros indianen was gisteren niet meer te regelen en de ziekenboeg begint aardig vol te stromen. Het lijkt er op dat de zware tocht naar Machu Picchu en de losbandige eetgewoonten hun tol gaan eisen. Verder dan wat keutelen door de stad en een lange groepsbespreking over het wel en wee van het groepsgebeuren komen we vandaag niet. Kortom  een dag zoals miljoenen 's zomers in Spanje meemaken : Behalve het eten niets te vertellen.

Zaterdag 19 november - Titicacameer: Uros indianen

Voor vandaag is er om 6 uur een boot besproken naar de drijvende eilanden van de Uros indianen en Amantiani, een eiland waar we bij de plaatselijke bevolking zullen logeren. De zieke Mike en Jenneke blijven achter en zullen verdere informatie inwinnen over de ongeregeldheden in Bolivia. Er zijn landelijke stakingen uitgebroken en wegen zouden geblokkeerd zijn. Ook de zwarte (geld)markt is volgens de geruchten ingestort als gevolg van een enorme devaluatie. Er zouden ook veel zwarthandelaren zijn opgepakt. Het idiote verhaal doet de ronde dat je voor de instabiele soles tweemaal zo veel krijgt als voor dollars. Het goedkope Bolivia-paradijs, dat ons tot nu toe voor ogen stond, lijkt vervlogen.
De boot is dus om 6 uur besproken, maar de meesten komen tot grote ergernis van de schipper en de mensen die wel op tijd zijn pas drie kwartier later aankakken. Tot overmaat van ramp blijkt de schipper geen permissie te hebben om met meer dan 10 mensen op stap te gaan. Na veel gedoe gaan we om 8 uur eindelijk weg. We varen eerst de baai van Puno uit en komen zo terecht bij enorme rietbegroeiingen in het hier ondiepe Titicacameer. We zien hier de eerste Uros indianen in hun primitieve rieten bootjes. De Uros indianen leven op zelf gevlochten rieten eilanden. Riet gebruiken ze overal voor en is het belangrijkste in hun leven. Boten, huizen, de eilanden en gebruiksvoorwerpen worden allemaal van riet gemaakt. Het riet wordt zelfs gegeten! Uros indianen leven dan ook volledig van de dingen die het meer te bieden heeft. Ze komen dan ook niet vaak aan land, al vervaagt dat laatste een beetje bij de laatste generatie. Naast riet leven ze van vis en gevogelte, zoals flamingo's en eenden. Tevens houden ze varkens, die soms gaten in het eiland vreten die dan snel met rieten matten gedicht moeten worden. We varen naar één van de in totaal 45 rieten eilandjes. Er wonen hier vijf gezinnen in evenveel rieten huisjes. Onze schipper is hier geboren en heeft hier tot drie jaar geleden gewoond. Toen is hij zijn geluk aan wal gaan zoeken. Ik heb vriendschap gesloten met de hem en hij stelt me voor aan zijn broertjes en zusjes. Wie zijn vader en moeder zijn is me in de wirwar niet duidelijk. Met Carine varen we een stukje op zo'n rieten boot. Het riet is zo dicht op elkaar gebonden dat er geen druppel water door komt. De boot is wel erg wankel en ligt erg diep in het water. Terug op het eiland kopen we bij de vriendelijke kinderen een miniatuur bootje en stappen vervolgens weer in onze 20e-eeuwse motorboot en verlaten het middeleeuws aandoende eiland. Hier leven de mensen nog volgens oude tradities. Het grote hoofdeiland, waar alle toeristenboten heen varen, moet vercommercialiseerd zijn. Iedereen daar leeft in de ban van het geld dat de toeristen binnen brengen.
Na drie uur varen in de niet warme, maar uiterst felle zon (we zitten op 3800 meter) komen we aan bij het eiland Amantani. Het is een kaal eiland, waar de mens flink bezig geweest is. Het bestaat geheel uit door stenen muurtjes gescheiden terrassen, waarop ze voornamelijk aardappels verbouwen. In een haventje worden we door de plaatselijke bevolking begroet en in kleine groepen verdeeld. Het is de bedoeling dat we een nacht bij de plaatselijke bewoners overnachten. Met Job, Anneke en Marian gaan we met ene Walter mee en komen in een armoedig optrekje terecht. De beste kamer wordt voor ons leeg gemaakt. Het spinnewiel en de andere bezittingen worden in de voorraadkamer opgeborgen. De bewoners slapen vannacht allemaal in één kamer, die normaal dienst doet als keuken. Deze kamer heeft geen ramen. Wat een armoe. Wij slapen vannacht op rieten bedden. Het riet steekt er aan alle kanten uit. Primitief, maar erg leuk. De ouders van Walter komen pas tegen de avond thuis. Ze blijken geen Spaans te spreken, alleen Quechua, de indianentaal die de Inca's ook spraken. Verder dan wat gebarentaal komen we niet en de communicatie loopt via de 13 jarige Walter en de ook bij ons logerende schipper Orlando. Aangezien op dit eiland weinig toeristen komen (een aanwezige Fransman is hier al drie dagen de enige buitenlander) zijn de mensen erg verlegen met de situatie. Een tante die in het aangrenzende huis woont vlucht na ons te hebben gezien snel haar huis in. Als ik naar de toilet moet, leiden  ze me naar een klein veld achter een muurtje, waar de vele uitwerpselen er op duiden dat dit de toilet moet zijn. Er is dit jaar weinig regen gevallen en de droogte zal tot zeker juni 1984 aanhouden. De nu nog groen ogende oogst zal helaas geheel verloren gaan. De eilandbewoners schreeuwen dan ook om een irrigatiedeskundige, die voor bevloeiing van de akkers kan zorgen. Water zat, maar dat ligt in het veel lager gelegen Titicacameer. Ik ben vandaag erg verbrand. Mijn voorhoofd, neus en lippen maken een verschrompelde indruk en doen behoorlijk zeer. We eten 's avonds helaas niet met de mensen aan één tafel. Met ons vieren zitten we in de met kaarslicht verlichte kamer aan de heerlijke, maar veel te grote pan soep en koude rijst met vis. De vis is geroosterd met kop en staart en is zo klein dat ze geheel opgegeten moet worden. Ik ben de enige die daar aan durft te beginnen en het blijkt nog lekker te zijn ook. Het zijn echter enorme porties en omdat de andere drie geen hap door de keel kunnen krijgen gaat het meeste weer terug naar de keuken. We schamen ons rot. De mensen zullen er wel niets van begrijpen. Dit feestmaal hebben ze misschien zelf maar eens per jaar en die gekke toeristen lusten het niet. Als we gaan slapen is het steenkoud, maar de isolerende rieten bedden zorgen er voor dat we toch uitstekend slapen.

Zondag 20 november  -  Amantani naar Puno

Als we ons willen wassen moet er eerst een emmer water uit het meer geschept worden. Luxe als elektriciteit, gas of water kennen ze hier niet. Na wat pannenkoeken zeggen we de mensen gedag en bedanken ze voor hun gastvrijheid. Opa laat alles maar over zich heen gaan en gaat rustig door met spinnen. Onderweg naar Puno gaan we nog even langs bij het hoofdeiland van de Uros. Het is er supertoeristisch. Scheepsladingen toeristen worden op de mensen los gelaten. De Uros zijn hier hun identiteit volledig kwijt en leven van het verkopen van kleedjes en Coca-Cola. Als een lading Peruaanse meisjes arriveert is het meteen een drukte van jewelste. Iedereen wil niet met de Uros, maar met de lange Job op de foto. Hij is de attractie van het moment. Na vijf minuten hebben we het wel gezien en laten het eiland aan de Amerikanen, Japanners en andere toeristen. Een uur later zijn we terug in Puno.
Mike blijkt weinig nieuws te hebben zodat iedereen op zoek gaat naar info over de toestand in Bolivia. Het enige wat we te weten komen is dat er een staatsgreep wordt verwacht en de grens potdicht zit. Het Boliviaanse consulaat is morgen weer open en we besluiten tot morgen te wachten voor we besluiten al dan niet een poging te wagen La Paz te bereiken. Aangezien iedereen zijn laatste geld heeft opgesoupeerd en de banken zondag dicht zijn moet het geld uit de pot verdeeld worden zodat iedereen vandaag kan eten. Na een paar keer te zijn door gelopen bij twee schakende mensen geef ik toch toe aan mijn zwakte en blijf even staan kijken. Een beroepsschaker probeert wat bij te verdienen met het verslaan van belangstellenden en daagt deze 'gringo' ook uit om voor een dollar een spel te spelen. Op het eerst zo rustige plekje naast een marktkraampje verdringen zich al snel veel toeschouwers die niets willen missen van de match Holland - Peru. Zelfs politieagenten gewapend met mitrailleur komen poolshoogte nemen en volgen vervolgens het duel op de voet. Na twee uur felle strijd wordt het duel in Hollands voordeel beslist en gaat de menigte teleurgesteld verder. 's Avonds eten we in een tent waar levende muziek zou zijn. Meer dan een jongetje dat vijf minuten speelt en hierna al geld op gaat halen hebben we niet gezien. Pure nep dus.

Maandag 21 november - Puno

We hadden volgens de globale planning al een week geleden in La Paz moeten zijn, maar zitten nog steeds vast in Puno. Vandaag krijgen we het Boliviaanse Consulaat stempels in ons paspoort en hopen zo morgen weinig problemen te hebben bij de grens. Na een korte staking schijnt de grens weer open te zijn. Iedereen heeft het wel gezien in Puno en slentert uit pure verveling maar wat over de markt. Om wat te doen te hebben ga ik maar weer naar de schakers toe en speel een partij tegen dezelfde man als gister. Als ik ook deze partij win komen ze plots met de kampioen van Puno op de proppen. Deze speelt erg sterk en weet zowaar ook iets van openingstheorie. Alhoewel ik de eerste twee partijen duidelijk materieel voordeel heb scoor ik maar 'n halfje. Ondanks de opkomende kou speel ik er nog twee. Als ik haast bevangen van de kou naar het hotel terug ga heb ik de match alsnog met 2½-1½ gewonnen. Het is vanmiddag een gezellige bedoeling geweest en misschien zit er een correspondentiematch Schiedam - Puno in. Ze beloven over zes maanden naar Schiedam schrijven. Terug in het hotel blijken de Boliviaanse stempels in het paspoort te staan en kunnen we morgen richting La Paz. Er is een enorme discussie ontbrand over het geld wisselen. Het gerucht dat de Peruaanse sole meer waard is dan de Amerikaanse dollar is zo hardnekkig dat veel groepsleden zwichten en extra soles inslaan om aan de grens weer te wisselen tegen Boliviaanse pesos. Ze nemen daarmee een groot risico. De sole devalueert iedere dag en als je ze  aan de grens niet kwijt kunt zit je met waardeloze vodjes die over een paar maanden geen reet meer waard zijn. Enkel het idee al dat de dollar, waarop iedereen meer dan gek is, minder waard zou zijn dan een sole zou al op je lachspieren moeten werken.
Nadat de regelteef, de niet zo flatteuse bijnaam van Marian, de belachelijke 'inpak-corvees' (wie de auto moet laden) heeft samengesteld gaan we de spullen inpakken voor de trip van morgen naar La Paz. Het eerste deel van de reis zit er op.

Peru, tot over vier maanden!

Deel 2 : Bolivia

Dinsdag 22 november -  Puno naar La Paz

We staan een uur te vroeg op aangezien we niet om 7 uur, zoals aanvankelijk afgesproken, maar om 8 uur pas naar La Paz gaan. We drinken dan maar een bak koffie in een kraampje boven de al lang geopende binnenmarkt. Om 8 uur vertrekken we met twee Italiaanse liftsters richting Bolivia. De tocht gaat de eerste honderden kilometers langs het nu felblauwe Titicacameer. Na zo'n 2½ uur zijn we bij het grensplaatsje Yanguzo. Hier worden we overspoeld door mensen die soles dan wel pesos willen wisselen. Dit gebeurt in kleine stalletjes, waar stapels bankbiljetten als groente staan uitgestald. Ondanks alle geruchten blijkt de sole niet twee maal zoveel waard als de dollar, maar juist een fractie minder. Het was dan ook te gek om waar te zijn. Ik krijg van de hele groep de hoogste koers (kwestie van onderhandelen) en wel 1165 pesos voor een dollar. We denken een hele slag te slaan, maar horen later dat je in La Paz zwart (dus toch) 1300, bij de bank ca. 550 en bij de cambio 1100 kan krijgen. Het vreemde is dat je officieel bij de cambio twee maal zo veel krijgt dan officieel bij een bank. Een cambio is een kantoor waar je enkel geld kan wisselen. Het wisselen kost veel te veel tijd en zo komen we iets na twaalven aan de grens. Siësta dus. Gelukkig blijft de grens niet tot drie uur maar tot half twee dicht. Nadat alles is bekeken rijden we om twee uur Bolivia binnen en door het droge landschap rijden we naar het bedevaartsoord Copacabana. Aangezien we een alternatieve route nemen moeten we met een boot het Titicacameer over. Over de Altiplano rijden we verder naar La Paz. De Altiplano is hier zo'n 4100 m hoog en de bergen, die stuk voor stuk hoger zijn dan de hoogste alpentoppen zijn met ijs bedekt maar lijken slechts enkele meters hoog omdat we al zo hoog zitten op de Altiplano, wat hoogvlakte betekend. We genieten even later van een prachtige zonsondergang en bereiken zonder controle La Paz. Het is donker en al die lichtjes in de bergkom en langs de bergwand zorgen voor een indrukwekkend schouwspel. Als je ooit naar La Paz gaat is het een must in het donker aan te komen. Het is opvallend rustig in de stad en de cowboyverhalen over La Paz lijken schromelijk overdreven. La Paz, wat 'de vrede' betekend ligt in een dal op 3600 meter hoogte. Op deze hoogte wonen de rijken aangezien hier de lucht het minst ijl is. Hoe hoger je woont, hoe ijler de lucht. De armen wonen dus tegen de berg op tot een hoogte van 4100 m. Bolivia is een erg goedkoop land, maar toch niet het paradijs van zo'n week geleden. Een paar dagen is de munt met 400% gedevalueerd, waardoor de prijzen zich aangepast hebben en al vast rekening houden met een volgende devaluatie. Het leven voor de toch al erg arme Bolivianen is dus een stuk duurder geworden. Er staan hier veel meer stalletjes langs de weg dan in Peru, zodat La Paz een zeer gezellige indruk maakt. Er is op het ogenblik erge onzekerheid over de waarde van het geld. Niemand weet waar hij of zij aan toe is aangezien alle banken en cambios al dagen gesloten zijn. De zwarte markt schommelt tussen de 1000 en 1500 pesos voor een dollar. Zwart wisselen op straat is echter levensgevaarlijk. Wordt je gepakt dan ga je voor 1 dag de cel in en krijgt tevens $60 boete. Ook zijn agenten vermomd als zwart geld wisselaars, wat twee Zwitsers gemerkt hebben, die nu in de bak zitten. We zijn blij aan de grens al gewisseld te hebben. Na wat uit stalletjes te hebben gegeten gaan we slapen in een wederom vorstelijk bed.

Woensdag 23 november -  La Paz dag 1

We hebben vanochtend goedkoop en erg lekker gegeten in een restaurantje onder ons hotel Andes. 2 broodjes ei (met tomaten en uien), 1 broodje kaas en een kop thee voor nog geen f 1.50. Hierna gaan we de stad in. Alles is rustig op straat, maar alle officiële instanties staken. Het postkantoor, het toeristenbureau, de banken en het openbaar vervoer zijn voor onbepaalde tijd in staking. De post vanuit Nederland kan dus niet opgehaald worden als er tenminste vanwege de staking in Nederland post door gekomen is. De telefooncentrale is verrassend genoeg wel open. We horen dat de post thuis al weken staakt en de ambtenaren ook het werk neer gaan leggen. Heel Nederland schijnt, net als hier, te staken. Er is nog geen brief van ons doorgekomen. Ik besluit dan ook maar te bellen, maar er is niemand thuis. Op straat zijn veel zwart geld wisselaars. Ze lopen zo onopvallend mogelijk voorbij en fluisteren stiekem 'dollars'. Als je inhoudt doen ze snel een bod. We gaan er gezien het gevaar en het relatief lage voordeel niet op in, maar grappig is het wel. Onderweg komen we ook nog Riet tegen. Ze is hier al een paar dagen. Tijdens de onlusten, die ons in Puno tot bezinning noopten, heeft zij met uitzondering van wat rustige demonstraties niets gemerkt van alle geweld. Het normale leven ging volgens haar gewoon zijn gang. Ze hoopt hier werk te krijgen bij de vakbond voor boerinnen. We lopen wat de berg op en de buurt wordt steeds armoediger. De povere huizen en vele stalletjes geven je echt het gevoel in een derde wereld land te zijn. De mensen zijn allemaal bont gekleed. Felle jurken en alle vrouwen met een grappig bolhoedje op. Kinderen worden net als in Peru in een fel gekleurde doek op de rug gedragen. Op een klein marktje zie ik een prachtig schaakspel. Een soort totempaal met daarop een prachtig bord en stukken die goden uit de Tiahuanaco-cultuur voorstellen. Ze vragen 55.000 pesos (zo'n 165 gulden) en ik begin de onderhandelingen op 30.000. Na veel onderhandelen, weglopen etc. blijven we steken op 40.000 om 45.000. Aangezien we de komende dagen nog in La Paz zitten heb ik geen haast en kom morgen wel weer terug. Ik moet toch nog geld wisselen. Het is vanmorgen erg zonnig geweest, maar 's middags laat kwamen er wat regenwolken en is het meteen koud en nat. Aangezien het in dit jaargetijde vaak regent zijn de mensen erop ingesteld. Indiaanse vrouwen hebben hun bolhoedjes verpakt in een plastic zakje en de stalletjes zijn bedekt met grote plastic zakken. De mensen die met hun waar op straat zitten hebben alles, zichzelf incluis, goed met plastic ingepakt zodat er op straat overal plastic hoopjes liggen. 's Avonds is er groepsbespreking. Het gaat er roerig aan toe. Er moest een keus gemaakt worden tussen de Takesi-trail (3-daagse trail) en een rondje rijden door Bolivia langs de steden Cochabamba, Sucre en Potosi. Beiden gaat niet, want dat kost te veel tijd. Lex gaat zelfs zover dat er met een extra Takesi-trail bezuinigd zal moeten worden op de Iguazu-watervallen zo'n 2½ maand verder. Wat hij al niet verzint om zijn zin (geen trail) te krijgen. Ik vind het maar onzin en stel voor dat ik morgen met een alternatieve route kom waar zowel de trail als het Bolivia rondje in zit. De extra dagen moeten dan wel al voor Santiago zijn ingehaald. Mijn plan is: De trek duurt 3 dagen. We snijden een oninteressant stuk Chili af (levert 2 dagen op), rijden in 7 in plaats van 8 dagen naar Santiago (kan in 6) en gaan niet naar de markt van Cochabamba, waar in de groep toch al weinig animo voor is. Zo lopen we zelfs een dag in. Bijkomend voordeel is dat we weer in La Paz terug komen en dat het postkantoor wellicht weer open is.

Donderdag 24 november  -  La Paz dag 2

Vannacht werden we opgeschrikt door een harde knal. Er bleek een bom te zijn ontploft bij het parlementsgebouw die aanzienlijke schade heeft aangebracht. Het militair machtsvertoon is in tegenstelling met eerder deze week groot, maar lang niet zo overdreven als in Lima. Ik probeer vandaag weer naar huis te bellen, maar hoewel ik de hele ochtend en middag bezig ben wordt er tot vijf maal toe niet opgenomen. Ik heb toen maar een telex naar Loek van Soelen gestuurd. Ik ben tussen de bedrijven door enkel bezig geweest om geld te wisselen. Het moet zwart want alle officiële instanties zijn nog steeds dicht. Op straat is het levensgevaarlijk wisselen. Telkens als je iemand aanspreekt komt er politie bij staan. Het eenvoudigst is een winkel binnen gaan en vragen of ze willen wisselen. De meesten geven maar 1200, maar dat is maar weinig meer dan de officiële koers en dus zonde van mijn cash dollars die in Brazilië beter besteed kunnen worden. Na vele mislukte onderhandelingen geef ik de moed voor vandaag maar op. Als we over de Santa Cruz, de grote hoofdstraat, lopen komt er een demonstratie voorbij. Er wordt een kist mee gedragen van een waarschijnlijk bij de demonstraties van vorige week omgekomen staker. Er worden veel leuzen geroepen en de spandoeken beloven weinig goeds voor de regering. Van politie of militairen is echter geen spoor te bekennen. Als ik terug ga naar het hotel kom ik langs een stalletje waar ze ook Tiahuanaco-schaakspel hebben. De prijs is maar 32.000 pesos, 13.000 minder dan de laagste prijs van gisteren op het marktje en 33.000 minder dan in de winkel. En dat zonder afdingen. Aangezien ik geen 32.000 pesos heb ga ik morgen met grotere spoed eerst geld wisselen en kom dan terug. De bespreking 's avonds verloopt vlot. Ons plan wordt enthousiast aangenomen. We lopen nu de Takesi-trail, doen het rondje Bolivia en komen zelfs een dag eerder aan in Santiago.

Vrijdag 25 november  -  La Paz dag 3

We schrikken vanochtend wakker van naar onze mening mitrailleurgeratel. Het houdt ongeveer een uur aan en we durven niet goed de stad in te gaan. Als we het uiteindelijk toch doen is er in het centrum geen spoor van paniek te bekennen en kunnen we alleen maar gissen naar de oorsprong van het geratel. Het bellen naar Europa is vandaag bijna 4 maal zo duur geworden. f40,- voor een gesprek naar huis wordt me nu wat te duur. Sommigen in de groep hadden het niet in de gaten en hebben voor soms meer dan honderd gulden naar huis gebeld. Als Joop en Anita wat geld gaan wisselen één van de weinige geopende cambios krijgen ze 1.000 peso voor een dollar (cheque). Het is erg weinig, maar achteraf blijkt dat je moet onderhandelen om de koers. Ze kregen hun geld bovendien uitbetaald in een 15 cm dik pak 100 peso biljetten. Moet je je voorstellen. In Nederland zou dit betekenen: Eerst met de bankbediende onderhandelen of je f2,60 of f3,- voor je dollar krijgt en vervolgens voor f150,- in kwartjes uitbetaald krijgen. Ik heb vandaag ook mijn begeerde schaakspel gekocht. Na afdingen kreeg ik hem mee voor 25.000 pesos, zo'n 60 gulden. Het is een juweeltje en de figuren stellen goden en figuren weer uit de Tiahuanaco-cultuur. Deze cultuur bestond voor de Inca’s en is door diezelfde Inca’s veroverd en vernietigd. Deze cultuur had zijn hoogtepunt van 500 tot 1000 na Christus. Het spel is echter vrij zwaar en groot en dus een probleem om mee te nemen. We slenteren vandaag weer wat door de stad en eten om de paar meter de vreemde lekkernijen die overal in de leuke stalletjes verkocht worden. Alles, hoe onbekend ook, wordt geproefd. Het is soms zo heet dat je minutenlang met een dikke tong naar water snakt. De prijzen zijn belachelijk laag. Voor drie cent heb je al een soort oliebol en een glas ananassap. Als ik gul een rondje sap aanbied, blijk ik slechts 5 cent kwijt te zijn. Dit zijn de betere rondjes. Op straat wordt een origineel Tiahuanaco beeldje aangeboden. De overtuiging waarmee het verkopertje het brengt is erg leuk,, maar zelfs een kind kan zien dat het nep is. Alleen het 'made in Hong Kong' ontbreekt. Vandaag heb ik eindelijk voor een redelijke koers geld kunnen wisselen in een restaurant. Ik kan er nu weer een tijdje tegen aan. Om zo'n uur of 5 gaan plotseling de bussen weer rijden. De staking is over. Op de Santa Cruz is het meteen te merken. De menigte die elke avond vecht om een lift naar hun wijk of dorp is nu verdwenen. Ook het postkantoor is weer open, zodat morgen de post van thuis kan worden opgehaald.

Zaterdag 26 november  -  La Paz dag 4

We zijn al aardig aan de hoogte gewend. Alleen als je heel snel de trap op loopt ben je buiten adem maar voor de rest is er weinig te merken van het 'twee stappen lopen, een stap rust' verhaal uit de boeken. Bij het postkantoor liggen alleen brieven van Bob en Annemarie. De rest is niet doorgekomen. Ik zoek onder de D, V, P en O maar geen Dool voor Jos. Met de communicatie Holland-Bolivia gaat het nog niet al te best. We kopen al vast de nodige kerst en nieuwjaar kaarten. Ze zijn zo leuk dat ik er te veel koop en niet weet wie ik ze allemaal moet sturen. Er moet vandaag ergens een indianenmarkt zijn. We lopen de halve stad af maar kunnen het niet vinden. Het is wel een stuk drukker als van de week. We lopen weer ettelijke kilometers bergje op bergje af en eten ons weer klem aan de vele lekkernijen. Ik koop een Inkamuts met oorwarmers. Iedereen heeft nu zijn eigen hoofddeksel. Mike een alpinopetje, Joop een zwarte  herenhoed, Evenlien een Mexicaanse hoed en ik mijn Inca pet. Een bont stel dus. Ook koop ik een mummieslaapzak. Nu hoef ik Bob's iets te dunne slaapzak niet meer te gebruiken. Het is vandaag slecht weer. Regen en 's avonds ook een onweersbui. Dat beloofd weer niet veel goeds voor de Takesi-trail waar we vandaag de nodige inkopen hebben gedaan. 's avonds eten we voor de derde maal in successie bij de dure tent om de hoek. Voor zes gulden (hier vreselijk duur) krijgen we een enorm stuk vlees op ons bord en een heel scala van groenten, rijst en patat.

Zondag 27 november - La Paz dag 5 - Moonvalley en Chacaltaya gletsjer

Na enkele dagen marktje op, marktje af vandaag eindelijk weer eens actie. Om 9 uur de bus in en op naar de 'moonvalley'. De moonvalley of maanvallei is een grillige vallei die zoals het woord al zegt aan een maanlandschap doet denken. Het ligt maar op ½ uur rijden vanaf La Paz. De brosse rotsen zijn door regen en wind erg grillig gevormd. Het is er erg droog en behalve hier en daar een cactus groeit er niets. We lopen er wat door heen en maken prachtige foto's. Lex en Joop beginnen meteen weer over Afrika te mekkeren waar alles veel mooier, groter en beter moet zijn. Dan hoef je nergens meer naar toe te gaan. De auto moet door twee tunnels die erg nauw zijn en duidelijk niet gemaakt zijn voor hoge auto's als de onze. Lex stuurt nauwkeurig en met aan beide kanten enkele millimeters speling komen we er door. Na de moonvalley rijden we door naar de gletsjer. De weg leidt ons eerst uit het dal naar de hoogvlakte. Vlak na het vliegveld gaan we rechts af richting de witte toppen van de chacaltaya gletsjer. We rijden door allerlei kleine dorpjes waar het vandaag een drukte van jewelste is. Marktdag en bovendien is er een of ander feest aan de gang. Na een tijdje rijden gaat de weg stijl omhoog. Alleen Lama's bevinden zich nog op deze hoogte. Hoe hoger we komen hoe smaller de paadjes en scherper de haarspeldbochten. Als we op de sneeuwgrens zitten zet Lex de auto aan de kant en lopen we ca. een km naar de gletsjer. Hier is de hoogste skipiste ter wereld en wel op 5300 tot 5600 meter. De afdaling zelf stelt helemaal niets voor. het seizoen begint pas de volgende maand en wij zijn dan ook de enige bezoekers. Er is ook weinig sneeuw en dus zo en zo geen afdalinkje te maken. Het uitzicht is schitterend, maar het in de reis gids beschreven uitzicht voer het Titicacameer is nergens te zien. De schrijver is hier dus niet zelf geweest. We zitten nu op het hoogste punt tot nog toe en wel op 5300 m. We zijn opvallend fit en niemand heeft last van de hoogte. Verhalen dat er voor Europeanen hier niet te skiën valt gezien de ijle lucht zijn niet waar. Als ik hier een maand later zou zijn zou ik zonder moeite een hele dag kunnen skiën. Net als we binnen een warme bak cocathee drinken begint het buiten hard te sneeuwen, even later gevolgd door een enorme onweersbui. Helemaal ondergesneeuwd komen we terug bij de auto en rijden over de nu spekgladde weg terug naar La Paz. Daar doen we nog de laatste inkopen voor de trail van morgen en maken onze spullen in orde.

Maandag 28 november - De Takesi trail - 1e dag

Alhoewel bij de bespreking van enkele dagen terug 16 mensen deze Inca trail wilden lopen blijken er uiteindelijk maar 7 echt van plan de tocht te willen ondernemen. Sommigen zijn weliswaar ziek maar anderen laten zich afschikken door het slechte weer of heeft alleen maar voor de trail gestemd om langer in La Paz te kunnen blijven. De zeven lopers zijn Carine, Magda, Barbara, Mieke, Joop, Job en ik. De tocht begint al goed. Ruzie in de groep omdat Mieke perse na de trail terug wil naar La Paz, wat de groep een dag kost, Lex een bon wegens verkeerd afslaan die eerst op het bureau afgerekend moet worden en onderweg naar het begin van de trail een enorme hagelbui. Het beginpunt van de trail is niet eenvoudig te vinden. Via allerlei zandpaadjes komen we na veel zoeken in Ventilla, volgens de beschrijving het plaatsje vlak bij het begin van de trail. In Ventilla weet echter niemand iets van een trail en de op de kaart aangegeven plaatsen meren en bergen. na nog enkele uren rond dolen waarin we o.a. vanaf grote hoogte een prachtig uitzicht hebben op de maanvallei, vertelt een Boliviaan dat er rond La Paz niet één maar drie Ventilla's zijn en we wellicht in de verkeerde waren. Al met al zijn we vier uur later weer gedesillusioneerd terug in La Paz aangezien alleen het Ventilla van vanochtend op de kaart staat. Net als we naar het vandaag weer geopende toeristenbureau willen gaan komt een Zwitser het restaurant binnen die de trail net gelopen heeft. Hij legt ons precies uit waar we heen moeten. De niet meer zo enthousiaste Lex brengt ons een eind op weg. Halverwege stappen we over op een truck die volgeladen met zakken rijst, macaroni en mensen onze kant op moet. De weg is schitterend. Ontzettend ruige bergen die door de werking van regen en wind een moonvalley in 't groot lijken. Diepe ravijnen, rode bergflanken en besneeuwde toppen sieren ons uitzicht terwijl de zon boven ons fel brand. Kleine gieren, familie van de machtige condor, begeleiden onze tocht op enkele meters afstand in de hoop dat de chauffeur een stuurfout zal maken en wij enkele honderden meters lager als avondeten kunnen dienen. Laat in de middag arriveren we in Ventilla, Waar vandaan het 10 kilometer bergopwaarts gaat in de richting van het beginpunt van de trail. Na twee uur klauteren langs een riviertje, waarbij we naast alpaca's, lama's, schapen en koeien ook kolibries zien, komen we bij het dorpje Choquebote. Het is hier al ongeveer 4000 meter hoog. Door de felle wind is het erg koud en we besluiten niet verder te gaan. Onze tent zetten we net buiten het dorp in een vervallen kerk op. Het dak is half ingestort zodat we toch een beetje in de open lucht slapen. De drie tenten passen maar net. We hebben geluk met dit plekje, want buiten de kerk is de kou ondraaglijk geworden door de harde wind. We maken binnen een vuurtje en moeten daar noodgedwongen stro voor gebruiken. Door de enorme rookontwikkeling lijkt het alsof de kerk in brand staat. Als de stro op is moet mijn brander er aan te pas komen om een warme bak koffie te zetten. Als Joop een foto wilt nemen moet iedereen zo'n tien seconden doodstil blijven zitten vanwege de lange sluitertijd. Na vele moppen over lijken, spoken, beenderen en skeletten vallen we op deze unieke kampeerplaats in slaap.

Dinsdag 29 november  - Takesi trail (dag 2)

We staan na het doorkomen van de eerste lichtstralen op. De spullen die we buiten de tent hebben laten staan zijn er nog, al heeft een piepende cavia vannacht wel voor enige bezorgdheid gezorgd. Het is bewolkt en af en toe regent het. Na een uur lopen zijn we bij het begin van de trail. Het is hier al 4200 meter hoog en voor ons doemt de te nemen pas van 4650 meter op. Na 1-j uur stijl bergopwaarts over de kale granieten berg zijn we boven. Het is mistig en we missen dus het in de handleiding geprezen uitzicht. Als we de blikjes vis opentrekken begint het zelfs te sneeuwen. We dalen maar snel af naar lagere en hopelijk ook behaaglijker sferen. In de dichte mist lopen we over de soms 6 meter brede en geheel intact zijnde Incapaden. Deze paden zijn door de Inca's aangelegd en de stenen passen net zo precies in elkaar als de huizen uit die tijd. De trail gaat nu alleen nog maar bergafwaarts. Als de mist langzaam optrekt begint het weer te regenen en moeten de regenjassen weer aan. Na de nodige glibberpartijen en over menig stroompje te zijn gesprongen komen we bij het dorpje Takesi (3800 m). Vanuit de verte waren er mensen te zien in dit 1hobbit-achtige' dorpje, maar beneden aangekomen is iedereen naar binnen gevlucht en zo voor ons een spookstad achter latend. We rusten in het dorp wat uit en ik ontdoe me even van mijn doorweekte schoenen. Ik snap nog steeds niet waarom ik mijn bergschoenen in Holland achter gelaten heb. Als we het dorp verlaten zien we de mensen langzaam weer uit hun hutjes te voorschijn komen. We dalen nog twee uur af en zien het landschap langzaam veranderen. De kale rotsen    raken langzaam begroeid. Eerst met mossen en hier en daar een graspol en later de eerste struiken met hier en daar een zielig boompje. De rest van de tocht zal langs de Takesi-rivier lopen die net als Wij een steile afdaling voor de boeg heeft. Als na een gewaagde rivierovergang over gladde stenen de zon begint te schijnen besluiten we ons kamp op te slaan aan de rivier en onze natte spullen te drogen. Naast onze kampeerplaats valt een watervalletje met veel kabaal naar beneden en een stukje verderop is een voetbrug waarvan  de fundamenten stammen uit de pré-Colombiaanse tijd (van voor 1492, het jaar waarin Columbus Amerika  1 ontdekte).Ondanks de koude nemen we een verfrissende duik in het riviertje en na een overheerlijke bak bouillon genieten we een paar uur van de schitterende rust uitstralende omgeving en het nu fel schijnende zonnetje,  's Avonds blijkt de door mij gekochte mayonaise een voltreffer te zijn. Er wordt een heerlijke vis-salade mee gemaakt en doet tevens dienst als boter op de broodjes. Er is helaas geen droog hout te vinden zodat er niets komt van een kampvuurtje. Om zeven uur ligt iedereen dus al in de tent. Joop roert als gewoonlijk weer zijn favoriete sport voetbal aan en in hst bijzonder Ajax zodat iedereen vanzelf snel in slaap valt. En Joop maar doorpraten in z'n eentje.
 
Woensdag 30 november  - Takesi trail (dag 3)
 
We staan weer op met mist. Ondanks het slechte uitzicht geeft het een kick door dit prachtige benevelde landschap te lopen. We dalen af naar de Yungas, het Boliviaanse deel van de Amazoneregenwouden. Boven deze jungle hangt een nevel, die doet denken aan foto's van het Braziliaanse Amazonegebied. De bomen zijn behangen met korstmossen en de vele bloemen zorgen voor een kleurig geheel. Bonte vlinders, mieren die stukjes blad verslepen en andere insecten zijn de dieren die we tegen komen. Als we na een steile en gladde afdaling bij een waterval aankomen blijven we in de weer te voorschijn gekomen zon 1 ½ uur badderen. Een hoogtepunt van de trail. Nog steeds via Incapaden lopen we naar het einde van de trail, dat bij een brug over de Takesi rivier ligt op ongeveer 2100 meter hoogte. We zijn dus vanaf de pas ruim 2500 meter gedaald. We rusten daar wat uit en lopen verder naar het mijnwerkers-dorpje Chojlla. Het is nog twee uur-lopen. De weg heeft een dubbele functie. Naast pad wordt hij ook gebruikt als dak voor de waterleiding. Je moet hier niet  's nachts lopen want dan bestaat het gevaar dat je door een gat in de weg verdwijnt in het drinkwater van Chojlla. Het laatste stuk naar Chojlla gaat stijl omhoog via scherpe S-bochten. Na drie kwartier komen we helemaal bezweet boven. We zijn een bezienswaardigheid en worden weldra omringt door vele kinderen die ons aanstaren alsof we van mars komen. De mensen zien er goed uit en er is zo te zien voldoende voedsel te krijgen. Ze leven echter in vreselijk aftandse golfplaten huizen en voor de deur een open riolering. Er klinkt door het dorp constant via    een megafoon een harde stem met instructies aan de mijnwerkers. Het lijkt  'Big Brother'  uit Orwell's boek  '1984'  wel. We lopen naar het topje van de op een berg gebouwde stad en duiken in een qua bediening typisch Boliviaans restaurant. Zo krijg je bij de koffie automatisch een broodje en als je het weigert moet het toch betaald worden, soep hebben ze niet maar als je macaroni bestelt krijg je of je het lust of niet opeens een bak soep voor je neus die bij de macaroni hoort. Bovendien is in Chojlla de inflatie niet bij te benen. Telkens als je wat bestelt is de prijs hoger dan een paar minuten er voor. We lachen er maar om. In het handboek staat dat je kan overnachten in de plaatselijke school. Bij navraag blijkt dat inderdaad het geval, maar de man met de sleutel is niet te vinden. Na een half uur komt er een meisje naar ons toe met de sleutel. We zitten net te eten en proberen haar duidelijk te maken dat we zo snel mogelijk met haar mee gaan maar ze begrijpt het verkeerd en denkt dat we de school niet meer nodig hebben en is even later onvindbaar. Via via komen we weer bij het meisje die ons naar de aardedonkere school leidt. We mogen in een ouderwets schoollokaal slapen. De schoolbanken stammen uit de tijd van voor UO II. Twee aan twee aan een vaste tafel. Voor in de klas hangen de twee nationale helden van Bolivia, Sucre en Bolivar, Het is beangstigend stil in de school en we besluiten de deur te barricaderen. Wederom een unieke slaapplaats.

Donderdag 1 december  -  Chojlla naar Coroico

Vanmorgen is voor het eerst de gletsjer te zien waar we tijdens de trail langs gelopen zijn. Beter laat dan nooit.
We eten weer in het restaurant. De sterk veranderde Barbara bekt de eigenaresse een paar keer flink af waarna Wij aan de rekening merken dat dat niet zo heel erg op prijs werd gesteld. Even later zitten we met z'n zevenen in de bus richting La Paz. Hierin maken we kennis met de aantrekkelijke Olga die lerares Engels is in La Paz en uit Chojlla komt. Die hadden we een paar dagen eerder moeten ontmoeten. Halverwege nemen we afscheid van Olga, Mieke en Barbara. Barbara gaat vanuit La Paz direct door naar Santiago om haar Chileense vlam uit Cuzco te ontmoeten terwijl Mieke nog wat inkopen wil doen in La Paz en met de groep naar Coroico gaat. De overgebleven vijf proberen van hieruit te liften naar Coroico. Er gaan zat trucks die kant op. Na een hapje in één van de vele tentjes die zich op dit strategische punt hebben genesteld komt toevallig de bus aan. Deze rijdt maar één maal per dag en is normaliter propvol. Hij is maar voor de helft gevuld en als alle spullen op het dak gebonden zijn gaan we op weg. Onderweg zitten we vanwege een aardverschuiving een tijdje in de file. Op de smalle weg met zijn diepe afgronden is het erg lastig tegenliggers te laten passeren maar de chauffeur doet het feilloos. Bij tweeën zijn we in het tropisch aandoende Coroico. Een en al groen, waaronder veel bananenbomen siert het op een heuvel gelegen plaatsje. Het is een en al rust en om het met palmen omgeven plein rijdt geen auto. We slapen in hotel  'Lluvia de Oro' oftewel hotel  'de gouden regen', voor 600 pesos per persoon  (ƒ1,80). Er is ook een zwembad, maar dat is zo groen dat je er beter in kart vissen. De dames worden onder het genot van een pilsje de regels van het dobbelen bij gebracht en na een even heerlijke als goedkope maaltijd gaan we naar bed.

Vrijdag 2 december  - Coroico

Het op 1 500 meter gelegen Coroico ligt maar een paar uur rijden vanaf La Paz maar het verschil in klimaat is enorm. Hier is het altijd warm en alle truien kunnen ver weg gestopt worden. Als we een wandelingetje even buiten het dorp maken komen de oerwoudgeluiden je tegemoet. Krekels en vogels laten zich luidruchtig horen. De lucht is vochtig en ik merk dat meteen aan een hooikoortsaanval. Het is vandaag een relaxed dagje in de zon. We genieten van de vele enorme arenden die ver weg in het dal maar soms ook vlak boven ons rondcirkelen. Op een gegeven moment tellen we er wel 15. Ook aan het grote aantal negers kan je zien dat je aan de andere kant van de Andes bent. Hun voorouders hebben hier als slaaf op de plantages gewerkt. Als we  's avonds op een rustig plekje zitten maken we een prachtige zonsondergang mee terwijl vlak voor ons op een struik kolibries af en aan vliegen die niet groter zijn dan een luciferdoosje. Als de rest van de groep arriveert is het gedaan met de rust. Het is feest. Anita is gisteren jarig geweest en viert het vandaag nu Wij er weer zijn.

Zaterdag 3 december - Coroico naar Cochabamba (1e rijdag)

Vandaag gaan we richting Cochabamba en hopen dat in twee dagen te doen. We rijden langs honderden meters diepe afgronden en tegenliggers worden met moeite gepasseerd. Halverwege stoppen we bij een haast tussen de bomen verstopt riviertje. Het water is haast warm en dus heerlijk om het zweet van vandaag af te spoelen. Langs de oever zijn ontelbare prachtig gekleurde grote en kleine vlinders te zien. Ook felgele vogels vliegen hier heen en weer.  's Avonds kamperen we in de bedding van een haast droog gevallen rivier. De helft zet de tent op en de andere helft, waaronder ik slaapt onder een rieten afdakje in de open lucht. Ik hang mijn muskietennet op en duik er met Marian onder.

Zondag 4 december - Coroico naar Cochabamba (2e rijdag)

Het wordt weer een lange rijdag. We stijgen langzaam het regenwoud uit en komen weer in het hooggebergte. Tegen de avond bereiken we Inquisiva. Hier hadden we gisteren al moeten wezen, maar de vele kronkels in de weg zorgen voor veel oponthoud. Soms ben je na een uur kronkelen pas aan de overkant van een rivier. We besluiten even buiten Inquisiva te kamperen maar de weg gaat enkel omhoog en langs de kant is of geen plaats of er te rotsachtig om te kamperen. Zo stijgen we in het donker tot ruim 4.000 m. Als we bij een elektriciteitscentrale de weg vragen krijgen we het aanbod om in het schakelhuis te overnachten. Dit nemen we graag aan en even later worden de slaapzakken tussen de meterkastjes, schakelborden en accu's uitgerold. Er wordt hier met behulp van een kleine stuwdam elektriciteit gewonnen voor o.a. de grote stad Oruro. Wederom een unieke overnachting. Nu op 4060m hoog.

Maandag 5 december - Cochabamba

Over wat snellere wegen bereiken we eindelijk de weg La Paz - Cochabamba. Na de zoveelste controlepost komen we op een prachtig stuk asfalt terecht en leggen de laatste 100 km af in 2 uur. Gisteren deden we over 150 km elf uur!  Cochabamba doet meteen erg vriendelijk aan met zijn plaza vol palmen en vele kleine snoepkraampjes. Cochabamba is de ‘poort naar de Amazone’. We slapen in het op het oog erg nette hotel Escobar, maar onder de schone lakens ligt een muf matras waar het krioelt van de insecten. Gatver!!
Er wordt eten ingeslagen voor de komende twee rijdagen naar Sucre. We vinden het jammer dat we niet langer in Cochabamba kunnen blijven, 's Avonds leest Martijn tgv Sinterklaas een gedicht voor. Iedereen krijgt een beurt in dit leuke gedicht. Het is onvoorstelbaar dat thuis in de kou en donkere avond op dit moment Sinterklaas gevierd wordt terwijl het hier dag is en de zon volop schijnt.
 
Dinsdag 6 december - Cochabamba naar Sucre (1e rijdag)
 
Alweer een rijdag. We willen in twee dagen de officiële hoofdstad van Bolivia, Sucre, bereiken. Aangezien we om 11 uur al op 1/3 van de afstand zitten beginnen we al optimistisch over een dag winst te speculeren. Hoe wreed zal dit afgestraft worden. We rijden eerst de verkeerde kant op richting Santa Cruz, wat ons 4 uur kost en als we uiteindelijk terug zijn en de goede afslag hebben genomen wordt de weg erg slecht en gaat het meestal bergop. Als het donker wordt zijn we niet eens op de helft. Het regent en er is geen geschikte kampeerplaats. Er wordt voorgesteld in een dorpje een hotelletje te nemen, desnoods op eigen kosten maar Lex doet als gewoonlijk zijn eigen zin en rijdt door. Als we een stuk verderop geen keus meer hebben wordt er beslist door te rijden. Alhoewel er in Amsterdam is afgesproken niet  's avonds te rijden doen we het nu dus toch. Onverantwoord en na alle ellende die volgt hopelijk ook de laatste keer. Eerst rijden we met volle vaart door een greppel waardoor iedereen een meter de lucht in vliegt en hardhandig neer ploft en even verder raakt Lex op een modderpad in de slip en belandt de auto in de greppel langs de weg tegen de bergrand. Geluk dat er een berg staat en niet zoals aan de andere kant van de weg een diep ravijn. De berg is door de hevige regenval bedekt met een dikke laag modder zodat de auto niet noemenswaardig is beschadigd. Het loskomen is een heel karwei. net stenen en takken wordt de greppel droog gelegd en na een uur proberen is hij eindelijk los. Het is inmiddels 12 uur  's nachts geworden. Later horen we dat het hier noodweer is geweest. Hele oogsten zijn verregend en verhageld. Met een wonderwel ongeschonden maar wel erg bemodderde auto rijden we verder op zoek naar een kampeerplaats. Als er om 3.30 nog geen plekje gevonden is zet Lex de auto maar aan de kant en moet er in de auto  (verder) geslapen worden. Wat een sukkel!

Woensdag 7 december - Cochabamba naar Sucre (2e rijdag)

Om 5.15 is het al licht en na een warme bak bouillon rijden we verder naar Sucre, waar we drie uur later arriveren. Sucre is de officiële hoofdstad van Bolivia. Zijn naam is ontleend aan de befaamde vrijheidsstrijder generaal Sucre, de strijdmakker van Simon Bolivar. Sucre is alleen officieel de hoofdstad. La Paz heeft al 100 jaar geleden alle regerings- en zakenwereldtaken overgenomen. Sucre is een erg rustige stad met vele prachtige gebouwen uit de koloniale tijd. Aan 't prachtige en gezellige plein '25 de Maya', waar o.a. een monument van Gen. Sucre staat, ligt 't koloniaal uit geverfde regeringsgebouw waar de onafhankelijkheidsverklaring werd getekend door o.a. Weer die Gen. Sucre. Er zijn hier beduidend minder soldaten op de been. Op straat wordt openlijk zwart geld gewisseld. Er gaat mede hierdoor een relaxed sfeertje uit van dit Sucre. We houden ons ook hier aan de 'grote stad traditie', gebak eten en keutelen door de gezellige straatjes en marktjes. 's Avonds eten we in een vegetarisch restaurant. Het wordt gerund door de Hare Krishna beweging en op de achtergrond klinkt dan ook de eentonige ‘Hare Krishna, hare hare’ (100 maal) muziek. Het eten is wel lekker en ook goedkoop. Hoe kom ik van mijn pesos af??

Donderdag 8 december - Sucre

Ik wordt vroeg door Joop gewekt. Hij vraagt of ik zin heb om vandaag met 'Foster Parents Plan' mee te gaan naar één van de dorpen die door het instituut gesteund wordt. Joop is namelijk gisteren naar de F.P.P. afdeling in Sucre geweest en met de Nederlandse directrice de hele dag op stap geweest en heeft voor vandaag twee uitstapjes geregeld. Hij gaat met Anita naar een afgelegen dorp kijken naar de F.P.P. activiteiten aldaar terwijl de tweede auto een ander dorp op zoekt. Joop is zgn. adoptieouder en heeft hier in Sucre zijn kind zitten. Ik vraag of Carine mee gaat want er zijn twee plaatsen in de tweede auto. Helaas heeft Joop een verkeerd adres opgegeven en hebben we het F.P.P. hoofdkantoor om 8 uur, als de auto vertrekt, nog niet gevonden. Terug in het hotel blijkt Heleen het juiste adres ook te weten en gaan we met z'n vieren (Martijn gaat ook mee) naar het juiste adres. De auto is uiteraard al weg maar we krijgen een leuke ontvangst en een kleine rondleiding. Het principe van F.P.P. is dat in de rijke landen kinderen worden geadopteerd, met dien verstande dat het kind in zijn geboorteland blijft en de 'Parent'  (ouder) elke maand een bepaald bedrag stort. Dit geld komt voor 40% ten goede aan het kind en gezin en de overige 60% aan de gemeenschap. De kinderen zijn verplicht zes maal per jaar een brief te schrijven. Deze brief wordt hier in het hoofdkantoor vertaald in het Engels en naar de pleegouders gestuurd. We krijgen de hele procedure te zien en ook wat post uit Nederland. Het zijn d8 bekende kaartjes met molentjes, boertjes en klompen. In Bolivia zijn ca. 6.000 pleegkinderen waarvan er 2800 een adoptieouder uit ons land hebben. De voornaamste hoeveelheid adoptieouders komen uit Nederland, Australië, Engeland, België en de VS. Er is hier in Sucre net een natuurramp geweest waarbij enorme regen en hagelbuien oogsten en zelfs dorpen hebben verwoest. Een adoptiekind is hier bij omgekomen. Joop en Anita zijn herhaaldelijk gevraagd te blijven. Joop kan helpen met huizen bouwen en verpleegster Anita met injecteren. Martijn en Heleen kunnen morgen mee naar de afgelegen wonende Jana Boeko indianen. Deze kleurige met helm op lopende indianen worden dan voor het eerst benaderd door F.P.P. Een interessante trip. De groep gaat morgen verder naar Potosi, waar we een mijn gaan bezoeken. Het is vertederend wanneer je hier op straat een bedelaar wat geld geeft. Het wordt uitgebreid gezoend waarna door middel van een gebed de Heer wordt bedankt. 's Avonds is er paniek in de groep. Er is weer een staking op komst en deze valt ongeveer in de tijd als Wij de grens over willen. Mike wil een dag langer in Sucre blijven en na de 48 uurs staking pas de grens over. Dit kost ons wederom drie dagen. Volgens mijn berekeningen kunnen we de grens nog voor de stakingen over en zo ontstaan er twee kampen: de doorrijders, die als het evt. mis zou lopen best een paar nachten wild willen kamperen en de blijvers dis het liefst alle zes maanden in grote steden verblijven en al mekkeren als er een nacht gekampeerd moet worden. Al met al is er om 12 uur 's nachts nog geen beslissing genomen. Die wordt uiteindelijk uitgesteld tot morgen als de groep compleet is.
 
Vrijdag 9 december  - Sucre naar Potosi
 
We worden door Mike gewekt met de mededeling dat de meerderheid in Sucre wil blijven. We kunnen het maar moeilijk geloven en doen een 'recount'. Resultaat: een zeer ruime meerderheid is voor doorrijden. Om 9 uur zitten we weer in de bus en met hier en daar een scheef gezicht vertrekken we naar Potosi. De tocht is schitterend en na een uurtje is iedereen het geharrewar van vanochtend weer vergeten en genieten we van het ruige landschap vol cactussen. We hebben het geluk dat deze maand de cactussen net in bloei staan. Midden in het niets is er over een rivier een enorme hangbrug gebouwd in de Spaanse stijl. Aan elke kant van de haast droog gevallen rivier staat een kasteel. We zijn er naar toe gelopen en hebben via wankele trappen de torens beklommen. Na zo'n 6 uur rijden over stoffige wegen bereiken we de hoogst gelegen grote stad ter wereld, Potosi. Het ligt op 4070 m en telt 125.000 inwoners. De plaats is wereldbekend vanwege zijn (nu uitgeputte) zilvermijn. Eigenlijk meer een Zilverberg daar de berg haast uit massief zilver bestond. Deze berg, die in totaal voor twee biljoen dollar aan zilver leverde, maakte Spanje één van de rijkste landen ter wereld. Nog steeds is het woord Potosi synoniem voor onmetelijke rijkdom. Dit geldt echter niet voor de mijnwerkers die onder de Spanjaarden het zilver moesten delven. Door het zware werk, het weinige voedsel, de saunatemperatuur in da mijn en opgelopen stoflongen stierf iedere mijnwerker binnen tien jaar. In totaal stierven 8 miljoen indianen door de Spaanse zilverhonger, te vergelijken met Hitlers holocaust. Ook tegenwoordig is het leven in de mijn erg ongezond. De mijnwerkers hebben vaak last van stoflongen en verdienen weinig, Er wordt nu voornamelijk tin gewonnen. Met Marianne loop ik naar het toeristenbureau. We krijgen goede informatie over de mogelijkheid de mijnen te bezoeken en horen dat we de grens met Chili ondanks de stakingen waarschijnlijk wel over kunnen. Een tegenvaller is echter de weg naar de grens. Die schijnt rotter dan rot te zijn. De bus doet alleen over het eerste stuk naar Uyuni al 12 tot 14 uur! ’s Avonds als de zon niet onze huid teistert wordt het vreselijk koud. Zelfs met een trui aan is het niet te harden. In een restaurant gaan we ons weer te buiten aan de kip gen nemen een bak koffie en een hamburger op de markt. Lekker goedkoop, maar het begint wel eentonig te worden.
 
Zaterdag 10 december  - Potosi: de mijnen

Met de stadsbus rijden we vanochtend naar de door het staatsbedrijf C0P1IB0L beheerde tinmijn Pailaviri. Het is de grootste mijn van Bolivia en één van de pijlers van de Boliviaanse economie. De grootste inkomstenbron is nog altijd de cocaïnehandel al verdwijnt al dat geld voornamelijk in de zakken van de militaire leiders. Bij de mijn aangekomen worden we in mijnwerkerskleding gestoken en even later lopen we met pak, helm, laarzen en koplamp de koude en tochtige schacht in. Soms moeten we ons tegen de wand drukken om de af en aan rijdende wagentjes vol erts te laten passeren. We krijgen het eerst de liftkamer te zien. Hier wordt op zeer primitieve Wijze met behulp van bellen en toeters de lift bedient. De mijn heeft 18 verdiepingen, die elk 30 meter hoog zijn. Hierna gaan we naar de medische post. In dit weinig hygiënische hok vertelt de EHBO'er dat er gemiddeld 5 kleine ongelukken per dag plaats vinden, 15 zware per maand en zo'n 5 doden per jaar vallen. Dit komt door vallend gesteente en/of de gevolgen van een dynamiet explosie.
Er werken in deze mijn 2000 mensen (van de in totaal 5000 die in deze berg aan het vroeten zijn), zodat het ongeval percentage enorm is. Bij deze cijfers zijn de tientallen doden per jaar als gevolg van siliconen-tbc (stoflongen) buiten beschouwing gelaten. Iedere mijnwerker heeft na enkele jaren in de mijn gegarandeerd een longaandoening. Ze verdienen slechts ½ dollar per dag voor dit zware werk. De gids brengt ondanks deze absurde gegevens trots naar voren dat er sinds kort een sociaal fonds is opgericht. Van de ½ dollar die de mijnwerkers verdienen kunnen ze 5% afdragen voor 't fonds en als ze door een ongeluk niet meer in staat zijn te werken kunnen ze op het fonds een beroep doen, die dan voor een kleine uitkering zorgt.
De mijnwerkers krijgen wel gratis onderdak en een klein rantsoen van de regering maar om in leven te blijven moeten de vrouwen en kinderen er hard tegen aan. Ge ziet in de stad dan ook overal kinderen met spulletjes leuren. In de mijn zien we de mannen het zware werk verrichten. Plet een enorme boor worden eerst diepe gaten geboord waar dynamiet in wordt gestopt. De ontploffing zorgt voor een nieuwe schacht. Er wordt horizontaal en verticaal geboord. Zo ontstaan gangen die 4 meter boven elkaar lopen en om de 4 meter een gat naar boven hebben. We kunnen de aders goed zien. Tin is 't hoofdproduct, maar als lucratief bijproduct wordt er o.a. ook zilver gewonnen. Als we dieper de mijn in gaan wordt het ook warmer en als door de slechte ventilatie de lucht in een gedeelte van de mijn verpest is door bedorven water krijgt iedereen moeilijkheden met de ademhaling. Na een rondleiding van Zjt uur staan we weer buiten. 3e zou al die ontevreden Nederlanders hier eens heen moeten sturen, dan piepen ze wel anders, 's Middags arriveren Martijn en Heleen uit Sucre. Ze hebben gisteren een fantastische dag bij de Jana Boeko indianen gehad. Ze werden erg gastvrij ontvangen en blij dat ze door Foster Parents Plan geholpen worden. Martijn heeft ter plaatse een meisje geadopteerd. Als we door Potosi lopen komen we de gids van de mijn tegen. Deze uiterst vriendelijke man leidt ons naar een klein kleding winkeltje waar Mieke, die overmorgen jarig is, een prachtig kleed koopt. Ook Wij worden verleidt tot het kopen van een doek. Het betalen verloopt zeer vreemd. De doeken kosten 10.000 pesos. Wij willen 8 dollar betalen, maar dat vindt ze te weinig. Er wordt dus eerst gewisseld in de winkel bij een buurvrouw die 10.400 pesos geeft voor de 8 dollar. Rare mensen die Bolivianen. Op de markt nemen we een bakje vocht bij een tentje dat door meisjes van 16, 17 wordt gerund.
Het is erg gezellig en al snel een drukte van jewelste. Het bekende namen uitwisselen, leeftijd schatten, wel/niet getrouwd etc. etc. Twee meisjes van 16 en 17 hebben al een kind, maar geen man. Ze zijn erg trots op de peuters en krijgen de indruk dat de rest van de kinderen zelf ook zo'n kleintje zouden willen.
 
Zondag 11 december  - Naar Uyuni
 
We staan vroeg op want de grens is ver en overmorgen begint de tweedaagse staking. Half zes ben ik al op en om 6 uur zitten we al op de markt. Deze is net open. We eten weer bij de meisjes van gisteravond, die volop bezig zijn de kleintjes met de fles stil te houden. Terug in het hotel blijkt het er een zootje te zijn. Lex ligt met een kater op bed en als hij eindelijk wakker is blijkt iemand van ons een deken te hebben gepikt. De mensen zijn witheet en we mogen niet eerder weg eer alle kamer tot het laatste spijkertje gecontroleerd zijn. Om 8 uur kunnen we pas Potosi verlaten. Vlak buiten Potosi slaat Lex een andere weg in als afgesproken. Hij blijkt 'onze' weg niet goed te vinden en wil toch via Iquique (Chili) rijden, een omweg van twee dagen. Job en ik fluiten Lex terug en met de pest in zijn lijf zet hij koers richting Uyuni. En dan te bedenken dat deze route al 'aangenomen' is in La Paz. Naar Uyuni dus, volgens de berichten 12 a 14 uur, maar volgens mij hooguit 8 uur. De tocht is Wederom mooi. Langs de goed berijdbare weg staan enorme cactussen recht omhoog en als we langs een zoutmeertje rijden zien we zowaar enkele flamingo's. Als we tussen de middag in een dorp wat eten en drinken komt er een man langs met een tamme condor. Tijdens het laatste stuk naar Uyuni hebben we een grappig voorval. Een man valt als we voorbij rijden en uit puur medelijden wordt hij de bus wordt ingesleurd voor een lift. De verbouwereerde man kan pas enkele kilometers later uitbrengen dat hij maar 200 meter mee moest. Wij weer terug dus. We arriveren om 5 uur in Uyuni. In 8 uur dus! Het is een typisch woestijndorp. Brede stille straten en met meer soldaten dan burgers. We geven in een uur onze laatste pesos uit en rijden tegen donker het droge zoutmeer in. Na 200 meter zitten we al hopeloos vast in de modderige zoutpannen. Lex vond de weg te hobbelig en snapte niet waarom je op die vlakte naast de weg kunt rijden. Dat weet hij nu wel!
Na veel smurrie scheppen en mislukte pogingen er uit te komen zijn maar liefst 5 uur (!!) verder voor we weer verder kunnen. De weg wordt gelukkig snel beter en rijden nu met een vaartje van zo'n 40 km/uur over de zoutvlakte. We moeten globaal de spoorlijn volgen, die ook naar het grensplaatsje Ollague gaat. Net buiten Uyuni staan tientallen oude stoomtreinen te verroesten. De ene is een nog mooier museumstuk als de ander, Als het al donker is rijden we tegen een laag hangende kabel. We vrezen een elektriciteitskabel, maar het blijkt gelukkig een telefoonkabel te zijn. We rijden nog een uurtje verder voor we midden in het droge zoutmeer de tenten opslaan. Het is koud, maar de nieuwe slaapzak voldoet goed. De harde wind is 180 gedraaid en staat nu vol op de opening waardoor de tent steeds los schiet. Ik moet er 's nachts twee maal uit om hem weer vast te maken.
 
Maandag 12 december  - Uyuni naar Ollague (grens Chili)
 
Weer pech vanochtend. De radiateur-slang is afgebroken en moeilijk weer vast te maken. Uiteindelijk lukt het met een padvindersknoop van job en kunnen we om 8.30 eindelijk verder. We rijden over slechte wegen door het zoutmeer, maar komen niet meer vast te zitten. Het doorwaden van de Rio Grande, een rivier, ziet er gevaarlijk uit, maar we bereiken zonder problemen de andere kant. De vorige reis heeft een soortgelijke rivier Ashraf bijna een auto gekost. Langs de oever zien we de eerste hagedissen. Ik dacht al bijna dat er in Zuid-Amerika geen hagedissen leven. Vlak na de rivierpassage komen we in het gelijknamige dorp Rio Grande. Het is een erg arm dorp. Door de droogte en het gebrek aan zoet water zijn alle dieren dood gegaan. Ze hebben helemaal niets meer. We laden de auto uit en halen vier zakken met kleding te voorschijn die onder de dorpelingen worden verdeeld. Ze zijn dol gelukkig, al blijft het maar een pleister op de wond.
 
De radiateur houdt het wonderwel en via hobbelige maar droge wegen bereiken we om 2.45 de Boliviaanse grens. We hebben het gehaald! Nieuwsgierige ambtenaren doorzoeken de hele auto. Er wordt bovendien 5 dollar per persoon verlangt voor het exit-stempel, wat eigenlijk gratis is. Ons is hiervan niets bekend en vermoeden met een corrupte douaneambtenaar van doen te hebben. Zijn verhaal is echter aannemelijk en na stemming wordt besloten het bedrag toch maar te betalen. We doen voor de zekerheid overal navraag en we vertrouwen het zaakje steeds minder. Als de douane ook cheques zegt te accepteren (We zeggen geen cash dollars bij ons te hebben) maar niet weet hoe dat werkt splitsen we ze ongedekte traveller cheques in de maag. Als bij de betaling iemand haast niet meer bij komt van het lachen zijn we er helemaal zeker van dat we belazerd worden. Alleen …..lachen wij het laatst. Zeker als we de cheques later als gestolen op gaan geven.
Als we naar de Chileense grens rijden komen we een machinist tegen. We leggen hem het verhaal voor. Hij is witheet op die corrupte ambtenaren. Met een geldig paspoort ben je aan de douane niets schuldig. Hij wil meteen met zijn trein naar Uyuni rijden om aangifte te doen! We moeten wel mee als getuigen. Dat gaat ons te ver en zeggen het zelf wel te regelen.
We hebben in ieder geval de stempels. Het is al laat in de middag en voor we de grens over gaan, gaan we eerst uitgebreid eten. Lex gaat terug om de cheques terug te vragen. Hij dreigt ze aan te geven, maar ze geven niet toe. We vertrekken dus maar richting Chili. Echter niet voordat we met luid toeteren en gejoel proberen ze alsnog op andere gedachten te brengen. Waarschijnlijk tot hun grote opluchting rijden we om 19.45 richting Chili en niet terug naar Uyuni. Ze lachen ons nu waarschijnlijk uit. Wij hen ook, want de cheques zijn ongetekend niet te verzilveren.
Als we 5 minuten later bij de Chileense grens aankomen is deze nog open. De mensen zijn erg aardig, maar een nieuwe regeling schrijft voor dat eigen vervoer zonder speciale toestemming het land niet in mag! Wij mogen Chili wel in, maar de auto dus niet. Problemen dus. Wij mogen overnachten in een lokaaltje van de douane. Ze brengen zelfs warm water. Morgen gaan Lex en Mike een plaats verder, in Calama, proberen contact te krijgen met de hoge chef in Antofagasta, die de gewenste toestemming om het land in te mogen kan verlenen. Hier in Ollague hebben ze geen telefoon. Waarschijnlijk enkele dagen vertraging dus. Hadden we net een paar dagen gewonnen ……

 

Deel 3 : Chili

Dinsdag 13 december  - Ollague (grens Bolivia Chili)

We worden pas laat wakker in het controlehokje van de Chileense douane. Lex en Mike gaan in Calama proberen de chef in Antofagasta te bereiken om toestemming te krijgen de grens te passeren. Dat is hier in Ollague niet mogelijk omdat er hier geen communicatiemiddelen zijn. Ze komen morgen pas terug. Hier in het kleine en uiterst droge plaatsje is het uitzicht fascinerend. Twaalf vulkanen, die ieder boven de 5.000 meter reiken, sieren de oevers van het zoutmeer. De dag wordt doorgebracht met het spelen van allerlei spelletjes zoals toepen, boerenbridge, dobbelen en klaverjassen. Op zich een uiterst gezellige dag.

Woensdag 14 december  - Ollague (grens Bolivia Chili)

Het is vandaag de verjaardag van Anneke. Mike, Emely en Leontien hebben een speciaal lied ingestudeerd. Het is een leuke tekst, maar het zijn vooral de danspasjes en sprongetjes die het meest op de lachspieren werken. Anneke is zo blij als een kind. Om half tien komt de douane met het goede nieuws dat we met de auto 15 dagen in Chili mogen blijven. Ze hebben de chef via een radio te pakken kunnen krijgen en deze heeft groen licht gegeven. Gelukkig maar want we waren Bolivia nooit meer in gekomen. Het wachten is nu op Mike en Lex.
 We worden door de dorpsbewoners uitgenodigd voor een partijtje voetbal. Joop en ik doen mee en spelen tegen elkaar. Alhoewel Joop's partij veel meer goede voetballers bevat winnen wij met 5-2. Ik scoorde zowaar het eerste doelpunt. Hierna klaverjassen Job en ik tegen Emily en Leontien. De dames zijn behoorlijk goed en we worden compleet weggespeeld. Hierna vervangt Joop de minder sterke Job en spelen we drie hele spannende maar vooral luidruchtige potjes, die wij uiteindelijk winnen.
's Avonds komen Lex en Mike terug. Ze hebben in Calama de Nederlandse kanselier Henk Knoester gebeld, die op zijn beurt de hoogste man in Santiago belde. De toestemming om binnen te komen was toen in enkele seconden geregeld. Morgen kunnen we dus weg.

Donderdag 15 december Calama

Vandaag mogen we de grens over, maar moeten ons wel eerst melden in Antofagasta. Een omweg van zo'n drie dagen aangezien we dezelfde weg weer terug moeten naar de geisers van San Pedro de Atacama. We ruimen de enorme troep op die zich in het douanekantoor heeft opgehoopt en zetten de klok een uur verder op Chileense tijd. Nog maar 4 uur verschil met Nederland. Om 11 uur rijden we door de poort, uitgezwaaid door de vriendelijke en behulpzame douaneambtenaren. Dit lijkt niet in de verste verten op het gruwelijke onderdrukte Chili dat we in Nederland van televisie kennen. Ik ben benieuwd naar de situatie in Santiago en andere grote steden, al weet je natuurlijk nooit wat er achter muren gebeurt en juist dat wat je niet kunt zien brengen ze in Nederland in de publiciteit. Langs vele prachtige vulkanen rijden we eerst naar Calama. De weg gaat weer door zoutmeren. Vlak voor Calama komen we bij de grootste open kopermijn ter wereld. Uit een enorm gat rijden super krachtige vrachtwagens vol kopererts af en aan. Naast het kopererts afval dat in grote hopen langs de weg ligt liggen gele hoopjes steen, die op de aanwezigheid van zwavel Wijst. In Calama worden we voor het eerst geconfronteerd met het hoge prijspeil. Alles kost een paar gulden en het eten ligt op Nederlands of hoger niveau wat prijs betreft. Een hele overgang als je uit het super goedkope Bolivia komt. Er wordt nu niet meer in dubbeltjes gerekend. In een restaurant bestellen we met z'n allen een halve of een kwart kip, maar het afwijkende Spaans van de Chileense ober zorgt er voor dat de bestelling eerst helemaal niet door komt en er later de meest vreemde dingen op het bord verschijnen. Zo krijgt de hongerige Joop een vleugeltje, terwijl hij een halve kip besteld heeft, de vegetarische Heleen een lekker stuk kip en de helft van de groep een vegetarische salade in plaats van frieten bij de kip. Na het eten word ik door een vriendelijke maar niet te volgen Chileen uitgenodigd een biertje mee te drinken. Ook zijn net gekochte hele kip mag thuis mee verorberd worden. Er wordt met de te hulp geroepen Jenneke wat gepraat over alledaagse dingen. Helaas ontbreekt de tijd om met de man mee te gaan. Als de eerder vandaag opgelopen lekke band geplakt is rijden we verder naar Antofagasta. Op een half uur rijden van Antofagasta worden we opgeschrikt door een harde knal. Nadat de slingerende auto met moeite aan de kant is gezet blijkt dat we twee klapbanden hebben. Ze zijn helemaal naar god en we hebben maar één reserveband. Kortom, om twee uur 's nachts moet er de tent opgezet worden in de Atacama woestijn. Er is hier al 400 jaar geen druppel regen gevallen en is derhalve de droogste woestijn ter wereld. Het is, zoals in alle woestijnen, 's nachts vreselijk koud. Balend van deze nieuwe tegenslag vallen we in slaap.

Vrijdag 16 december  - Atacama woestijn

Lex en Mike liften na het ontbijt naar Antofagasta, waar ze op zoek gaan naar nieuwe banden. Delen binnen en buitenband langs de weg zijn stille getuigen van de klap van vannacht. We blijven in de immens hete en winderige woestijn zand happend achter. Behalve wat kleine stukjes onder de auto is er geen schaduw te bekennen. In de auto kunnen we niet aangezien hij dan van zijn krik kan schieten. Tegen de avond komen de twee terug zonder banden. Er zijn nergens Michelin banden te krijgen. Misschien in Santiago. Maandag kunnen ze pas besteld worden. Weer vertraging dus. De geisers van San Pedro de Atacama, een hoogtepunt van de reis, kunnen we wel vergeten. Na een kleffe hap macaroni met vis (aardigheidje van Job) kruipen we onder een door de maan helder verlichte sterrenhemel tent.

Zaterdag 17 december Antofagasta

Met drie in plaats van 4 achterwielen rijden we voorzichtig richting Antofagasta. We passeren de Steenbokskeerkring. Bijna iedereen van ons voor het eerst van ons leven. Antofagasta is een moderne stad, waar behalve de juiste banden vrijwel alles te krijgen is. We doen in een supermarkt inkopen en merken wederom dat Chili erg duur is. Er is een ware aanslag op de pot gepleegd. Haast niemand heeft nog geld gewisseld. Mike heeft heel wat leningen uitstaan. De schulden hopen zich in snel tempo op. De koers voor een dollar varieert ook sterk. Van 70 pesos voor cheques tot soms 95 voor cash.
Antofagasta is een badplaats met een lange en gezellige boulevard. We kamperen op de camping, zo'n 10 km van het centrum en gelegen aan het strand. Meteen worden de zwembroeken aan getrokken en duiken we in de Stille Oceaan. Je waant je aan de Middellandse zee. Blauw water, een branding die op de rotsen te pletter slaat en zeeanemonen in het water. Naast de vele grauwe meeuwen is er af en toe ook een grote pelikaan te zien. Boven de kale bergen achter ons vliegen roofvogels rond. Na een heerlijke pils in de kantine zijn we de woestijnontberingen snel vergeten.

Zondag 18 december  - Antofagasta

Na een ochtend kaarten lopen we langs het strand naar de stad. Na ruim twee uur in de brandende zon bereiken we eindelijk het centrum. We proberen eerst geld te wisselen, maar de zwarte markt is niet geweldig. Morgen maar officieel cheques wisselen. Nog maar even geld lenen van Job, die het weer van Ashraf geleend heeft. We eten diverse lekkere hotdogs en lopen wat langs de drukke boulevard. Boven het plein in het centrum en op de oude kerktoren (zie kaart) zijn wel meer dan honderd roofvogels. Het zijn een soort gieren, verwant aan de grote condor. De hele kerktoren zit vol. 's Avonds proberen we terug te liften , maar in het donker (22.30) stopt er niemand. We kunnen wel een stukje met de bus mee, maar die gaat niet verder dan de kazerne, waar veel fanatiek ogende jongens uitstappen. Tegen twaalven zijn we terug op de kamping. We hebben vandaag niets gemerkt van de nationale protestdag tegen het regiem van dictator Pinochet. Het zal zich wel geconcentreerd hebben in Santiago, al is Antofagasta één van Chili's grootste steden. Toch vreemd. Op de camping is vanavond een Duitse groep gearriveerd. Ze reizen met de superluxe organisatie Rotel. Deze organisatie verzorgt overal ter wereld reizen en rijden rond in een luxe bus met aanhanger, die net zo groot is als de bus zelf! Hierin zitten 40 slaapcabines en een complete uitschuif bare keuken. Ze rijden van Rio de Janeiro naar Quito en doen daar slechts 42 dagen over. Ze zien dus niet veel. Het zijn voornamelijk oudere dikke Duitsers en betalen voor deze geheel verzorgde reis 6.000 mark.

Maandag 19 december  - Antofagasta

We staan vroeg op en nemen de bus naar de stad. Lex gaat banden bestellen en de permissie regelen. Wij gaan met z'n vijven proberen een auto te huren om toch naar de 350 km verder gelegen geisers te gaan. De prijzen uit de folder blijken helaas niet te kloppen (“publiciteitsstunt”) en gaat het grapje ons ƒ120,- i.p.v. ƒ55,- de man kosten. Veel te hoog voor ons budget. Net als we proberen de tocht met openbaar vervoer te regelen (erg omslachtig) horen we dat Lex de banden ook in Santiago kan krijgen en als noodoplossing de voorbanden achter zet en kleinere banden voor de voorkant koopt zodat we morgen al naar Santiago gaan en dus niet naar San Pedro kunnen. Enigszins teleurgesteld kopen we brood en fruit in voor de komende rijdagen en nemen de taxi terug naar de camping. Dit was nog een heel gedoe. De eerste chauffeur wilde 500 pesos hebben en wij boden slechts 300. Hij vond hij niet genoeg, maar zijn concurrent wel zodat de twee een fikse ruzie kregen. Uitgetoeterd door de eerste chauffeur rijden we naar de camping. Hier kaarten we wat en betalen met ons vanochtend eindelijk gewisselde geld de schulden af. Naast een korte strandwandeling doen we vandaag niets meer. De campingbaas wordt met het uur hebberiger. Geliefde artikelen als tosti’s worden na elke bestelling duurder en komen niet bestelde drankjes op de rekening te staan. Sommigen kunnen zijn bloed wel drinken.

Dinsdag 20 december  - Antofagasta naar Chanara

Half elf vertrekken we richting Santiago. Gisteren heb ik voor ƒ10,- fruit gekocht en eet me lens aan kersen, pruimen, perziken en abrikozen. Chili is een waar fruitparadijs. Na een tussenstop in Taltal, waar we voor het eerst in dagen geen kip maar vis eten, rijden we door haar Chanara. Dit plaatsje ligt op 1000 km van Santiago. We kamperen in het mulle zand langs het strand. Leontien zakt even buiten het kamp tot haar schrik weg in zeeklei, wat ze eerst voor drijfzand hield. 's Avonds een heerlijke fruitcocktail met soep.

Woensdag 2l december  - 2e rijdag naar Santiago

Langs de kust rijden we vandaag verder richting Santiago. Onderweg komen we de eerste fruitcontrole tegen. De hele bus moet leeg. Al het fruit, en dat is heel wat, moet ingeleverd dan wel worden opgegeten. Dit is om te voorkomen dat de gevreesde fruitvlieg, die het noorden van het land teistert en voor miljoenen schade berokkent, zich over het hele land verspreidt. Iedereen eet zich misselijk aan de vele kilo’s groep en privé voorraad. Als alles op is mogen we verder. Aan de andere kant van de controle staan fruitstalletjes waar we alles opnieuw in kunnen slaan. Ik kook vanavond met Heleen. In Vallenar slaan we veel in. Mais, groente en fruit voor vanavond (de rest is nog in voorraad) en brood en kaas voor morgenochtend. Als we Villenar verlaten moeten we langs een fruitcontrole. Het fruit en de mais gaat is in no-time onder het podium verdwenen en hoeven we alleen maar de komkommers naar binnen te werken.
 Tegen de avond stoppen we even bij een luxe camping nabij La Senara en koken ons potje. Ik maak rijst met linzen klaar. Hier overheen gaat een heerlijke gekruide saus bestaande uit ei, knoflook, kaas, uien, tomaat en komkommer. Het is vrij druk op de kamping. Veel jongeren die op jeugdkamp zijn. Het is een heel gedoe op de wc. Iedereen staat zich uren op te maken om maar zo veel mogelijk indruk te maken op de disco van vanavond. Als we weg willen is de slagboom al naar beneden. We moeten eerst betalen voor de genoten faciliteiten. Die brutale Hollanders toch. We rijden nog wat uurtjes door en halverwege de weg La Senara - Santiago slaan we onze tenten op. Het is inmiddels 2 uur 's nachts. We hebben vandaag ruim 700 km gereden. De grond is erg hard en de haringen willen er niet in. Aangezien de temperatuur lekker is leg ik alleen de tent uit en slaap in de open lucht.

Donderdag 22 december  - Santiago

We worden in een miezerregen gewekt door een man die vertelt dat we kamperen op privéterrein en binnen een uur weg moeten zijn. We vertrekken dan ook al voor negenen en na een korte rit zijn we in Santiago. Santiago telt drie miljoen inwoners en dat is te zien ook. Mensen en verkeer krioelen door elkaar. We staan zelfs enige tijd in de file. De mensen zijn hier voor het merendeel blank met een vleugje Andesbloed in de aderen. De vrouwen zijn in één woord: schitterend. Nadat we ons in hotel Souvenir hebben geïnstalleerd ga ik met Magda de post ophalen bij het kantoor van American Express. Er zijn drie brieven die we op een bankje op het gezellige Plaza de Armas (plein in het centrum) doornemen. Hierna lopen we nog wat door de typisch Amerikaanse stad. Een echte blokkendoos met zijn haakse straten en hoge gebouwen. Niet erg gezellig. De naderende kerst zorgt gelukkig voor enige sfeer in de stad. Santiago is wel een schone stad. Weinig tot geen papier op de straat en net onderhouden groen langs de rondweg. Het zal wel horen bij een strenge rechtse dictatuur, waar orde en gezag hoog in het vaandel staan. We lopen ook langs het paleis waar in 1973 Salvador Allende en de democratie is vermoord door Pinochet met behulp van het 'democratische' Noord-Amerika. Het paleis, dat midden in de stad tussen hoge gebouwen staat, is toen door de luchtmacht gebombardeerd. Sinds die dag houdt het bloedige militaire regiem van Pinochet de touwtjes mensonterend strak in handen. Ondanks de kerstdrukte is het leger nadrukkelijk aanwezig in de straten van de stad. De grimmigheid is van de gezichten van de militairen af te lezen. De mensen lopen met een grote boog om ze heen en praten met vreemden liever niet over politiek. We zijn er pas een dag en zien nu al dat de angst regeert. 's Avonds is er een groepsbespreking. Er wordt afgesproken zaterdag de stad al te verlaten en richting het merendistrict te gaan. Martijn, Mieke en Evelien blijven in Santiago en gaan op eigen gelegenheid naar Buenos Aires. Ze logeren bij de in Puno tegen gekomen Joost, die in Santiago werkt. De smoorverliefde Barbara, die al twee weken bij haar Chileense vriend in Valparaiso, de havenstad bij Santiago, verblijft, reist begin januari met hen mee.

Vrijdag 23 december  - Santiago

Mike is vandaag jarig. Hij trakteert op koffie met gebak. Er worden twee enorme taarten aangerukt, die van hoge kwaliteit blijken te zijn. Hierna struinen Joop en ik wat door de stad en ontdekken dat Santiago stukken voordeliger is dan Noord-Chili. Ter vergelijking: een kilo kersen kost hier 25 pesos tegen 160 in Antofagasta. Met een groepje doen we inkopen op de markt voor de komende dagen en de kerst. In totaal plunderen we de pot voor 300 gulden. De hele middag zijn we bezig met het versjouwen van grote zakken broodjes, fruit en drank. Vooral de bakker kijkt vreemd op als zijn hele voorraad in grote jute zakken verdwijnt. In de namiddag is het op straat een nerveuze toestand. Tientallen overvalwagens vol grimmige agenten terroriseren Santiago. Burgers worden op straat schijnbaar om niets afgetuigd en afgevoerd. Als we bij een stalletje vragen wat er aan de hand is durven de bange mensen niets te zeggen. Ze geven ons een snoepje en zeggen dat het beter is om door te lopen. Later horen we dat er vanochtend twee bomaanslagen zijn gepleegd en er voor vanavond weer een paar zijn aangekondigd. Barbara, die al langer in Santiago is, schreef dat onlangs na een bomaanslag een strook van 1000 km zonder stroom zat. De mensen waren het met de aanslag eens en het bekende protest, slaan met potten en pannen, was overal in de straten te horen. Alhoewel dit protest binnenshuis gebeurde zijn er veel doden gevallen door militairen die door de ruiten naar binnen schoten. Het straatbeeld is vandaag grimmig. Op elke straathoek staat een fanatiek kijkende militair, gewapend met mitrailleur, terwijl gewone agenten in groepjes met hun wapenstok zwaaien alsof ze in een Laurel & Hardy film spelen. Vreemd, al de rare figuren tussen de vredig kerstinkopen doende menigte en talrijke kerstmannen, die proberen een polaroid foto te slijten. Het komt raar over, die dik ingepakte kerstmannen in een arrenslee (inclusief sneeuw) puffend in de brandende zon. In Chili is het zomer! Het leger des heils is ook present met een kerstconcert en de talloze straatmuzikanten zorgen ondanks alles toch nog voor een beetje sfeer. We eten 's avonds voor de zoveelste maal een kipgerecht. Een halve ditmaal in alweer een Macdonald achtige tent.

Zaterdag 24 december - Santiago naar Constitucion

Met het fruit verstopt onder het podium in verband met eventuele fruitcontroles, verlaten we Santiago in zuidelijke richting. Het wordt al snel groener en mooier. Via Talca rijden we naar de kust bij Constitucion. Het is hier erg mooi. Zwart (vulkanisch) zand en rotsen met vogelkolonies sieren hier de kust. Aan het strand zetten we onder wat bomen de tent op. We blijven hier een dag en vieren morgen op deze mooie plaats kerstmis. Mike bakt vanavond met fruit volgepropte pannenkoeken. Bij elven gaan we met 'n groepje naar het dorp om de nachtmis bij te wonen. Voor mij de eerste maal dat ik een RK kerkdienst bij woon. Het is de hele avond al feest geweest in het dorp. Op het plein is er een kermis waar onder grote publieke belangstelling het kerstspel wordt opgevoerd. Geüniformeerde politieagenten houden fanatiek de mensen op een afstand. De mis is erg interessant met zijn vele ritwelen. Zo is een jongen constant bezig wierook de propvolle kerk in te blazen en dragen de in wit kleed gehulde en continue biddende jongetjes kaarsen en een kruis met zich mee. Er is geen orgel en de begeleiding bestaat uit veel mooiere gitaarmuziek. Na afloop krijgen we gelukkig een lift naar de uit de route liggende camping. Dat bespaart ons een lange nachtwandeling.

Zondag 25 december 1983  - Constitucion

Het kerstontbijt bestaat uit kerstbrood en broodjes kaas met boter. Na het ontbijt lopen we wat langs de kust. Op het strand vlak voor ons ligt 'n grote dode zeeleeuw. We gaan een smalle donkere en vooral lage grot door. Aan de andere kant gaat het strand gewoon verder en is er niet, zoals hoopten, een stil privéplekje vol vogels en zeeleeuwen, die hier volop moeten zitten. Op het strand hebben vissers vislijnen uitgezet met tientallen haken. We hebben ze al zien lopen met enorme vissen. Een stuk verder komen we bij een door vogelpoep uit geworden rots. Er huizen hier Jan van Genten (zie foto volgende pagina), meeuwen en een niet thuis te brengen vogelsoort. We kunnen het helaas niet zo goed zien aangezien we niet dichtbij kunnen komen en het bovendien wat mistig is. De zee is erg wind en trekt enorm. Zwemmen is dan ook uit den boze. Alhoewel de rots vol holen zit, die naar kleine strandjes achter de rots leiden, komen we niet dichter bij de vogelkolonie.
Op het strand zit wel een zieke Jan van Gent (zie foto), die ons tot op een halve meter laat naderen. Terug in het kamp wordt er wat ge -kaart en gevolleybald. Iedereen is moe en ik ga dus maar in m'n eentje de rots op die pal naast het kamp staat. De mist is iets opgetrokken en ik hoop leuke plaatjes te schieten. Op weg naar boven stuiven diverse hagedissen voor mijn voeten weg. Boven is het uitzicht prachtig. De zee slaat wind tegen de rotsen, maar vogels of zeeleeuwen zijn niet te bekennen. Het is hier waarschijnlijk te druk. Veel Chilenen hebben dit plekje ook ontdekt en vieren hier hun eerste kerstdag. Een tweede kerstdag kennen ze hier overigens niet. Ik geniet van de Jan van Genten, die hoog boven het water vliegen en als ze een vis zien als een pijl het water in duiken om een paar seconden later met een vis weer boven te komen.
In de bus hebben we vanaf vandaag een advertentieraam. Enkele advertenties zijn: 'gevraagd: lift voor de kortste weg langs de grote steden', 'Mannen praatgroep zoekt leden', 'moeilijk maar lief meisje zoekt praatpaal', 'B. waar ben je, je Chileen', 'Twee vlotte boys zoeken kano en gezelschap (vrl) voor ruige amazonetocht'. Kortom, grote pret. Vooral de subgroep 'grote steden' die in Santiago is achtergebleven moet het ontgelden al krijgt wel iedereen een beurt van initiatiefnemer Job. Als het donker is wordt er een kampvuur aangelegd. Het onderwerp van gesprek is de ideale man of vrouw. Als je hoort waar mannen en vrouwen allemaal niet aan moeten voldoen is het meteen duidelijk waarom de helft van de groep met een stukke relatie zit of nog steeds vrijgezel is.

Maandag 26 december - Constitucion naar Lago Villerica
 
We rijden vandaag 600 km naar het eerste meer van het merendistrict, Lago Villarica. We proberen dicht bij de aan het meer gelegen vulkaan te komen maar kunnen hem door de regen en mist niet vinden. Ook rijden we het nationale park in op zoek naar een mooie kampeerplaats. Die zijn er zat maar het blijkt niet mogelijk aan het meer te staan. In de stromende regen rijden we maar naar het plaatsje Pucón en zoeken daar een camping op. Het is niet koud en met Job en Joop rol ik onder een afdakje de slaapzak uit. De rest wacht tot het droog is en zet de tent op.

Dinsdag 27 december  - Lago Villerica

Als we wakker worden is de hemel blauw en schijnt de zon. Het is hier best mooi, maar het uitzicht valt wat tegen. De vulkaan is niet te zien en het landschap doet Europees aan. We lopen wat langs het meer. Hier ga ik het landschap steeds meer waarderen. Het lijkt net Oostenrijk, super schoon water en er zijn geen toeristen, watersporters, auto's en herrie. Bovendien is het zonnig. Al met al straalt er van deze omgeving een rust uit die je alleen nog maar in Scandinavië vindt, 's Avonds hebben we een bespreking. Er wordt besloten morgen door te rijden naar Lago Puyehue. Daar blijven we ook twee dagen staan terwijl Lago Todos de Santos wordt over geslagen. Vervolgens vieren we nieuwjaar in Bariloche (Argentinië), rijden in vier dagen naar Buenos Aires en blijven daar drie dagen.
Dit is nu niet bepaald wat ik me van het overal bejubelde merendistrict heb voorgesteld en samen met Job, Carine en Joop bekijken we of het mogelijk is het gebied buiten de groep om te bezoeken. We vinden in het handboek een mooie route, die met 6 bussen en drie boten te doen is. De uitstap zal wel veel geld gaan kosten (alleen de bus van Bariloche baar Buenos Aires bedraagt al $68) maar moet zo mooi zijn dat we besluiten het te doen. De groep zien we dan pas weer in Buenos Aires.

Woensdag 28 december - Lago Villerica naar Lago Puyehue

Als we bij de camping weg rijden komt de eigenaar ons achterna. Er is niet betaald! Blunder dus, maar de man begrijpt dat het een misverstand is. We nemen de weg binnendoor. Het is hier fabelachtig mooi. Overal groen en behalve af en toe een farm geen mens te zien. De mensen van de farms rijden als echte cowboys op een paard. Het ongewone aan dit landschap is onder andere dat de bergflanken niet zoals in Europa met naaldbomen maar met loofbomen zijn begroeid. We komen ook langs de eergisteren niet gevonden vulkaan. De kegel is met sneeuw bedekt en een lavastroom wijst op een recente uitbarsting. Een rookpluim boven de vulkaan duidt er op dat hij nog actief is. Als we in een dorpje komen valt de Midden-Europese bouwstijl direct op. De vele Duitsers die dit gebied bevolken hebben hun bouwstijl meegenomen en je waan je dan ook in het Duitse Beieren. We rijden via Lago Calafquén, Lago Panguipulli, het plaatsje Lagos en Lago Ranco naar Lago Puyehue. De rivieren die we over steken zijn helder blauw en moeten vol vis zitten. Het wemelt hier ook van de roofvogels. Langs een meer zien we ook een grote groep wilde ganzen. We zoeken aan het meer Lago Puyehue een camping en worden daar meteen overvallen door horden enorme steekvliegen, die irritant zoemend om je heen vliegen. Sommigen van ons durven niet eens de auto uit, maar als blijkt dat een prik niet pijnlijk is en geen bulten veroorzaakt overwinnen ze de angst. We staan direct aan het meer en kijken tegen diverse sneeuwtoppen aan. De zon brandt nog steeds enorm. De gisteren lelijk verbrande Mike ligt met koorts in de tent. Zijn hele lijf is bedekt met komkommerschijfjes. Hij lijkt wel de verschrikkelijke tuinboon.

Donderdag 29 december  - Lago Puyehue

Het is vannacht koud geweest en ik kon de slaap niet goed vatten. Ik sta derhalve pas om 10.45 op. Het is nog steeds fris. Gisteren was elk kledingstuk een last en nu moet je twee truien aan. Een paar groepsleden hebben een wandelingetje gemaakt. Daarbij klommen ze over een hek en kwamen zo op militair terrein. De kampbaas kon ze nog net terug roepen en dat was maar goed ook aangezien het terrein bewaakt wordt door loslopende bloedzuchtige honden. 's Middags rijden we naar één van de twee vulkanen. Het is mistig en ze zijn dan ook niet te zien. Na een uur rijden door de spookachtige bossen zijn we bij de voet van de vulkaan. Het regent pijpenstelen en van de 14 groepsleden blijven er vijf achter. Gehuld in regenpakken lopen we langs buiten werking zijnde skiliften naar boven. Al snel zitten we op de vulkaankegel met zijn brosse lava. Drie vinden de beklimming te steil en gaan terug. De rest klimt in de mist moeizaam over de mulle lava verder. Na een tijdje komen we bij de sneeuwgrens. Het is te glad en te steil om verder te gaan. Als de rest even uitrust loop ik nog steeds in de mist langs de sneeuw en ontdek een plaats om naar boven te gaan. Moeizaam klim ik naar boven, maar de verwachte krater is er niet. Wel het vervallen eindstation van een skilift. Het zal wel een erg oude vulkaan zijn. Anneke komt even later ook boven, maar de rest redt het niet. Joop en Heleen glijden halverwege weer terug tot groot vermaak van de rest. Joop, die in korte broek is, houdt er een paar 'ijsballen' aan over. Ik 'ski' op mijn schoenen de sneeuwhelling af. Anneke, die hetzelfde probeert, komt op haar achterste pijlsnel naar beneden. We kunnen haar maar net tegenhouden. De afdaling doen we rennend. Dat is haast net zo leuk als skiën. Wat we naar boven in vijf kwartier hebben gedaan doen we nu met enorme sprongen in vijf minuten de andere kant op. Het is inmiddels opgehouden met regenen. Fijn vandaag weer wat actiefs te hebben gedaan. Terug op de camping voetballen Joop en ik tegen een paar Chilenen. Holland leidt met 12-8 als we geroepen worden voor de zuurkool met spek.

Vrijdag 30 december - Met z’n vieren naar merendistrict

Vandaag gaan we er met z'n vieren, Carine, Job, Joop en ik, van tussen met de bedoeling zo'n acht dagen het merendistrict verder te verkennen. Tot nog toe is het hier wel mooi, maar niet zo spectaculair als ik had verwacht en hopen het wat zuidelijker wel te vinden. De rest gaat morgen naar Argentinië om in Bariloche oud en nieuw te vieren. We hopen ze in Buenos Aires, zo'n 2.000 km verderop, weer te ontmoeten. De overbodige spullen worden in vuilniszakken gepropt en achter in de auto geladen. Om 11 uur verlaten we met een minimum aan bagage de groep.
We proberen een lift naar Osorno te krijgen, maar twee uur later staan we langs de stille weg nog steeds tavanos (de stekende paardenvliegen) van ons af te slaan. Als Job op het punt staat op te geven komt er een taxi voorbij die net een vrachtje heeft afgeleverd en ons voor een prikkie mee terug neemt. 70 km voor ƒ5,- per persoon is in Chili erg goedkoop. We zijn in ieder geval even verlost van de irritante tavanos. Om 14 uur zijn we in Osorno. De banken zijn net gesloten en gaan op één na voor maandag niet meer open. En we hebben geen peso meer. Half 4 gaat die ene gelukkig weer even open. Voor de service wordt wel $6,- gerekend. Met een luxe, maar niet dure taxi rijden we tegen de avond naar Pto. Vares. We zijn hier op het verste punt van huis. Pto Vares ligt op 40° zuiderbreedte. Lager dan Zuid-Afrika en Australië en ongeveer even hoog als Nieuw-Zeeland. Een aardig eind weg, maar de Duits aandoende huizen en rozenperken langs de weg doen je dit helemaal niet beseffen. We eten in een luxe hotel, waar de ober Waldo zijn naam eer aan doet. Na een vol uur wachten komt hij heel knullig in zijn rode uniform met uitgestreken gezicht het eten serveren. De grote zwarte bril op zijn neus schijnt mode te zijn en van nu af heten die brildragers allemaal Waldo. Waldo van Waldolala (Sjef van Oekel) heeft er ook één. Na het eten lopen we langs het Llanquihue meer de stad uit en kamperen achter wat bosjes aan het meer vlak naast een bord 'verboden te kamperen'. De twee vulkanen die het meer sieren, Osorno en Calbuco, zijn vanaf deze plaats helaas niet te zien.

Zaterdag 31 december  - Lago Llanquihue
 
Het is vandaag weer zonnig en opgewekt nemen we de bus naar het aan de andere eind van Lago Llanquihue gelegen Ensenada. Het als dorp op de kaart aangegeven Ensenada blijkt uit een restaurant/bar, hotel en twee huizen te bestaan. Het stikt hier weer van de tavanos (die grote steekvliegen). We zoeken snel een kampeerplaats. Tussen de bomen, aan het meer en met uitzicht op de vulkaan Calbuco. Een plekje om van te dromen. Als je een stukje het strand op loopt is ook de prachtige met sneeuw bedekte Osorno te zien. Deze 2680 meter hoge vulkaan is één van de 3 perfecte conussen ter wereld. De Fuji in Japan is er ook één. De tavanos dwingen ons overdag de tent of de bar in, maar tegen de avond zijn ze gelukkig verdwenen. Als het in Nederland 24 uur is vieren we het Hollands oud en nieuw met een duik in het meer, op de plek waar we uitzicht hebben op beide vulkanen. Een unieke oud en nieuw viering. Het is hier in de zon moeilijk voor te stellen dat ze thuis in de kou aan de oliebollen zit. Het Chileense oud en nieuw vieren we in het restaurant. Na de nieuwjaarstoespraak van dictator Pinochet op televisie en het nerveuze aftellen van een presentator is het twaalf uur en blaast iedereen op de beschikbaar gestelde toeters. We wensen elkaar een 'Feliz año nuevo' oftewel een gelukkig nieuwjaar. Per ongeluk wens ik de eerste met 'Feliz Navidad' een prettige kerst. Hierna is het dansen en eten geblazen (koud buffet). Iedereen wil wel met die gekke Hollanders dansen zodat er weinig van eten terecht komt. Als Job eindelijk op wilt scheppen is de tafel al afgedekt. Om 4 uur liggen we doodmoe op bed.
 
Zondag 1 januari 1984  - Petrohue

Om 13.30 worden we door onze gevleugelde vriendjes (de tavanos) wakker gezoemd en breken we even later het kamp op. Het is 16 kilometer naar Petrohue, maar de brandende zon en de steekvliegen weerhouden ons er van het stuk te lopen. Aangezien er ook geen bus gaat nemen we het aanbod van de eigenaar van het restaurant aan om ons voor een redelijke prijs weg te brengen. De weg is werkelijk schitterend. Zo ontzettend ongerept en overal bossen. We rijden langs de voet van de vulkaan Osorno richting Petrohue. We moeten diverse malen een lavastroom passeren, die 120 jaar geleden bij de laatste uitbarsting zijn weg naar beneden heeft gevonden. Halverwege stoppen we bij de sprookjesachtige watervallen van Petrohue. Hier vinden we wat we in het merendistrict zoeken. Een woeste helder groene rivier die door het ruige lavalandschap zijn weg vindt. Op de achtergrond zorgt de nu helemaal tot zijn recht komende vulkaan Osorno, geflankeerd door andere met sneeuw bedekte vulkanen, voor een uitzicht dat je maar zelden tegen komt.
We herkennen hier de plaatjes op de posters die door heel Chili te vinden zijn. De lavastroom is hier in de rivier tot afkoeling gekomen en tijdens het stollingsproces is deze grillige omgeving gevormd. Dit plekje is één van de hoogtepunten van de reis. Het aantal tavanos dat zich hier verzameld heeft is ook een nieuw hoogtepunt. Het is haast onmogelijk rustig een foto te maken zonder een paar maal pijnlijk in je vingers te worden geprikt. Na een korte rit langs de intens groene rivier komen we in Petrohue. Dit plaatsje is qua grootte te vergelijken met Ensenada.
Petrohue ligt aan het meer Lago Todos Esmeralda de Santos, oftewel 'Meer van het heilige groen'. Volgens het handboek het mooiste meer van Zuid-Amerika. Voor ons is het in ieder geval het mooiste meer tot nog toe. Overal sneeuwtoppen en groene heuvels om het inderdaad groene meer. We nemen op deze nieuwjaarsdag een duik in dit schitterende maar ijskoude meer. De tent zetten we op aan het meer, vlak bij de boot die ons morgen naar de andere kant moet brengen, 's Avonds komt er een Australisch stel aan. Zij hebben wel gelopen van Ensenada naar Petrohue en doen dit nooit meer. Blij dat wij het niet gedaan hebben.
 
Maandag 2 januari  - Petrohue_naar_Peulla

Na een stevig ontbijt nemen we de boot naar Peulla. We hebben wat onenigheid over de prijs. Een enkeltje is even duur als een retour. Er wordt zichtbaar met de kaartjes gesjoemeld. We krijgen een enkel kaartje voor de retourprijs terwijl er wel retourkaartjes zijn. Ik scheld de verkoper helemaal verrot, maar krijg geen geld terug. Een voorbode voor wat ons in Argentinië te wachten zal staan: er zal zo goed als nooit een rekening kloppen. Toeristen oplichten is daar tot nationale sport verheven. De tocht over het meer is weer schitterend. Wederom sneeuwtoppen en overal bossen aan het zo goed als verlaten meer. Aan boord zit ook een groep van de organisatie A-reizen. Deze organisatie voor welgestelden  (hun duurste reis bedraagt 150.000 gulden voor één maand!) maakt door dit gebied een tocht van 21 dagen. Deze reis kost 10.000 gulden!! Ze zijn al in Vuurland geweest en vinden daar tot nog toe Lago Argentina met zijn gletsjer die het meer in brokkelt 'Spitze der Reise'. Het voornamelijk Duitse gezelschap kijkt verveeld om zich heen en met superdure camera's wordt de omgeving 'omdat het moet' gefotografeerd. Voor mij geen A-reizen, hoe mooi de tochten ook zijn. We komen ook aan de praat met een Colombiaans meisje die een zus heeft in Rotterdam. Ze waarschuwt ons als zoveelste voor het gewelddadige maar mooie Colombia en vooral de hoofdstad Bogota moet verschrikkelijk gevaarlijk zijn. Ze is als juriste al veel ellende tegen gekomen. Aan de andere kant van het meer, in Peulle, halen we een exit-stempel bij de Chileense douane. De afstand naar het Argentijnse Pto. Frias is 30 km en de busorganisatie 'Andino del Sud' maakt aardig misbruik van haar monopoly positie en vraagt voor het ritje 21 dollar per persoon. Wij gaan maar lopen. Volgens het handboek een mooie tocht met 'Lord Of The Rings scenery'. Echter wel alleen geschikt voor de sportieven.
We wisselen ons Chileens geld om voor Argentijnse pesos en zijn meteen miljonair. De oude peso biljetten zijn nog steeds in omloop waaronder de biljetten van één miljoen. De nieuwe peso is het bedrag van het oude biljet minus vier (!!) nullen. Wat een inflatie. Het is ook erg verwarrend, want er zijn ook oude biljetten van 1000 en 500 peso in omloop die geen cent waard zijn terwijl de nieuwe 1000 en 500 biljetten tienduizend maal zoveel waard zijn.
Na een broodje tomaat gaan we op weg naar Argentinië. We krijgen ondanks slechte liftervaringen in Chili op de valreep nog een lift. Het is maar drie kilometer, maar het scheelt toch. Vergezeld door onze gevleugelde vriendjes en ander steektuig lopen we door het prachtige, rust uitstralende landschap in de moordende zon richting Argentijnse grenspost. Op een veldje zitten grote vogels, die het meest aan ooievaars doen denken. Doorweekt van het zweet zoeken we na drie uur lopen een kampeerplaats. Aan een ijskoude rivier (je handen vriezen er haast af) zetten we in het hoge gras en onder het bamboe de tent op. Ik maak een hengel van een bamboe stok, scheerlijn en veiligheidsspeld met een tavanos als aas. De vis wil helaas niet bijten.

Dinsdag 3 januari  - Over de grens naar Llao Llao

We worden laat wakker zodat we pas om 11 uur vertrekken in de alweer felle zon. Het bloemrijke pad voert ons al snel langs een gletsjer. Er zijn hier vaak lawines, die zo'n kabaal maken dat ze zelfs in Argentinië te horen zijn. Onderweg stap ik bijna op een grote giftige vogelspin. Hij wordt op eerbiedige afstand gefotografeerd. Al snel zijn we bij de tweede Chileense grenspost, die de stempels controleert en ons zonder problemen door laat. We staan nu voor een 7 km lange klim, die met erg veel moeite genomen wordt. Na drie uur ploeteren zijn we boven. Een groot Argentijns welkombord begroet ons. Het hele gebied aan Argentijnse kant is verheven tot natuurgebied, het Nahwel Huapi Park. Na een korte afdaling van 4 km zijn we in Pto. Frias, dat alleen bestaat uit een grenspost en een aanlegsteiger. Ondanks al onze eerdere ervaringen fluiten we toch even tussen de tanden als we het rustige melkgroene meer Lago Frias zien liggen. Het lijkt wel of we de eerste mensen zijn die dit verscholen meer mogen aanschouwen. Zo'n rust gaat er van uit. Beneden halen we onze Argentijnse stempels en stappen op de boot, die ons in 20 minuten naar de andere kant brengt. De hond van de Chileense douane, Puma, is de 10 kilometer naar Argentinië mee gelopen en de Argentijnen weten nu niet wat ze met hem aan moeten. Puma gaat ook aan boord, maar kan gelukkig op het laatste moment nog worden verwijderd.
Aan de andere kant staat de bus al klaar en deze brengt ons naar het 3 km verder gelegen Pto. Biest, dat ook al alleen uit een hotel en een aanlegsteiger bestaat. Hier merken we dat Argentinië peperduur is. Alles, tot het kleinste drankje toe, loopt in de guldens. We nemen direct de boot naar Llao Llao over het Lago Nahwel Huapi meer. Het is wederom een mooie tocht die ons voert langs het mondaine Argentijnse wintersportgebied van Bariloche. De pistes zijn nog met een laatste beetje sneeuw bedekt. Het spectaculaire gebied hebben we echter al achter ons gelaten. In Llao Llao komen we weer in de bewoonde wereld terecht. Onze zwerftocht is ten einde. In het dorpje doen we wat inkopen en zetten onze tent op aan de rand van het meer. De mooiste plekjes zijn helaas al ingenomen door kasten van huizen met grote lappen grond, zodat Wij genoegen moeten nemen met het minst mooie stukje van de baai.

 

Deel 4 : Argentinië

Woensdag 4 januari  - Llao Llao naar Barilocha
 
We ontdekken vandaag dat op het 1 peso biljet een afbeelding staat van onze kampeerplaats hier in Llao Llao. Onder de bomen die op de voorgrond staan afgebeeld hebben we vannacht geslapen. We nemen vandaag de bus naar Bariloche, het wintersport paradijs van Argentinië. Het is wel te vergelijken met een plaats als Kitzbühl, zo groot is de Midden-Europese invloed. Nadat we geld hebben gewisseld regelen we de bus naar Buenos Aires. Het is nog geen 30 dollar voor bijna 2.000 kilometer. We gaan vrijdag weg. De dag brengen we verder door met het gebruikelijke stadritweel, namelijk koffie drinken, taart eten enz. enz. 's Avonds lopen we in oostelijke richting op zoek naar
een kampeerplaats. Na veel lopen en zoeken vinden we een ongezellige kampeerplaats aan de grote weg en besluiten de bus naar de andere kant van Bariloche te nemen. Tien kilometer buiten de stad stappen we uit en komen uit bij een camping die iets beter is dan de vorige , maar ook niet aan het meer ligt. Aangezien iedereen het zat is blijven we hier maar en zien morgen wel verder.

Donderdag 5 januari -  Bariloche

Vandaag hebben we een rustdag. In een café werken we de dagboeken bij en schrijven wat brieven. Als afwisseling kaarten en biljarten we wat. Om vijf uur gaan we naar Bariloche om de post weg te brengen. Het postkantoor ligt aan een leuk plein, vol met houten 'Alpen -huizen' en uitzicht op het meer. Hierna volgt weer het grote plaatsen ritueel en lopen we een record aantal gebaktenten af.
 
Vrijdag 6 januari  - Bariloche naar Buenos Aires
 
We slaan in de morgen een grote partij voedsel in voor de monsterrit naar de hoofdstad Buenos Aires. Broodjes, kaas, salami en yoghurt moeten er
voor zorgen dat we de 22 uur overleven. Om 14.30 stappen we in de bus en vangen aan met de tocht over 1800 km. Al snel zijn we het groene gebied uit en komen grillige rotsformaties ons tegemoet. Een stuk verder is het één grote uitgestrekte vlakte met harde graspollen. De Argentijnse pampa's. Onze bus is erg luxe. Airco, twee chauffeurs en een hostess. Voor onze 30 dollar krijgen we bovendien een heerlijk avondeten met martini en een glas whisky als slaapmutsje. Langs de weg staan nog steeds de borden 'Malvinas con Argentina' , oftewel Falkland eilanden voor Argentinië. Het is het bewijs dat de Argentijnen nog steeds niet door hebben door de generaals te zijn misbruikt. Rond negen uur zijn we in Neuquen, dat je uitspreekt als neuken. De voor de hand liggende grap is uiteraard: Waar ga je naar toe? Eerst neuken en dan naar Buenos Aires. Neuquen is een gezellige stad waar we een uur de tijd hebben om een glaasje te vatten op eén van de vele terrasjes. Het is hier al erg warm. Het is te merken dat we weer dichter bij de evenaar zijn.
 
Zaterdag 7 januari  - Buenos_Aires

Na een nachtje rijden (gem. 100 km/uur) over de uitgestrekte pampa's komen we om 12.45 aan in Buenos Aires. Buenos Aires is een grote stad, tot voor kort met z'n 9 miljoen inwoners zelfs de grootste van Latijns Amerika. De voorsteden beginnen al 40 kilometer vanaf het centrum. Het is vochtig en bloedheet in de stad. Nadat we bij een enorme bushalte (het lijkt wel een vliegveld, zo groot) zijn afgezet lopen we naar het afgesproken hotel, waar we de rest van de groep begroeten. We zijn de laatsten. Barbara is er ook weer. Met het nodige hartzeer heeft ze haar Chileense vriend achter gelaten en is met de andere drie hier heen komen liften. De rest is er al twee dagen. Ze hebben het stuk Bariloche - Buenos Aires in twee in plaats van vier dagen gereden en alleen in Bahia Blanca een dag op het strand gestaan. We lopen  's middags wat door de verrassend stille stad. We komen bij Plaza de Mayo, het plein waar tot voor kort de 'Dwaze Moeders' elke zondag protesteerden tegen het verdwijnen van hun zoons en dochters tijdens de 'vuile oorlog'. Ze werden door het militaire regiem spottend 'de Dwaze Moeders' genoemd, omdat de militairen glashard ontkenden dat er mensen verdwijnen in Argentinië. Het is dus dwaas tegen te demonstreren tegen iets dat er niet is redeneren de boeven. De nieuwe regering onder leiding van de democratisch gekozen en uiterst populaire Alfonsin heeft beloofd alles tot de bodem uit te zoeken. Hij heeft zelfs een wet gemaakt die het mogelijk maakt de verantwoordelijke generaals van vorige militaire regiems voor de rechter te slepen. Die hadden zichzelf bij wet onschendbaar gemaakt. De 'Dwaze Moeders' hebben in het westen veel publiciteit gehad en zijn zo mede verantwoordelijk voor het einde van de militaire dictatuur. Ze hebben hiervoor zelfs bijna de Nobelprijs voor de vrede voor gehad. Dwars door de stad loopt de '9 de Julio', een de breedste straten ter wereld (zie ansichtkaart). Hier hadden zich 10 miljoen (!!!) mensen verzameld om tegen het vorig regiem te protesteren. In het midden staat een enorme obelisk. Met de post is het dit keer droevig gesteld. Er is van thuis maar één brief aangekomen en die is nog gedateerd van voor de laatste brief uit Santiago. Ook de rest van de groep mist veel post. Ik ga 's avonds vroeg naar bed. Een andere groep gaat naar een bruin café. Kamergenoot Joop kijkt daar zijn ogen uit. Een aantal dames gaat stappen. Ze denken dat ze de drankjes van hun Argentijnse vlammen krijgen. Aan het eind van de avond blijkt dat de vrouwen in plaats van op rekening van de Argentijnen gedronken te hebben het juist andersom is. De slimme Argentijnen waren plotseling verdwenen, hadden alles op de Hollandse rekening laten zetten en er moest dus door de dames afgerekend worden. Ze zijn maar zonder betalen weg gelopen.

Zondag 8 januari  - Buenos Aires

Met zes vrouwen ga ik vandaag naar de botanische tuin en de dierentuin. Met de metro rijden we naar het andere eind van de stad. De kaartjes lijken ons erg duur (28 pesos = ƒ4,-), maar later blijkt dat we zijn afgezet. De prijs is 2,8 peso en met de felle Jenneke voorop krijgen we  's avonds van dezelfde man zonder protest ons geld terug. In de botanische tuin kom ik met een man aan de praat die vertelt dat rekeningen altijd gecontroleerd moeten worden. Buitenlanders worden haast altijd belazerd. In Buenos Aires zou inderdaad geen enkele rekening kloppen. Overal stond wel wat extra's op. Op het laatst maken we maar onze eigen rekening. De botanische tuin is slecht onderhouden. Bovendien zijn alle kassen dicht. Er lopen honderden wilde katten rond en we zijn de tuin dan ook snel weer uit. Aan de andere kant van de weg staat de dierentuin. De entree is, net als voor de botanische tuin, vrij. De dierentuin is behoorlijk groot en bevat een grote collectie dieren. Vooral dieren uit Zuid-Amerika, maar ook olifanten, leeuwen e.d. De kooien zijn ouderwets. Kleine hokken in grote stenen huizen. Net Blijdorp van voor de oorlog, 's Avonds gaan we met z'n drieën naar de film. Er draait 'The Wall' van Pink Floyd. Ondanks het feit dat het een Engelse film is en er in de film met Engelse vlaggen wordt gezwaaid is de film toch in roulatie. Een andere film die hier tot onze verbazing draait is 'Missing'. Deze film gaat over de verdwijning van een Amerikaanse reporter in Chili onder de nog steeds aan de macht zijnde Pinochet. En dan te bedenken dat verdwijningen tot voor kort ook in Argentinië aan de orde van de dag waren. De film is dan ook pas twee maanden geleden vrij gegeven.
 
Maandag 9 januari - 1e rijdag naar Iguazú watervallen

We staan vroeg op, maar zoals gewoonlijk vertrekken we pas laat (11 uur) richting Iguazú. Als we de stad uit rijden komen we langs het stadion waar in 1978 het Nederland elftal tijdens de WK in de finale van Argentinië verloor. De weg vlak boven Buenos Aires is prachtig. Het gaat dwars door het moerasgebied van de rivier Uruguay. Veel vogels profiteren hier van de gunstige omstandigheden. Grote en kleine uitte reigers, ganzen en talloze kleine vogels zijn er te zien. We kamperen in de buurt van Concordia. De tenten staan aan een riviertje waar de talloze vissen aan je tenen knabbelen. Met een geïmproviseerde hengel probeer ik er een paar te verschalken, maar de snel invallende duisternis en talrijke muskieten verhinderen dat.

Dinsdag 10 januari - 2e rijdag naar Iguazú watervallen

Vannacht hebben Joop en ik samen onder het muskietennet geslapen in de open lucht. Het is geen succes geworden. Onder de bulten worden de wakker. In het net zitten tientallen muskieten vol bloed terwijl anderen dwars door het net hebben geprikt. Onderweg zien we alleen maar de pampa's. Eentonig landschap met af en toe een kudde koeien en een verdwaalde gaucho. Een gaucho is een Zuid-Amerikaanse cowboy. Deze gaucho's drinken de hele dag door 'matten' (thee) met een soort metalen rietje uit een kalebas. De roofvogels zijn ook weer anders dan elders. Hier hebben ze grote gele poten met daarboven een trots lijf. Het zijn caracara’s. Als we tegen de avond ons kamp op willen  slaan breekt er een waar noodweer los. Hevige tropische regenbuien en onweer dwinge ons verder te rijden. Van koken, waarvoor ik vandaag de nodige inkopen heb gedaan, komt niets en we eten maar in een restaurant in Posades. Als het wat droger is zetten we iets buiten dit dorp de tent op.
 
Woensdag 11 januari - Iguazú watervallen
 
Het wordt vandaag geleidelijk aan groener en langzamerhand komen we in het oerwoud terecht. Rode kleiwegen, vele vlinders en boomrijk landschap. We rijden door naar Pto. Iguazú. Hier doen we inkopen voor de barbecue van vanavond. We horen hier dat de Braziliaanse Cruzeiro flink gedevalueerd is. Van 800 naar 1200 cruzeiros voor één dollar. Even buiten het plaatsje kamperen we op een luxe camping met zwembad. Met de herrie van krekels op de achtergrond barbecueën we op de aanwezige roosters. Ik heb flink wat vlees ingekocht en iedereen heeft meer dan genoeg. Ik heb als vleesliefhebber deze reis nog niet zo lekker gegeten! Het is ook beregezellig, maar daar is het grote aantal vijf literflessen wijn mede verantwoordelijk voor!

Donderdag 12 januari - Iguazú watervallen

Het is de bedoeling vandaag naar de watervallen te gaan, maar de auto wil niet starten. Ik besluit er alleen op uit te gaan. Helaas, helaas. De bus blijkt net weg te zijn en als het bovendien slecht liften blijkt te zijn geef ik de moed maar op. Morgen maar met de bus van 6.15, want deze langste watervallen te wereld moeten 's morgens vroeg op het mooist zijn. De zwembroek maar aangetrokken en het zwembad in gedoken. Onder een in bloei zijnde bananenboom werk ik mijn dagboek bij en als het te warm wordt koel ik even af in het zwembad. 's Avonds wordt onder het genot van een pilsje de alternatieve reisorganisatie 'Muy Bien Travels' opgericht. Het betekent, net als Ashraf, 'erg goed'. Er worden wilde plannen gemaakt. Belangrijkste doelstelling is echter om het veel beter te doen dan Ashraf! We gaan een gevaarlijke concurrent voor 'Ashraf' worden!
 
Vrijdag 13 januari  - Iguazú watervallen

De auto is gisteren na veel inspanningen van Lex gerepareerd en zo kunnen met eigen vervoer naar de watervallen. Zes uur op en zeven uur weg. De afspraak is om 7.01 weg te rijden. Het helpt, iedereen is zowaar om 7 uur gereed. We zijn zo vroeg bij de watervallen dat we zonder betalen naar binnen kunnen. Het is erg stil en er zijn nog geen andere toeristen die onze rust komen verstoren. Na een stukje door het oerwoud, waar papagaaien verstoord het hazenpad kiezen, komen we bij de Iguazú watervallen. We wisten dat het mooi moest zijn, maar het weet ons toch te overweldigen. Volgens het handboek is het hier één der mooiste plekken ter wereld en daar zijn we het dan ook helemaal mee eens. Vanaf 72 meter hoogte klettert 1700 m3 water per seconde naar beneden. Net zijn lengte van twee kilometer is hij de langste waterval ter wereld. Het moet ook de allermooiste zijn. We kunnen helaas niet boven de waterval komen aangezien de brug gedeeltelijk is ingestort, volgens zeggen met veel mensen er op. De hekken zijn vermolmd en afgebroken. Niet zo geschikt om tegen te leunen dus. Vandaag bekijken we het Argentijnse panorama. De watervallen liggen op het drielandenpunt van Argentinië, Brazilië en Paraguay. Morgen bekijken we de Braziliaanse kant. Het water komt met zoveel kracht naar beneden dat grote delen in nevel zijn gehuld.
Dit is vooral ‘s morgens vroeg het geval. Door de nevel is het oerwoud spookachtig om te zien. Het lawaai van neerstortend water is enorm. Na een tijdje van het overzicht te hebben genoten gaan we de voet van de waterval. Tussen de prachtigste vlinders is het beneden mogelijk om vlak bij het neerstortend water te komen. De nevel maakt je wel door en door nat, maar dat is heerlijk in de steeds feller wordende zon. Een regenboog hangt in de nevel van het opspattende water. Een stuk verder kunnen we zelfs onder de waterval staan.
Het krachtige water zorgt er voor dat je huid stevig gemasseerd wordt. Als je naar boven kijkt, komt al dat water dreigend op je af. Een imponerend gezicht. Als je onder de waterval staat zijn er vele regenboogjes te zien. Zelfs tussen je benen en op je hoofd zijn ze te zien, soms maar enkele centimeters klein. Het is jammer genoeg te nat om ze te fotograferen. Na een korte wandeling hebben we uitzicht op het Braziliaanse deel van de waterval, de ‘keel van de duivel’ genoemd. Daar gaan we morgen naar toe. Het is inmiddels met de rust gedaan en enorme toeristenstromen bevolken nu de smalle paadjes. Als de zon plotseling plaats maakt voor hevige regenbuien is iedereen in een ommezien het park weer uit gevlucht. De groep had er al eerder genoeg van. Joop en ik lopen over nu weer rustige paden nogmaals langs alle mooie plekken. De neer gutsende regen koelt nauwelijks af. Het is volgens een weerhuisje vandaag maximaal 34°C en minimaal 25°C geweest. We zijn wel door en door nat. Op een rustig stukje zijn veel vogels actief. Grote papegaaien, groepjes parkieten en twee prachtige toekans vliegen van boomtop naar boomtop. Ook andere bonte vogels zijn er te zien. Onder andere een boomklever met felgele kuif die tegen de bomen op loopt alsof ze horizontaal liggen. Ook vogels met een lange staart genieten van de heersende rust. We liften zittend op lege colaflesjes terug naar de camping. Op wat druppels na blijft het gelukkig droog in de open auto. Terug op de camping nemen we een glaasje melk (codewoord voor bier) en nadat het clubje wat is aangegroeid ontstaat er een levendige discussie over het groepsgebeuren met Lex als middelpunt. Hij baalt van de groep en veel meer dingen, maar ziet niet in er zelf mede de oorzaak van te zijn. Hij vindt het o.a. niet gezellig, maar scheidt zich vanaf de eerste dag al af met Emily en Leontien. Hij krijgt flink de wind van voren. Onder het eten moet hij zich af reageren en jaagt een aantal mensen flink op de kast. De stemming zakt meteen en sommigen grijpen daarop naar de fles en zetten het op een zuipen. Als de muziek aan gaat zetten de meesten het broederlijk op het swingen. Zelfs Argentijnen van een paar tenten verder doen mee. Het loopt aardig uit de klauw en als om twee uur de keiharde muziek uit gaat kunnen er nog maar weinig op eigen benen staan.

 

Deel 5 : Brazilië

Zaterdag 14 januari - Foz do Iguaçu en Itaipu dam
 
Foz do Iguaçu watervallen
Vandaag verlaten we Puerto Iguazú en varen de Parana over. We zijn dan in Brazilië. De paspoortstempels zijn de slechtste tot nog toe. De overige stempels in mijn paspoort zijn gisteren overigens door de regen helemaal doorgelopen. Brazilië is volgens de verhalen het swingendste en vriendelijkste land van Zuid-Amerika. We verwachten er veel van. Ze spreken hier Portugees en ondanks de vele overeenkomsten met het Spaans levert het veel problemen op. We rijden direct door naar de Braziliaanse kant van de watervallen. De duivelskeel is van dichtbij te zien en de hoeveelheid naar beneden vallend water is enorm. Het zicht op de watervallen is hier mooier dan gisteren, maar de natuur is minder mooi en je kunt niet dicht bij het water komen. Als we over een brug lopen om toch dichter bij de watervallen te komen worden we door het opspattende water helemaal nat. Boven op een toren kunnen we over de waterval kijken en zien de Parana rivier verraderlijk langzaam richting de afgrond stromen en vervolgens 72 meter diep naar beneden te kletteren. Op een rustig stukje steekt er plots een grote leguaan de weg over. Hij is ongeveer een halve meter groot. Er valt verder weinig rond te lopen en voor het middaguur vertrekken we al richting het dorp Foz do Iguaçu. Hier kunnen we geld wisselen. Ze geven nergens dezelfde koers als in Argentinië. De zwarte markt blijkt inderdaad na de laatste inflatie te zijn ingestort. Rot voor ons, maar nog veel rotter voor de Brazilianen. Zij hebben uiteraard het meeste te lijden van de enorme inflatie. Als we ergens traveller cheques willen wisselen gaat de koper moeilijk doen over handtekeningen die niet precies gelijk zouden zijn. Na een hoop onzin nemen we de reeds getekende cheques weer terug en hopen ze later elders te wisselen. Joop, die zijn cheques wel vijf keer heeft moeten tekenen ‘op zoek naar de gelijke handtekening’, zal ze deze reis niet meer kunnen verzilveren en tot in Nederland moeten wachten eer hij zijn geld krijgt. Brazilië is gelukkig een stuk goedkoper dan Chili en Argentinië. Ik hoop nu weer met de begrootte ƒ15,- per dag uit te komen.

Itaipu stuwmeer
's Middags bezoeken we hèt prestigeobject van Brazilië: De vorig jaar gereed gekomen Itaipu stuwdam. Het is de grootste ter wereld. Op de plaats waar nu de dam staat was tot voor kort de plek van de grootste waterval ter wereld. Deze is vernietigd ten behoeve van deze dam. Er kwam hier 13.300 m3 water per seconde naar beneden, bijna twee maal zo veel als de Niagara watervallen en acht maal zoveel als bij de Iguazú watervallen!  Het project heeft kapitalen gekost en is er mede de oorzaak van dat Brazilië op het ogenblik de grootste schuld ter wereld heeft. De stuwdam is 120 meter hoog en een gezamenlijk project van Paraguay en Brazilië. Het kan heel Paraguay en Zuid-Brazilië van stroom voorzien, maar door een verkeerd beleid is er geen geld voor de aanleg van leidingen om de stroom te krijgen waar het nodig is. Ze zitten nu dus met enorme overschotten, maar als de leidingen er eenmaal zijn zal het toch een goede investering blijken te zijn. We krijgen een propagandafilm over de bouw en opening van de dam te zien. Je ziet ook hoe begaan ze waren met de door het opkomende water in de knel gekomen apen, tapirs en gordeldieren. Wat ze niet laten zien zijn de indianen die vermoord en gedeporteerd moesten worden om het gebied vrij te maken. De overlevenden zijn naar Paraguay gevlucht. Hypocriet verkopen ze kleurrijke ansichtkaarten van deze verdreven indianen. We mogen met onze eigen auto het terrein op en rijden aanvankelijk achter een kolonne toeristenbussen aan, die overal maar kort stoppen en er niet uit mogen om foto's te nemen. Wij bepalen ons eigen tempo en blijven overal uitgebreid kijken. Dit blijkt achteraf niet te mogen. De colonne hadden we moeten volgen, maar we hebben ondertussen wel alles gezien. Het water komt met grote kracht via een nauwe doorgang vanaf 90 meter naar beneden en spuit het vervolgens met grote kracht weer vele meters de lucht in. De dam is nog niet af en er wordt nog volop gewerkt. Boven op de dam worden we (eindelijk) tegen gehouden, net als we een kijkje willen nemen in het aan de andere kant gelegen Paraguay. We moeten op de volgende colonne wachten voor we het terrein weer af mogen.

We kamperen even buiten Foz do Iguaçu. Op de camping staan ook wat Braziliaanse scholieren, waarmee ik aan de praat kom. Ik leer wat basiswoorden Portugees en blijf tot bij enen met ze mee borrelen. Ik krijg speciale 'mattenthee' uit een kalebas te drinken. Dit is een gaucho-gebruik (veedrijvers Argentinië), dat ook in Brazilië populair is. Er wordt honderd uit gepraat over Holland en Brazilië en worden er liedjes in het Engels en Portugees voor me gezongen door jonge, maar beeldschone meisjes. Ik moet ook wat Hollandse en Engelse liedjes zingen. Het vreemde is dat ze veel Engelse liedjes kennen, maar er geen woord van begrijpen.

Zondag 15 januari - 1e rijdag naar Ponto Grosso

Nadat we Foz do Iguaçu hebben verlaten komen we net buiten deze plaats bij een politiepost. Ze doen daar erg moeilijk en azen overduidelijk op steekpenningen. Als we niet in de buidel tasten verlangen ze plotseling een volgens hun ontbrekend grensdocument. Bovendien vinden ze de muziek te hard staan, mogen we niet uit 't raam hangen, mogen we geen korte broek aan en moet er vandaag (op zondag!) eerst een brandblusser en een gevarendriehoek worden gekocht. We zijn vastbesloten deze bullebakken geen cent te geven en gaan terug naar de grens. We kunnen helaas niet om de politiepost heen aangezien het de enige weg is die vanuit Iguaçu Brazilië in gaat. Bij de grens blijkt dat we wel degelijk alle papieren hebben en het alleen maar pesterij van de politie is geweest. Wij weer terug. Na een flinke scheldpartij mogen we er nu gelukkig wel door. Niet voor lang, want 50 meter verder is het alweer prijs. Een man in uniform zegt van de koffieziektebestrijding te zijn en staat met een enorme spuit klaar de wagen en bagage te ontsmetten. Dit werk kost 5000 pesos, vooruit te betalen. Als we na wat aarzelen betalen verdwijnt het geld in de zak van de man en worden we meteen gesommeerd door te rijden. We zijn al lang blij van de ongezonde spuitbeurt verschoond te blijven, maar toch. Na nog wat controles, waar we voor de meest vreemde zaken geld moeten afgeven, kunnen we eindelijk op weg naar Ponto Grosso. Door al het oponthoud halen we deze plaats niet. Bij een typisch Braziliaans wegrestaurant, waar we er nog velen van zullen zien, eten we voor het eerst een ‘commercial’. Je krijgt hierbij ongeveer 15 verschillende gerechten, die continue aangevuld worden tot je vol bent. Hierna zoeken we een kampeerplek langs de weg. Het wordt een grasveldje achter een hek tussen de koeien.

Maandag 16 januari - 2e rijdag naar Ponto Grosso - Castrolanda

Als we de tenten afbreken komt een man te paard poolshoogte nemen. Als echte Europeanen verwachten we van zijn land afgetrapt te worden, maar krijgen te horen dat we leuke mensen zijn en mooie tenten hebben. Ons verbijsterd achter latend galoppeert hij weer verder. We rijden met lichte vertraging (de tweede lekke band in twee dagen) naar Ponto Grosso. Het landschap is grotendeels in cultuur gebracht. Grote velden met mais en andere gewassen duiden op een vruchtbare bodem.

Castrolanda - een Hollandse kolonie
Vanuit Ponto Grosso rijden we naar de Hollandse landbouwcoöperatie Castrolanda. Het is een Hollandse gemeenschap die rond 1953 naar hier geëmigreerd is. Met hard werken hebben ze hier bloeiend boerenbedrijf opgezet. Het moerasland werd droog gelegd en gereed gemaakt voor de landbouw. In de supermarkt zijn typisch Nederlandse spullen als  speculaas, pindakaas en Hollandse yoghurt te koop. De mensen spreken ouderwets “Boeren Nederlands”. We worden enthousiast ontvangen en de vriendelijke meneer Franken laat ons een varkensfarm en een boerderij met koeien zien. Het lijkt wel een excursie in de Flevopolder. De boeren hier boeren goed. Ze hebben allemaal één vee en één gewas specialiteit, zodat ze bij mindere opbrengst in de ene tak toch van de andere kunnen leven. Ze zijn allemaal, ook voor Nederlandse begrippen, erg rijk. Meerdere auto's, grote huizen, veel personeel en om het jaar een bezoek aan het vaderland zijn hiervan het bewijs. In Brazilië is het zo dat degene die zich het meest in de schulden kan steken het rijkst is. Door de enorme inflatie (in twee jaar is de cruzeiro van 150 naar 1300 voor een dollar gedevalueerd) hoeft er nog maar een fractie van het geleende geld terug betaald te worden. De boeren spreken zelf allemaal nog goed Nederlands.
Ze proberen de taal ook op de kinderen over te brengen, maar deze spreken als het even kan liever Portugees. 's Avonds slapen we in de plaatselijke school. We mogen gebruik maken van de aanwezige douches. Ik heb in een achterafkamertje een bed gevonden en baad nu dus helemaal in luxe. Als het ‘s avonds regent blijkt het dak te lekken. Precies boven de eettafel en Jenneke haar slaapzak. Lachen dus. Na een heerlijke douche duik ik nog even in mijn papierwinkel voor ik ga slapen.
We krijgen vandaag van meneer Franken een rondleiding door een kippenfarm en de fabriek. De kippenfarm is net als in Holland: Veel kippen op een hoop en vetmesten maar. Ze hebben er ook wat koeien. Het is er hypermodern. Ze hebben onder andere melkmachines, lopende banden voor het voeren en aparte hokjes voor de kalveren. De boeren investeren de winst meteen vanwege de inflatie en dat is te zien ook. Een huis wordt bijvoorbeeld in etappes gebouwd. Als er even geld is worden er weer een paar stenen gekocht, verwerkt en dan weer wachten tot er weer geld is. We rijden ook even langs een Hollander die tegen alle adviezen in een moeras droog gelegd heeft voor wat landbouwgrond. Het lukte en hij bezit nu het beste stuk land uit de omgeving. De Brazilianen verklaarden hem voor gek. Zoveel moeite, terwijl er op zoveel plaatsen gemakkelijk grond te krijgen is. Zij moeten echter hun plat gebrand stukje oerwoud na twee jaar verlaten omdat het uitgeput is. In de buurt bezoeken we een 300 jaar oude fazenda. Dit is Portugees landhuis. Het vervallen huis was bewoond in de tijd dat er nog slaven gehouden werden. De kleine vertrekken, keuken en kleine slaapvertrekken van de slaven zijn nog intact. Ook een strafhokje en een heuse geselpaal zijn nog te zien. Het moet voor de slaven absoluut geen pretje geweest zijn. We krijgen ook een rondleiding door de fabriek, waar de gewassen, vooral sojabonen en mais, worden bewerkt. Ook wordt hier kunstmest en veevoer samen gesteld.
Hierna nemen we afscheid van de gastvrije Hollanders en vertrekken richting Rio de Janeiro. Tegen de avond zijn we de voorsteden van Sao Paulo genaderd. Aangezien het een hele toer wordt deze miljoenenstad door te komen besluiten we ons kamp vlak voor de stad op te zetten. We kamperen op een veldje met hoog gras. Als Job en Carine de tent opzetten schrikken ze zich dood als er een slang over hun spullen kruipt. Vooral Job is zich lam geschrokken en durft geen voet meer te verzetten. Zijn kreet “Help, doe wat !!!” wordt deze reis legendarisch. Het is hier bijzonder warm en het valt niet mee de slaap te vatten.
 
Woensdag 18 januari - Sao Paulo naar Sao Sebastiao
 
We rijden vanochtend door Sao Paulo. Deze stad staat op de nominatie de grootste stad ter wereld te worden. Het heeft op het ogenblik ruim 12 miljoen inwoners en daar komen elke dag enkel honderden bij. De verschillen zijn enorm. Grote witte wolkenkrabbers, laag overvliegende vliegtuigen en overvolle wegen staan in schril contrast met de ontelbare krotten aan de rand van de stad, waar de mensen ver onder het bestaansminimum leven. Het is op het ogenblik erg droog op het platteland wat de mensen doet vluchten naar de grote stad. Ze proberen hun geluk in de grote stad, maar komen doorgaans niet verder dan een nog armoediger bestaan in de sloppen. De misdaad in grote steden als Sao Paulo en Rio de Janeiro is dan ook enorm.
Het is opvallend dat de gebouwen in het centrum er netjes, zelfs kleurig bij staan. Wolkenkrabbers lijken net in de verf te zijn gezet. Wat een tegenstelling met het grauwe Buenos Aires of Santiago. Nadat we de drukte van Sao Paulo achter ons gelaten hebben rijden we richting Santos, bekend van zijn voetbalclub met sterspeler Pelé. We nemen de kustweg die weliswaar niet zo snel, maar wel erg mooi is. Groene oerwouden en een prachtige oceaan met kleine eilandjes. Na het gehobbel over de secundaire weg moeten we een pontje over. Aan de andere kant wordt ons verteld dat we op een eiland zitten. Wij weer terug. Lex, die met de auto de volle pont met ons weg moest laten gaan vraagt het nog eens na waarna blijkt dat we toch goed zitten. Hij roept ons weer terug en zegt voor de grap dat hij last met de politie heeft gekregen en we ons aan de andere kant van het 'eiland' moeten melden. Wij weer terug dus. Via allerlei zandpaadjes rijden we naar de 'politiepost', wat een geweldig stukje strand blijkt te zijn. Daar zijn we mooi ingevlogen!
Na een uur strandplezier rijden we weer verder. De weg is erg mooi, maar slecht begaanbaar zodat we na een dag rijden nog maar 100 km vanaf Sao Paulo zitten. In de buurt van Sao Sebastiao slaan we op het strand ons kamp op. Het is bloedheet en om half één 's nachts liggen we met z'n allen nog in de Atlantische Oceaan te spartelen.
 
Donderdag 19 januari  - Rio de Janeiro (dag 1)
 
Badend in het zweet wordt ik wakker en na een korte sprint duik ik vanuit mijn tent direct de zee in. Het is hier een druk vakantieoord. Er rijden zelfs buggy’s over het strand. Na een korte rit (zo'n 300 km) over steeds betere wegen door dicht bevolkte oerwouden zijn we in Rio de Janeiro. Volgens de berichten moet het in de stad 43°C zijn. In de auto lijkt het nog warmer. De oerwouden rond Rio worden in snel tempo plat gebrand terwille van de oprukkende beschaving. De stad zelf springt haast uit zijn voegen. Er leven hier 9 miljoen mensen opeen gehoopt. Er komen per dag 100 krotten bij! We rijden naar het adres dat we gekregen hebben van lifter Frans. Hotel Turistico. Ze hebben hier airco en voor het eerst deze reis hebben we een eigen douche. Luxe dus. Rio staat bekend als uiterst gevaarlijk. Gewapende overvallen en agressieve zakkenrollers moeten hier legio zijn. Als we de stad in gaan merken we er nog niets van. Het is een gezellige stad en iedereen is erg vriendelijk. Het is ook een gekke stad. Als je gezellig in de zon op een terrasje zit en naar boven kijkt is er maar een klein stukje blauw te zien. De stad staat vol met enorme wolkenkrabbers! Een futuristische kerk in kegelvorm en de hoog boven de grond gelegen trolley busbaan geven het centrum een modern aanzicht. Rio is volgens zeggen de mooist gelegen grote stad ter wereld. Het ligt aan een prachtige baai en is geflankeerd door twee wereldberoemde bergen. De suikerbroodberg en het 710 m hoge Corcovado, waarop een enorm Jezusbeeld staat. Voor de kust liggen allerlei kleine eilandjes. Het Copacabana strand is wereldbekend en al in menig lied verheerlijkt.
 Het centrum staat vol met barretjes en terrasjes. Reuze gezellig. En dat terwijl het handboek zegt dat er 's avonds in het centrum niets te doen is. Voor het nachtleven moet je naar Copacabana. Dat zal dan wel helemaal te gek zijn (dat valt later vies tegen!). Ook hier in Rio moeten alle rekeningen gecontroleerd worden. Elke ober probeert een slaatje te slaan uit die buitenlanders. We maken dus weer zelf een rekening, die we exact betalen en samen met de meestal afwijkende rekening aan de ober terug geven. Als we terug lopen naar het hotel komen we langs een tippelzone. De hoertjes trekken zelfs hun broek uit om de automobilisten te lokken. Het zijn mooie meiden en het is triest dat ze zo aan de kost moeten komen.

Vrijdag 20 januari  - Rio de Janeiro (dag 2)

Het is vandaag weer de een of andere feestdag. Alles is dicht. We nemen met z'n vieren de bus naar Copacabana. Het is om 10 uur al 38C. Gelukkig drukt de bewolking in de loop van de dag de temperatuur iets. Op het wereldberoemde strand (250.000 mensen per km2) is het een levendige boel. Volleybalvelden voor het bij ons (nog) onbekende beachvolleybal zijn uitgezet en iedereen is met van alles en nog wat bezig. Overal staan mensen muziek te maken en tot onze verrassing zijn de prijzen op de terrassen schappelijk. Er rijden talloze buggy’s op de boulevard.
We lopen wat hotels af om geld te wisselen en krijgen tenslotte een goede koers. Als we terug lopen komen we langs een processie ter ere van Sao Sebastiao. Allerlei heiligen en mensen met kaarsen trekken al biddend voorbij. Als iemand 'Viva Sao Sebastiao!'  roept, schreeuwt iedereen mee. Het is wel opvallend dat de mensen allemaal zo droevig kijken. Hoort bij het feest zullen we maar denken. 's Avonds komen we op een plein terecht waar een band ritmische sambamuziek speelt. Binnen wordt er geswingd en er is tussen de bedrijven door een vechtsport demonstratie op sambamuziek. Via allerlei terrassen vinden we pas laat ons bed.

Zaterdag 21 januari  - Rio de Janeiro (dag 3)

Met de metro gaan we vandaag eerst de post ophalen. De rit kost maar 20 cent, terwijl de metro moderner oogt dan die van Rotterdam. Er liggen vier brieven en een zaterdagbijlage van de Volkskrant. Geweldig! Het gaat thuis gelukkig goed. Aangezien het vandaag regent besteden we de dag met het schrijven van brieven om het thuisfront deelgenoot te maken van onze ervaringen. 's Avonds willen we uit in Copacabana. Het regent echter constant en verder dan een maaltijd in een chique restaurant en een troosteloze blik over de verregende terrassen komen we niet. Als we terug naar de bushalte lopen wordt ik haast aangerand door een hoertje. Ik heb haar gelukkig door en vis haar kromme vingers uit mijn linker broekzak, waar ik mijn geld bewaar. Ons avondje uit de bol gaan viel dus letterlijk en figuurlijk in het water.
 
Zondag 22 januari  - Rio de Janeiro (dag 4)
 
Alweer regen. We besluiten de bus naar Corcovado, de berg waarop het enorme Jezusbeeld staat dat op 710 meter hoogte de wacht houdt over Rio, te nemen. Op weg naar de bus komen we op een zondagsmarkt een man tegen die het bekende spel met de drie hoedjes en het ene muntje speelt. Twee helpers, vermomd als spelers, winnen veel geld terwijl ook wij steeds zien waar het muntje ligt. Alhoewel we weten dat er tegen niet-helpers anders gespeeld wordt proberen we toch slimmer te zijn dan de drie. Ze blijken toch doortrapter te zijn als we dachten. Ze deden namelijk alsof de truc is dat tijdens het betalen bet veld met de drie hoedjes een kwartslag gedraaid wordt, maar dat geldt alleen voor de helpers. Het is opvallend dat de helpers zelf de hoedjes mogen optillen en wij niet. Pas jaren later is me duidelijk dat dit spel , ‘balletje balletje’ een oplichterstruc is dat niet te winnen valt. Ook als je alle drie de hoedjes op zou tillen ligt er niets meer onder. Al met al verlies ik ƒ25,- en ben ik een ervaring rijker.
Na een uur zoeken naar de bus die ons naar de top van Corcovado moet brengen blijkt deze vlak bij ons hotel te vertrekken. Eenmaal bij het eindpunt blijkt dat we nog twee uur naar boven moeten lopen. Er gaat wel een tandradbaan naar de top. Gezien het slechte weer (mist) beginnen we er maar niet meer aan. We hebben ook geen fotospullen bij ons vanwege de kans op een beroving. Als de mist even optrekt is Rio vanaf deze hoogte goed te zien. Krotten vlak voor ons, wolkenkrabbers in het centrum en de stranden aan de kust. De suikerbroodberg is in nevelen gehuld. De wijk waarin we nu lopen is midden in het oerwoud gebouwd. Een raar gezicht. De betere huizen in de wijk zijn geheel beveiligd met tralies en soms met wel vier agressieve honden. Een teken dat 't hier niet altijd zo vredig is als nu en de boeken best gelijk kunnen hebben met de verhalen over berovingen. Als we over een brug lopen blijven we enkele minuten genieten van een uniek schouwspel. Een prachtige kolibrie, lichtgevend paars en groen, is vlak voor ons rustig dauwdruppels aan het drinken in zijn specifieke stilstaande vlucht. Vooral de kleuren zijn onnatuurlijk mooi. We lopen een stuk richting het centrum en nemen vervolgens de bus naar ons hotel waar we het maar weer op een schrijven zetten.
 
Maandag 23 januari  - Rio de Janeiro (dag 5)
 
Er moet vandaag veel gedaan worden. Eerst bij de cambio geld wisselen en vervolgens de gisteren geschreven kaarten en brieven posten (19). Fotorolletjes opsturen durf ik toch nog niet aan omdat ik geen goed verpakkingsmateriaal heb en bang ben dat ze gestolen worden. Vervolgens snellen we naar de Colombiaanse ambassade om inlichtingen in te winnen over visa, stempels, waterstanden enz. voor onze voorgenomen boottocht over de Amazone van Manaus naar Colombia. De dame van de ambassade is erg bereidwillig, maar kan ons weinig helpen. Stempels blijken niet nodig te zijn en inlichtingen over de Putumayo, het uiteindelijke doel van onze  'jungletocht’, kan ze niet geven aangezien het geen toeristengebied is. Hierna door naar het indianenmuseum. Het kleine museum toont ons mooie foto's van indianen uit het Amazonegebied en wat gebruiksvoorwerpen als potten, pannen, speren, hoofdtooien en tamtams. We krijgen hier het adres van iemand uit Brasilia, die al diverse tochten over de Amazone heeft gemaakt en ons veel aanbevelingen kan doen. Na het museumbezoek nemen we een hapje in een restaurant waar de rekening voor de zoveelste maal niet klopt. Nu voor een recordbedrag van 3.200 Cruzeiros. Elk menu heeft de domoor sterk in prijs verhoogd en loopt nu zijn dik verdiende tip mis.
We willen hierna naar het strand van Copacabana, maar stappen in de verkeerde bus en komen via de mooie botanische tuinen in een buitenwijk terecht. Boven op een vuilnisbelt nemen we foto's van de krottenwijk. Ook hier weer die tegenstelling arm-rijk in de vorm van bouwvallige huizen zonder voorzieningen en luxe flats met airco. We rijden met de bus een stukje terug en komen terecht bij het strand van Lebion. Behalve een paar surfers is er niemand op het strand. Een paar honderd meter verder is het beroemde Ipanema strand, maar het eerste terrasje moet nog gebouwd worden. We lopen maar de wijk in en komen bij het eveneens verlaten meer Lagao Rodrigo de Freitas. En het is hoogseizoen! Dan maar naar het gezelliger Copacabana. Hier wisselen we voor een goede koers traveller cheques en snellen vervolgens naar het hotel voor een groepsbespreking. We besluiten tot vrijdag in Rio te blijven. Met de tickets blijft het onduidelijk. CP-air blijft er bij dat ƒ600,- betaald moet worden voor Wijziging van de datum die op het tickets staat. Dit houdt in dat ook de mensen die voor drie maanden geboekt hebben in principe pas 6 mei terug vliegen. Het houdt ook in dat we pas een maand later in Lima terug hoeven te zijn, zodat er tijd over blijft om extra dingen te doen. Na de bespreking doe ik de enorme was. Ik had bijna niets meer om aan te trekken. Als gevolg hiervan gaan we pas om 23 uur eten.

Dinsdag 24 januari  - Rio de Janeiro (dag 6)
 
Het is vandaag redelijk weer en we besluiten alsnog de Corcovado op te gaan. Met de bus rijden we naar het begin van de tandradbaan, dat ons naar boven brengt. Het is bijzonder druk en we moesten in een lange rij met westerse toeristen wachten eer we boven zijn. Eenmaal boven blijkt het weer omgeslagen te zijn en vanaf de 710 meter hoge berg is Rio tussen de mistflarden maar af en toe te zien. Zelfs het 38 meter hoge Christusbeeld is soms helemaal verdwenen. Als het beeld even te zien is probeert een man polaroidfoto's te slijten met de kreet 'Jesus Chriso completo' alsof hij worstjes aan het verkopen is. Het is grappig iedereen met fototoestel in de aanslag het juiste moment te zien afwachten om dan massaal Jezus op de kiek te zetten. Wij komen voornamelijk om het uitzicht van Rio te bewonderen. De suikerbrood berg komt af en toe achter de wolken vandaan en is dan een gewild foto object. Af en toe kan je de verschillende delen van Rio onderscheiden. De stranden, het suikerbrood, de haven, het binnenmeer en het voetbalstadion. Na dit mistige gebeuren nemen we de metro naar het Maracana voetbalstadion. Het kan 200.000 toeschouwers herbergen en is daarmee het grootste stadion ter wereld. We mogen het stadion in om het oude maar modern ogende stadion te bewonderen. Het is helaas enorm in het verval. Verf bladdert af en overal slaat betonrot toe. Er is geen geld voor onderhoud en er zijn plannen het vaak uitverkochte stadion te sluiten. Na een kort bezoek aan een zaal vol Braziliaanse trofeeën gaan we terug en eten in een Arabisch restaurant, 's Avonds gaan we uit. Eerst naar 'Brasil Tropical'. Het is een leuke anderhalf uur durende show vol ritmische muziek, flitsende dansen en mooie kleren. Het is poepie chique en de zaal zit dan ook vol met omhoog gevallen mensen. 'Brasil Tropical' is wereldberoemd. Ze reizen met hun show de hele wereld rond en zijn ook al in Rotterdam geweest. Als de show afgelopen is zoeken we naar een disco, maar komen per ongeluk in een sexclub terecht. Dit hadden we pas laat in de gaten. Nadat we een blote danseres hadden opgemerkt ging er pas een lichtje branden. We waren er al een kwartier. De vrouwen zijn bloedmooi, maar tot onze verbazing niet opdringerig. Nee is nee.
Op straat is dat wel anders. Soms wordt je compleet aangerand door één of meerdere dames. Job had er vanavond drie om z'n nek hangen en leek wel op muggenjacht, zo sloeg hij om zich heen. In de sexclub speelde een enorm ritmische sambaband, die ik minstens net zo goed vond als 'Brasil Tropical'. Rond vieren verlaten we de tent en nemen de taxi terug. Het avondje Copacabana was best leuk, maar we hadden ons er een ietwat andere voorstelling van gemaakt. De enige plek om te stappen zijn sexclubs. Er is in heel Copacabana geen normale disco of bar te vinden.

Woensdag 25 januari  - Rio de Janeiro (dag 7)
 
Vandaag hebben we eindeloos door het centrum gelopen op zoek naar Braziliaanse voetbalshirtjes, het Thomas Cooke kantoor en geldwisseladressen. De dollar is in elkaar geklapt. Voor cash krijg je vandaag minder dan gisteren en voor cheques geven ze nog maar 1040 in plaats van 1310 cruzeiros per dollar. En we wisselen het liefst cheques. Na een dag rond slenteren, doodmoe wordt je er van, nemen we om 6 uur de kabelbaan naar de top van de suikerbroodberg. Pao de Azucar op z'n Braziliaans. Het is boven gelukkig helder en we hebben dan ook een prachtig uitzicht over de stad. Vanaf het vliegveld zien we de vliegtuigen opstijgen, die vervolgens op onze hoogte (ca. 400 meter) voorbij vliegen. Als de duisternis in valt gaan langzaam alle lichtjes aan en verandert Rio in een prachtige lichtzee met de verlichte Christus als herder op de achtergrond. Vanaf deze plaats is pas goed te zien hoe mooi Rio eigenlijk is. Het ligt aan een prachtige baai en met de lange stranden, hoge wolkenkrabbers en de bergen rond de stad vormt het een imposant geheel. Terug in het hotel kom ik in gesprek met twee jonge Duitse paartjes. Eén stel is al een jaar onderweg en heeft naast de Galapagos eilanden (het hoogtepunt) ook Vuurland bezocht. De andere twee zijn via Mexico naar Zuid-Amerika gekomen. Ze geven uiterst interessante tips en vertellen wat we allemaal in Argentinië gemist hebben. We hebben onder andere een baai gemist, waar je met een boot tussen de walvissen en pinguïns kunt varen. We zijn er vlak langs gekomen! Doodzonde.

Donderdag 26 januari  - Rio de Janeiro (dag 8)

De laatste dag Rio. Aangezien er nog veel gepost moet worden hebben we tot 2 uur de tijd nodig om de laatste brieven en kaarten te schrijven. Ik heb toch maar besloten mijn twee resterende fotorolletjes per post naar huis te sturen. Zes andere zijn met KLM-kennissen van Carine mee. Het is riskant, maar vanwege de slechte omstandigheden in het Amazonegebied (heet en vochtig) broodnodig. Door al dit gedoe lopen we de verjaardag van Heleen mis. De taart eten we 's avonds in het hotel wel op. Nadat bij een bank Joop's traveller cheques, waarop soms wel 6 handtekeningen staan door dat gedoe in Foz do Iguaçu, voor nieuwe zijn ingewisseld gaan we terug naar het hotel. We pakken de spullen in voor de rit van morgen richting Brasilia. Aangezien we geen honger hebben besluiten Joop en ik alleen een hamburgertje te nemen. Eenmaal  in de eettent aangekomen bestellen we toch maar een heerlijk uitziende hele kip. Dat vult!

Vrijdag 27 januari - Rio de Janeiro naar Belo Horizonte

Ik zit voorin bij Lex in de cabine en probeer hem Rio uit te loodsen. Rio uit gaat goed, maar net buiten de stad missen we een slecht aangegeven afslag en zo gaat de winst van het vroege opstaan verloren. Via licht heuvelachtig terrein met hier en daar een dichte bebossing en dan weer stukken met lage begroeiing komen we 's avonds aan in de derde miljoenenstad van Brazilië, Belo Horizonte. Het is de eerste moderne stad van Brazilië. Veel is ontworpen door Oscar Niemeyer, die later ook de ultramoderne hoofdstad Brasilia ontwierp. In een supermarkt slaan we de grote voorraad in voor de tocht door het Amazonegebied. Zo'n vierhonderd gulden aan spaghetti, bonen en andere etenswaar zorgt er voor dat het hele gangpad vol met dozen en zakken staat. We rijden nog een stukje voorbij Belo Horizonte en vinden na veel zoeken een geschikte kampeerplaats. Onderweg komen we langs een spoorbaan waarop een trein met ongeveer 200 wagons rijdt. Vier locomotieven zijn er nodig om de met ijzererts volgeladen wagons te trekken. Op de kampeerplaats rijdt Lex over een enorme pad heen, die de omvang had van een egel.

Zaterdag 28 januari - Belo Horizonte naar Brasilia

Door een bosrijk gebied rijden we naar de op 1100 meter hoogte gelegen hoofdstad van Brazilië, Brasilia. Brasilia is een futuristische stad. De architect Niemeyer heeft in 1956 met zijn ontwerp van de stad de eerste prijs gewonnen, waarna er midden in het oerwoud volgens zijn idee de nieuwe hoofdstad werd gebouwd. Brasilia is gebouwd in de vorm van een pijl en boog (zie foto) en kan maximaal 500.000 inwoners herbergen (nu: 400.000). De stad is gebouwd op een hoogvlakte en ligt ongeveer in het midden van Brazilië. Ver weg van de belangrijkste steden Sao Paulo en Rio de Janeiro. Brasilia is ook een erg uitgerekte stad. De gebouwen liggen relatief ver van elkaar en hebben allen iets hypermoderns. De stad is afgebeeld op het muntstuk van 50 Cruzeiro. Vlak voor Brasilia eten we in 'n posto. Dit is een chauffeursrestaurant. Ze zijn gespecialiseerd in zogenaamde comercials . Dit zijn diners met ongelofelijk veel gangen. Als de schaal leeg is kan hij worden bijgevuld. We krijgen zoveel vlees (van 't spit) te verwerken dat zelfs een onverzadigbare vleeseter als ik niet meer hoef als ze voor de zoveelste keer met een pen vlees aankomen. Van alle commercials is dit tot dusverre de beste en het zal moeilijk zijn deze te overtreffen. Na eindeloos zoeken over de brede wegen vinden we uiteindelijk de verstopte camping. Ook al erg modern. De wasgelegenheid is bijvoorbeeld gebouwd in de vorm van een schuilkelder.

Zondag 29 januari  - Brasilia

De tent heeft vannacht de eerste tropische regenbui te verwerken gekregen. Hij doorstaat de proef goed. Een pal boven ons hangende onweersbui zorgt voor oogverblindende lichtflitsen en oorverdovende knallen houdt ons lange tijd uit onze slaap. Het is in de ochtend flink afgekoeld, maar als de zon even op is zweet je je tent weer uit.
We bezoeken vandaag Brasilia. Met de auto rijden we over de brede en uitgestorven wegen een beetje rond. Aan de voet van een televisiemast is er een kleine markt, waar we ontbijten. Het is er reuze gezellig en er is van alles te koop. Zo proberen we sap uit geperste suikerriet, bladerdeeg met vlees en kaas er in verwerkt en meerdere maïsproducten uit. Hierna rijden we naar een bijzondere kerk, die er uit ziet als een wigwam. Alle gebouwen van Brasilia hebben iets bijzonders. Ze staan soms op palen (zelfs flats), hebben vreemde vormen of uitsteeksels, aparte ramen en balkons en nog veel meer bijzondere vormen. Alle regeringsgebouwen zijn naast elkaar gebouwd en allemaal even groot. De stad zit meetkundig in elkaar. Vlak achter het congresgebouw staat het symbool van Brasilia, een beeld bestaande uit twee langgerekte personen. Op veel postzegels is het symbool terug te vinden. Tenslotte rijden we nog naar een tweede kerk, waarvan de muren geheel bestaan uit een glas in lood mozaïek. Erg fraai. Na de rondrit rijden we al vast een eind in de richting van Cuiaba. De stemming in de bus is opperbest. Er wordt hard met de groep Doe Maar mee gezongen en iedereen heeft het goed naar de zin. We eten in het voor ons onbekende Goiana. We verdwalen in deze onverwacht grote stad. Uiteindelijk moet er een taxi aan te pas komen om ons uit deze 750 duizend zielen tellende stad te loodsen. Iets buiten Goiana zetten we bij een posto ons kamp op. Het is de bedoeling dat we tijdens onze rit naar Manaus door de Amazone jungle van posto naar posto rijden. Je kunt er eten, douchen en op een open stuk kamperen. Na een glaasje bier zoeken we de tent op.
 
Maandag 30 januari  - Brasilia naar Cuiaba
 
Na een lange rijdag, zo'n 700 kilometer, door grasachtig landschap met hier en daar wat bomen stoppen we vrij laat in de buurt van Rio Verde. Bij een posto nemen we weer een commercial en kamperen vervolgens een stukje verder bij een andere posto. Vanochtend heeft reisleider Mike zijn tentstok laten liggen. Ik heb hem gevonden en bij onze spullen gedaan. Als hij zijn tent op wilt zetten mist hij dus een stok. Opmerkingen als 'wigwam aan het maken?' en 'Wie moet dat betalen?' zijn niet van de lucht. Hij is tenslotte degene die met satanisch genoegen steeds vertelt dat zoekgeraakte tentdelen voor eigen rekening zijn. Hij wordt dus flink in de zeik genomen en daar kan hij niet tegen. In zijn kwaadheid stapt hij in een 20 centimeter diep stukje moeras naast zijn tent.

Dinsdag 31 januari  - Cuiaba

De 200e dag. Mike krijgt tot zijn opluchting zijn tentstok weer terug. Na het ontbijt doen we het laatste stukje naar Cuiaba. Het is duidelijk dat we langzaam de wildernis naderen. Papegaaien zitten rustig op telefoonpalen langs de weg. Het is erg warm in de stad en ik kan gelukkig een ventilator regelen voor onze kamer. De warmte houdt ons het grootste gedeelte van de dag op de hotelkamer. Cuiaba is de hoofdstad van de provincie Mato Grosso. Deze provincie bestaat voor een groot deel uit een enorm moeras, de Pantanal. Na veel discussies is mijn voorstel aangenomen er twee dagen te blijven in plaats van één middag, al hebben sommigen er helemaal geen zin in. De hoteleigenaar weet veel te melden over het natuurgebied. De weg dwars door de Pantanal, de Transpantaneira, is slecht, maar nog wel berijdbaar. Het idee was om een weg van noord naar zuid te maken, maar ze zijn niet verder gekomen dan halverwege. Mijn idee is om morgen naar een hotel te rijden dat midden in de Pantanal ligt. Hier kun je boten huren om het unieke natuurgebied te verkennen. Ze zullen daar wel vreemd opkijken als we aankomen aangezien zo goed als alle toeristen per watervliegtuig arriveren.

Woensdag 1 februari  - Cuiaba - de Pantanal

Het schiet niet op vandaag. Evelien en Mike moeten nog wat ‘zaken’ regelen en ook de rest probeert zo lang mogelijk het vertrek uit te stellen. Om drie uur rijden we eindelijk richting de Pantanal. Ze hadden deze dingen beter kunnen doen als we weer terug zijn in Cuiaba. Het wordt nu uiterst dubieus of we het hotel halen. Evelien heeft voor maar liefs 640 dollar een ticket Manaus-Mexico city gekocht.
Na een uur rijden zijn we bij de ingang van het park. De Pantanal is een enorm moerasgebied. Ongeveer vijf maal de grootte van Nederland. Er loopt één weg door heen, die wij dan ook nemen. In de droge periode is de Pantanal een wat drassig graslandschap, maar als de regentijd aanbreekt verandert het in het grootste binnenmeer van Zuid-Amerika. Het is één van de mooiste natuurreservaten in de wereld en veel natuurseries hebben al aandacht besteed aan het gebied. Er leven tot de verbeelding sprekende dieren als poema’s, beren, jaguars, alligators, tapirs en capibara's  (de grootste knaagdieren ter wereld). Er is ook een keur aan prachtige vogels, zoals toecans, ara’s allerlei soorten papegaaien en jariboes (reuzenooievaar).
 De regenperiode is aangebroken en we zien duidelijk dat het water stijgende is. De weg is soms een stukje overspoeld en de bomen hebben al natte voeten. Langs de weg zien we vooral veel vogels. Grote witte reigers, enorme aalscholvers, roofvogels die pas vlak voor de auto wegvliegen en alligatoren die doodstil op een passerend visje wachten. Als de avond valt begint alles nog meer te leven. Een hert steekt over de weg en als het ons ziet plenst het met grote sprongen weg door het moeras. Een slang die over de weg kruipt en in afwachtende houding langs de weg blijft liggen. Een enorme oom van onze ooievaar, een jariboe van zo'n 2 meter, loopt door het moeras op zoek naar één van de hier rijkelijk aanwezige kikkers. Als het donker is komen ook de capibara’s te voorschijn. Deze grootste knaagdieren ter wereld lijken van veraf op een varkentje, maar van dichtbij is het net een enorme rat. Ze worden ook wel waterzwijnen genoemd. We rijden al een tijdje in het donker en als we van een tegenligger horen dat ‘ons’ hotel nog 60 kilometer rijden is besluiten we onze tent op te zetten. Het stikt hier van de muskieten en liggen dan ook snel achter ons muskietengaas in de tent. Bij het eten wordt tot mijn teleurstelling besloten om morgen terug te rijden en niet verder de Pantanal in te gaan.
 
Donderdag 2 februari  - De Pantanal

Om 5.10 maak ik de groep wakker en voor zonsopkomst zijn we al op pad. We lopen de weg een stuk terug en zullen over een paar uur door de auto opgepikt worden. De zonsopkomst is meer dan prachtig. Er is wel veel minder te zien als gistermiddag. Af en toe een reiger of roofvogel is de schamele oogst. Wel zitten we een tijdje bij prachtige en veel geluid fabricerende ijsvogels. In de vroege ochtend komen we langs een struik vol krijsende parkieten terwijl we in de verte de laatste capibaras zien. Als het wat later wordt zijn het alleen nog maar de talloze aalscholvers die ons gezelschap blijven houden. Het wordt langzaam warmer en het lopen steeds zwaarder. We besluiten een duik te nemen in het lauwe, maar stromende water. Om ons heen horen we kaaimannen slag leveren met de vissen. We weten niet of het gevaarlijk is, maar er is zoveel vis voor de niet zo grote kaaimannen dat ze ons vlees hopelijk niet nodig hebben. Veel droog staande delen van de Pantanal worden gebruikt door farmers met grote kuddes zeboes (Indiase koeien). Het ontsiert het landschap enorm. Vooral de hekken zijn afschuwelijk om te zien.
We hebben dus geen boot kunnen regelen, zodat het schuwe wild van ons bezoek verschoond blijft. Als de zon onaangenaam heet wordt worden we gelukkig door de auto opgepikt. Uitgehongerd en dorstig vallen we aan op de meloenen en sinaasappels. Met de hele groep duiken we vlak voor de uitgang het water weer in. Midden tussen een school enorme meervallen. Deze vissen die ongeveer een meter lang zijn nemen verschrikt de wijk. Exotische vissen en guppy’s knabbelen nietsvermoedend aan je tenen. Een auto stopt en vraagt ‘of we dood willen?’. Hoe dat zo? De kaaimannen zijn toch klein? Niet dus. Er zijn ook hele grote en daar moet zelfs een koe voor oppassen! Wij snel er uit.
Na deze verfrissende duik rijden we de Pantanal uit. Hoewel we zeker niet het maximale er uit gehaald hebben, was de uitstap naar de Pantanal toch een succes geworden. We hebben een indruk van het gebied gekregen en ik zal er ooit nog eens terug komen! Veel wild hebben we niet gezien. Door de hoge waterstand heeft het wild zich terug getrokken op eilandjes, die alleen met een boot goed te bereiken zijn.
 We moeten eerst terug naar Cuiaba, waar we na een 'zuco-stop' (zuco = enorm glas met vruchtensap) beginnen aan de eerste kilometers van het volgens Mike helse stuk naar Porto Velho. Even buiten de stad zetten we de tent op. Ik slaap vannacht in de auto onder mijn muskietennet. In de posto vieren we ietwat verlaat de 200e reisdag met een potje bier en een spelletje kaarten.
 
Vrijdag 3 februari - Cuiaba naar Porto Velho (rijdag 1)

Onder de jeukende bulten, veroorzaakt door kleine gemene steekvliegen die door het muskietengaas heen kruipen, wordt ik om 5.45 door de vroeg uit de veren zijnde Barbara gewekt. Er is een enorme onweersbui op komst en in no-time is het kamp afgebroken. Het onweert al dagen. Het is een prachtig gezicht. De weerlichten volgen elkaar in snel tempo op en hele wolken zijn soms langere tijd verlicht. Grote bliksemschichten blijven soms secondenlang te zien. Soms heb je er wel drie tegelijk. Vandaag beginnen we aan de eerste etappe van de jungletocht Cuiaba-Porto Velho. We hebben een pooltje gemaakt. De vragen zijn  'Hoeveel dagen doen we er over' en 'Hoeveel maal zitten we vast'. Ondanks de schattingen in Rio (20 dagen) is iedereen erg optimistisch en variëren de antwoorden op de eerste vraag van 4 tot 12 dagen. Het vastzitten van 0 tot 28. Ter vergelijking: De vorige groep deed over de 1400 km lange ‘Trans-Amazonia’ buiten het regenseizoen al 10 dagen en zat ongeveer 20 keer vast. Ze hadden wel een minder krachtige auto en er is nu volgens de berichten veel meer geasfalteerd. Wij hebben uiteraard wel het regenseizoen tegen. Desondanks zijn de berichten van vrachtwagenchauffeurs zonder meer gunstig. Zij rijden het in vier dagen, maar scheuren er flink op los in hun superkrachtige en hoog op de wielen staande bolides. Ik hoop dat de banden het houden, want één reserveband is wel erg weinig. Als ons het zelfde overkomt als in de Atacama woestijn (twee klapbanden tegelijk) zitten we weken vast. Het eerste stuk van Cuiaba naar Caceraes is nog asfalt. Hierna volgt een redelijk stuk onverharde weg en zo af en toe nog een lapje asfalt. Ze zijn druk bezig de weg te verbeteren. Grote graafmachines maken de weg vlak, waarna het in snel tempo geasfalteerd kan worden. We rijden soms kilometers langs de weg die Mike twee jaar geleden gereden heeft. Daar hadden we nooit door gekomen! Eén grote blubberzooi, met enorme kuilen. Als ze de weg niet verbeterd hadden of als hij verderop nog in deze staat is, was of is Manaus niet meer te bereiken. We schieten de eerste dag dus lekker op en leggen zo'n 250 kilometer af. Het is nog niet echt jungle waar we doorheen rijden.
Grote stukken zijn platgebrand en het oerwoud heeft hier plaats gemaakt voor weilanden, akkers en lage begroeiingen. De auto heeft wat problemen. Hij trekt niet meer en Lex is de hele avond bezig om het euvel te vinden. Iets wat hem helaas niet lukt. Het zijn volgens hem of vuile lagers of vuile remleidingen. De zweer die ik in Buenos Aires al opgelopen heb wil maar niet over gaan en er zijn er vandaag zelfs twee bij gekomen. Het zijn grote kraters geworden en de hele avond zit ik met mijn voet in een soda bad. Als het maar voor Manaus over is, anders komt onze Amazonetrip in gevaar. Ik zie het een beetje somber in nu ik nu al ruim een maand met deze ellende loop.
 
Zaterdag 4 februari  - Cuiaba naar Port Velho (rijdag 2)

Bij de posto van vanmorgen zitten enorme sprinkhanen. Ze zijn ongeveer 12 cm lang. Ze zijn instaat in grote groepen hele akkers kaal te vreten. De auto trekt nog steeds niet en Lex besluit hem eerst bij een werkplaats te laten repareren. Als hij net bezig is komt de Duitse wereldreiziger, die we al meerdere keren elders in Zuid-Amerika zijn tegen gekomen, langs. Hij blijkt monteur te zijn en heeft het euvel zo gevonden. Er zijn meerdere filters verstopt. Nadat die zijn schoon gemaakt kunnen we op volle kracht verder! We drinken nog een pilsje met de Duitser. Hij is in zijn speciaal ontworpen terreinwagen al 3 jaar onderweg. Eerst een proefritje naar de Sahara en vervolgens naar Amerika, Canada, Alaska en via Midden-Amerika naar hier. Hij doet alles alleen, al heeft hij nu tijdelijk een tweede Duitser mee op reis. Hij is wel ultrarechts. Goden en de mensen hier zijn maar ‘Untermenschen' en alles gaat op bevelende toon. De stemming in de bus is dan ook snel anti-Duitser.
We rijden de hele dag door een merkwaardig landschap. De bossen beginnen zo'n 500 meter van de weg. Het gebied tussen de weg en het oerwoud is platgebrand, maar niet bebouwd. Zwart geblaakte boomstammen staan droevig tussen de nu lage begroeiing. Op sommige plaatsen heeft de regen de dunne vruchtbare laag al weg gespoeld en rest er alleen nog een stuk zand of binnenmeertje vol zwarte boomstammen. De vruchtbare laag in het Amazonegebied is zo dun dat er maar twee maal geoogst kan worden. De grond is daarna uitgeput en moet de boer een nieuw stuk platbranden. De erosie slaat vervolgens toe, waarna er een stuk woestijn ontstaat. Zo is het mogelijk dat een stuk ondoordringbaar oerwoud binnen enkele jaren in een kale woestijn verandert. De wegen dwars door het oerwoud zorgen voor de toegankelijkheid en versnellen dit proces. De aanleg van wegen kan zeer snel gebeuren omdat de bomen niet omgehakt behoeven te worden. De dunne ondergrond zorgt er voor dat er met een krachtige machine zelfs de grootste bomen alleen maar omgeduwd hoeven te worden.
De rit door de Amazone valt tot dusver zwaar tegen. Geen ondoordringbare jungle en smalle modderpaden. Ook dieren laten zich niet zien. Af en toe een aparte vogel en bij een posto een verdwaalde schildpad. We rijden vandaag tot iets voorbij de stad Mato Grosso en slaan daar ons kamp op. We zijn een bezienswaardigheid. Er worden zelfs foto's van ons genomen! De omgekeerde wereld dus. Er vliegen hier enorme torren rond. Ze komen op het licht af en als ze uit de koers raken en toevallig op je shirt terecht komen laten ze met hun scherpe poten niet meer los. Ik moet er vijf met de nodige moeite verwijderen. Sommige vrouwen zijn doodsbenauwd voor deze niets kwaad in de zin hebbende dieren. Met Joop klaverjas ik tegen Emily en Leontien tot we door de obers uit de zaak worden gezet worden. De Duitsers zijn hier ook. Ze krijgen 's nachts enorm ruzie en na een ordinaire scheldpartij wordt de ‘gast’ de auto uit gezet waarna de andere in volle vaart weg rijdt.
Je zou hier maar staan, ’s nachts in the middle of nowhere!

Zondag 5 februari - Cuiaba naar Porto Velho (rijdag 3)

Het is haast niet te geloven. De weg is bijna geheel geasfalteerd en we schieten als een pijl over de twee jaar geleden nog onbegaanbare wegen. De oude weg ligt er nog naast en Mike ziet vandaag stukken voorbij schieten waar twee jaar geleden dagen over gedaan is. We leggen vandaag maar liefs 700 km af en komen tot Jiparana.
Onderweg zien we tot twee maal toe een omgeslagen vrachtwagen op nog onverharde delen van de weg liggen. Deze wegen zijn niet blubberig, maar kunnen wel glad zijn. De omgeving waar we door komen is vandaag ook erg teleurstellend. Alles is plat gebrand. Over de weg rijden talloze vrachtwagens af en aan. Vlak voor Jiparana komen we langs een Rode Kruis post, waar iedereen die de provinciegrens wilt passeren ingeënt moet worden tegen Gele Koorts. Wij hebben voor het eerst ons gele boekje nodig om aan te tonen dat we de prik al in Holland hebben gehad. Ons eindstation ia vandaag Jiparana, niet ver meer van Porto Velho.
 
Maandag 6 februari - Cuiaba naar Porto Velho (rijdag 4)
 
Het laatste stukje. we komen eindelijk een beetje echte jungle tegen. Ook de Duitser komen we weer tegen. Hij heeft pech en moet een onderdeel uit Porto Velho hebben. Hij lift met ons mee. Laat in de middag arriveren we in Porto Velho. In vier in plaats van veertien dagen zonder ook maar één maal vast gezeten te hebben. Voor de meesten is de tocht een teleurstelling geworden. Van het ruige oerwoud waar we op hoopten hebben we weinig  tot niets gezien. Het plezier van ‘blubberrijden’, de auto uitgraven en lekker balen van alweer een tegenslag hebben we ook al niet meegemaakt. We hebben niet het gevoel de jungle te hebben bedwongen, iets wat Mike één van de hoogtepunten van zijn reis van twee jaar terug vindt. De oprukkende beschaving heeft hard toe geslagen. Job wint de poel met zijn optimistische inschatting en dat had niemand verwacht. We weten nog niet wat ons de komende dagen te wachten staat!
's Avonds ga ik met mijn zweren naar de dokter. Ik krijg een zalfje, wat tabletten en een gepeperde rekening. Het moet voor de boottocht vanuit Manaus over zijn.
We rijden tot even buiten Porto Velho en zetten de tent op in de buurt van het pontje, die ons morgen over de brede Madeira rivier moet zetten. Er breekt binnen de groep bijna een rel uit. De meesten willen een dag in Porto Velho blijven, maar Lex is fel tegen en rijdt gewoon verder. We hebben net tien dagen op het schema ingelopen, maar moeten volgens Lex toch snel verder wegens acuut tijdgebrek. Een dag extra in Porto Velho betekent volgens hem een dag minder in Curaçao. Door deze onzin wordt de groep eindelijk wakker en komt ook tot de ontdekking dat het routeschema van geen kant klopt. Het is ook niet redelijk ons rond Pasen al in Lima te droppen, waar we dan twee weken vast zitten omdat Ashraf in al zijn wijsheid tickets heeft gekocht die je verbieden 2 weken voor of na een feestdag terug te vliegen.
Lex wil de reis wel 'verlengen' tot 6 mei, de datum die op ons ticket staat, maar dan moeten wij hem een onkostenvergoeding geven en de benzine en overnachtingen zelf betalen. En dat door een fout van Ashraf. Helemaal gek als je bedenkt dat in de oorspronkelijke route de enorme omweg via Suriname in het programma zat (nu onmogelijk door spanningen vanwege de decembermoorden). Kortom, door de houding van Lex krijgt Mike achter in de bus een enorme lading kritiek over zich heen, waar hij geen raad mee weet. Morgen bellen ze uiteindelijk maar naar Nederland om aan de grote baas Erik advies te vragen.

Dinsdag 7 februari - Porto Velho naar Manaus (dag 1)

Als we weg willen start de auto niet. De startmotor is kapot en het duurt de hele ochtend eer hij gerepareerd is. Ondertussen vermaken we ons met allerlei spelletjes. Mike en Lex proberen ook Nederland te bereiken, maar Erik is nog niet terug uit India. Ze besluiten toch maar de reis te verlengen tot 1 mei en Ashraf voor de kosten op te laten draaien. Het bespaart een hoop ellende. Sommige groepsleden hebben zich erg kwaad gemaakt en zouden de komende dagen nergens anders meer over kunnen praten. Vroeg in de middag varen we de Madeira over en beginnen aan het stuk Porto Velho - Manaus. Een asfaltweg, die er twee jaar geleden prima bij lag. Het eerste stuk is ook perfect. We leggen vandaag nog 200 km af. Het echte oerwoud begint hier pas echt. Dichte begroeiing en hoge woudreuzen. We kamperen wederom bij een posto. Het is er een nat en rommelig zootje en komen voor de eerste maal vast te zitten in de blubber. Een vrachtwagen moet ons uit de smurrie trekken. Er zijn gelukkig een paar graspollen, waar je je tent nog enigszins droog neer kan zetten.
 
Woensdag 8 februari - Porto Velho naar Manaus (dag 2)
 
Vandaag komen we op het beruchtste deel van de weg door het Amazonegebied terecht. De Trans Amazon Highway, die van de oostkust naar Manaus loopt. Bij de aanleg van deze weg werd niets ontzien. Hele indianenstammen zijn uitgeroeid in het streven het oerwoud door middel van deze weg open te leggen. Het ziet er echter naar uit dat de natuur genadeloos terug slaat.
Grote stukken asfalt zijn kapot gereden en de onderliggende zandlaag is door de vele regen voor een groot deel weggespoeld. Op sommige plaatsen woekert de weg weer dicht en hoor je de takken tegen de auto slaan. Aanvankelijk kunnen we met slalom bewegingen langs de gaten in de weg rijden. Als de weg al maar slechter wordt en de gaten over de hele breedte van de weg zitten, moeten we dwars door deze diepe gaten ploeteren. We hebben gradaties voor de kuilen. Eentjes, tweetjes en drietjes. Erg leuk al die obstakels, maar als tegen de middag de weg nog slechter wordt gaan we het ergste vrezen voor de auto. Soms zijn de moddersporen meer dan een meter diep. Het ergste is een gat vlak na het asfalt. De achterkant van de auto klapt daar met een enorme knal tegen het asfalt, waarna de mensen op de achterbank op moeten passen niet het hoofd te stoten. We hebben nu dan toch de uitdagende blubberrit, maar alleen op een plaats waar we het niet meer hadden verwacht. De auto is te klein en is niet meer in staat op eigen kracht uit de gaten te komen. We rijden er gewoon in en dan moeten we door een vrachtwagen vlot getrokken worden. Deze vrachtwagens staan veel hoger op de wielen dan onze Mercedes bus en hebben veel minder moeite met de diepe gaten. De meesten proberen niet eens langs de gaten te rijden en gaan vol gas door de kuilen. Onervaren chauffeurs, die er wél langs wilden zie je overal in de berm wachten op hulp. De solidariteit is enorm. Iedereen helpt en wacht op iedereen. Twee (later drie) chauffeurs hebben zich over ons ontfermd en dat is maar goed ook. Op een bijzonder slecht stuk moet om de paar honderd meter de sleepkabel er aan te pas komen om ons los te trekken. Vandaag zitten we twaalf keer muurvast. Bij één van die gaten stoot Lex zijn dieseltank lek en stroomt er 300 liter diesel weg. We moeten ons behelpen met de resterende diesel uit de reservetank. De auto krijgt enorme klappen te verwerken. Ook wij worden flink door elkaar geschud. Als we bij een punt komen waar wel 15 auto's in de problemen zitten besluiten we te wachten tot het morgen weer licht is. We trekken wat blikken bonen open en eten die koud op. Wie had er gedacht dat ik koude bruine bonen lekker zou vinden! De bus is veranderd in een zwijnestal. Alles zit onder de blubber. De kabel ligt steeds stijf van de modder in het gangpad en iedereen heeft wel een keer tot zijn knieën in de blubber gestaan. En ondertussen geen mogelijkheid om je te wassen. Martijn is bij het duwen van de auto onderuit gegaan in een modderpoel. We slapen in de bus, want bij dageraad moeten we weer met onze drie nieuwe vrienden mee.
 
Donderdag 9 februari - Porto Velho naar Manaus (dag 3)

We staan op als de eerste zonnestralen doorbreken. Er staat hier een hele file te wachten. Zo'n 100 meter asfalt is verdwenen en de regen heeft dit stuk in een modderpoel veranderd. Het grote probleem is dat de weg afloopt en de auto's de berm in slippen en het stuk te groot is om met behulp van een kabel de wagens vlot te trekken. Bovendien zit er halverwege het diepste gat tot nog toe. Redders trekken de gestrande wagens weer vlot, maar verdwijnen vervolgens zelf weer in de berm. Het is link om van de weg af te raken aangezien de weg op een soort dijkje ligt. Als je pech hebt glij je zo in het water en dan is er geen redden meer aan. Na uren manoeuvreren zijn wij aan de beurt. Lex rijdt netjes zonder weg te glijden naar het gat. Het kost veel moeite de auto in het gat te krijgen. Twee vrachtwagen helpen Lex om de auto er weer uit te trekken. De kabel breekt een keer, maar uiteindelijk komt onze auto weer boven. Dat hij niet om slaat is ons een raadsel. Een stuk verder is er weer zo'n enorme krater. Het lijkt wel een ravijn en iedereen zit er weer een tijd vast. Nadat Lex de auto weer in het gat gereden heeft gaat het bij het er uittrekken goed mis. Het is te steil en de radiateur klapt tegen de uitstekende asfalt laag. Er wordt een groot gat in de radiateur geslagen en al het koelwater stroomt er uit. Het einde is nabij. Er moet een nieuwe radiateur komen en die zijn alleen in Europa te krijgen. Lassen is ook niet mogelijk aangezien dit model van plastic is. Gelukkig weten onze drie begeleiders tijdelijk raad. Ze hakken een boom om en maken van de stam een stop. Deze proppen ze in het gat en kunnen we zowaar weer verder. De weg is zo goed als onbegaanbaar. Overal zitten auto's vast en sommigen zijn zelfs de dijk afgegleden. We zien om ons heen zware vrachtwagens de grootste schuivers maken. Het veiligst is nog door het diepste gat te gaan om wegschuiven te voorkomen. De omgeving krijgt door al dit getob weinig aandacht. Het is hier schitterend. Eindelijk echt oerwoud met papegaaien, roofvogels en toekans. De nevel boven de bomen zorgt voor het mysterieuze sfeertje dat een oerwoud zo kenmerkt.
De radiateur slaat verderop wederom kapot en lijkt nu wel een zeef. Ook van de ventilator is weinig meer over. Door deze problemen met de koeling hebben we veel oponthoud. Tegen de avond komen we bij een posto. Vanwege de slechte weg is hier geen aanvoer meer en er is helemaal niets te krijgen.
We maken de balans op van deze dag. Dertien maal vast gezeten, één kapotte en één zwaar beschadigde dieseltank, een geperforeerde radiateur, een ontwrichte achterkant, een kapotte ventilator (heeft nog maar 2 i.p.v. 10 schoepen) en kapotte achterlichten. We vragen ons af of we Manaus wel halen, al moeten we het ergste stuk nu wel hebben gehad.
 We willen bij deze posto overnachten. De voor velen van ons racistische Duitser arriveert even na ons. Hij kan ons wel perfect helpen met zijn extreme 4x4 karretje. Als hij en onze drie Braziliaanse helpers verder gaan wil Lex ook verder. Begrijpelijk. Ze zijn een grote steun geweest en we hebben steun meer dan nodig. Door getreuzel van sommige groepsleden, die zich nog even uitgebreid willen douchen, missen we de aansluiting met de drie Brazilianen. De weg is weliswaar wat beter, maar af en toe is er nog een gemeen gat. Het is bovendien donker geworden en gekkenwerk om verder te rijden. Als we voor de 25e maal vast zitten vieren we het jubileum.
Het duurt een uur eer iemand passeert en ons vlot kan trekken. De volgende posto halen we dus niet, maar de drie Brazilianen ook niet. Ze hebben hun vrachtwagen vlak voor een serie enorme gaten langs de weg gezet en liggen te slapen. Wij gaan er maar achter staan en slapen dus weer in de bus.
 
Vrijdag 10 februari - Porto Velho naar Manaus (dag 4)
 
We worden als het nog donker is gewekt. Vlak voor ons is een autobus de weg af gegleden en heeft hulp nodig. Nadat hij is vlot getrokken kunnen wij ook langs de hindernissen. In colonne trekken we verder richting Manaus.
Tot de eerste posto zitten we nog maar twee maal vast. We komen hier wat op krachten en bedanken de drie Brazilianen hartelijk voor hun geboden hulp. Ze gaan zonder ons verder. Zonder deze drie hadden we het beslist niet gered. Ze zijn nu door ons een dag later in Manaus. Zelf hebben misschien maar vier keer vast gezeten tegen ons al meer dan twintig! Langzamerhand komen we weer in de bewoonde wereld. Paalwoningen wijzen opeen soms extreem hoge waterstand. We moeten vijf pontjes over eer we in Manaus zijn. De tweede pont is uniek. Tot nog toe duwde een aparte boot de pont heen en weer, maar hier is geen boot. De pont moet met een touw naar de andere kant getrokken worden. Touw is er echter niet en de vrachtwagens moeten het zelf zien te regelen als ze mee willen! Als er genoeg touw verzameld is wordt het aan elkaar geknoopt en met een kano naar de andere kant gevaren. Daar wordt het vast gebonden en moeten de passagiers zich naar de andere kant trekken. Hierna is het voor de pont weer wachten geblazen op voldoende touw om weer terug te kunnen.
Onderweg zien we diverse malen toekans over vliegen. Het mooiste van vandaag is echter een groep van ongeveer tien ara's die een halve minuut met ons mee vliegen. Ze krijsen vreselijk en zijn erg mooi. Blauwe vleugels en een fel gele buik. We hebben onderweg constant koelwater problemen. Elk half uur staan we stil om water bij te vullen en de motor af te laten koelen. We besluiten in het donker verder te rijden (het is dan koeler) en zetten de auto langs de kant. Na een uur komt de Duitser langs en biedt aan om ons naar Manaus slepen. Graag! Dat gaat morgen dan gebeuren want bij een posto slaan we nu eerst ons kamp op. Iedereen is doodmoe en ligt al snel (en eindelijk languit) in bed. De zware tocht zit er bijna op. In Manaus zullen we horen dat de weg vlak achter ons tot onbepaalde tijd werd afgesloten en we dus net op tijd waren. Er is verder geen alternatief om over land naar Manaus (en voor ons dus ook verder) te rijden.

Zaterdag 11 februari  - Manaus

We worden vandaag door de Duitser naar Manaus gesleept. Onderweg zien we de bekende Victoria Regina's in het water liggen. Het zijn de grootste waterlelies ter wereld. Ze staan toevallig net in bloei. Nadat we twee te kleine pontjes zijn gepasseerd komen we bij de grote pont over de Amazone rivier. De Amazone is hier erg breed. Volgens de boeken wel 8 kilometer. Halverwege de oversteek zijn we getuige van een grillig natuurverschijnsel. De twee enorme hoofdtakken van de Amazone, de Solimoes en de Rio Negro, komen hier namelijk hier bijeen en vormen vanaf hier samen de Amazone. De Solimoes is modderbruin, terwijl de Rio Negro pikzwart is. De twee kleuren mengen zich niet meteen en lopen enkele kilometers met een scherpe scheiding naast elkaar. De overgang bruin/zwart is goed te zien. In Manaus komen we bij toeval onze helpers weer tegen. Netjes in de kleren gestoken en aan niets is meer te zien dat ze net een barbaarse tocht achter de rug hebben. We zoeken een hotelletje op. We vinden er één, maar er zijn bedden te kort. Iedereen is moe en niemand wil op de grond of in de auto slapen. De mensen die altijd de klos zijn, zijn ook nu weer de lul en protesteren heftig. De uitgekookten, die  'autoslaapbeurten' verzamelen als het te hard regent om te kamperen en nooit de auto uitpakken om maar de beste hotelkamers te krijgen blijken echter Oost-Indisch doof en hebben ook nu de beste plekken. 's Avonds gaan we even de stad in. Manaus is een vervallen stad vol oude en slecht onderhouden gebouwen. Het is ook een smerige stad. Al het huisvuil ligt op straat en het stinkt overal naar vis. Het wemelt midden in de stad van de gieren, die op al die etensresten afkomen.

Zondag 12 februari  - Manaus
 
We zitten dus in Manaus. Deze stad ligt aan de rivier de Amazone en was tot voor kort alleen bereikbaar per boot of per vliegtuig. Aan het eind van de vorige eeuw was deze 'stad midden in de jungle’ op zijn hoogtepunt tijdens de 'rubberexplosie'. Rubber was net ontdekt en Manaus was in de wereld hèt middelpunt van de rubberindustrie. De welvaart was door de toen nog alleen hier voorkomende rubberbomen enorm. Er werd hier midden in de jungle zelfs een operahuis gebouwd. De grootste sterren van weleer zijn er geweest.
De welvaart was in één klap over toen zaden van de rubberboom werden ‘gestolen’ en in andere landen rubberplantages werden aangelegd. Veel effectiever dan hier de bomen aftappen die soms ver van elkaar verspreid in de jungle staan.
Manaus ligt 1600 kilometer verwijderd van de Atlantische Oceaan. Het ligt maar op 35 meter hoogte, zodat het verval van de Amazone nog maar zeer gering is. De Amazone is 6.577 kilometer lang en bij de monding maar liefst 72 kilometer breed! Zeeschepen kunnen 3.500 kilometer de rivier op tot Iquitos in Peru.
Vandaag gaan we met z'n vieren op stap om een boottocht te regelen naar indianendorpen, maar het is zondag en alles is gesloten. Morgen dan maar. Wel is duidelijk dat georganiseerde trips erg duur zijn.
 Als we door de stad lopen breekt er een enorme regenbui los. Binnen vijf minuten loopt het water over de stoeprand heen en lijkt het alsof het al dagen onophoudelijk regent. Zo'n bui heb ik nog nooit gezien. De afvoer werkt in ieder geval goed. De straten lijken even een snel stromende rivier richting riolering en als de regen stopt zijn de straten in no time weer begaanbaar. Indrukwekkend! 's Avonds eten we in een ‘gringo-restaurant'   (gringo=buitenlander). Hier proberen we in contact te komen met mensen die ons kunnen informeren over goedkope boten vanuit Manaus richting Leticia (Colombia). We spreken twee Nederlanders, Joost (20) en Peter (32) die een boottocht naar Leticia hebben geregeld voor aanstaande dinsdag. Na dinsdag gaat er voorlopig geen boot meer die kant op zodat ik besluit dat we ook deze boot maar moeten nemen. Er is dus helaas geen tijd meer voor een korte jungletrip vanuit Manaus. Dat is dus vlot geregeld, helaas een beetje te vlot.
 
Maandag 13 februari  - Manaus
 
We gaan vanochtend eerst naar de haven om de boot naar Leticia te bespreken. Voor de zesdaagse boottocht vragen ze 45.000 cruzeiros, 5000 meer dan Joost en Peter hebben betaald. Ongeveer ƒ120,-. We lopen eerst weg, maar als er geen reactie volgt bespreken we een uur later toch maar een plaatsje op de boot. Er moet vandaag nog veel gedaan worden. Eerst gaan we naar het postkantoor om de post op te halen. Ik blijk goed bedeeld te zijn. Er liggen maar liefst 10 poststukken, waaronder een Volkskrant. Alleen is er nog geen bericht over mijn fotorolletjes, die ik in Rio op de post gedaan heb.
Het is mogelijk 'collect' te bellen (kosten ontvanger en dat is per saldo veel goedkoper) en daar maak ik dankbaar gebruik van. Iedereen is thuis en ondanks de slechte lijn kan ik toch met iedereen even spreken. Ze hebben vandaag nog een lading post verstuurd naar Manaus. De planning was dat we hier veel later aan zouden komen. De fotorolletjes uit Rio zijn goed aangekomen, maar de zes die veilig met kennissen van Carine mee genomen zouden worden blijken vooralsnog zoek te zijn. De ouders van Carine zijn het uit aan het zoeken. Ik hoop er maar het beste van. De rest van de dag lopen we zaak in zaak uit om geld te wisselen. Volgens Peter en Joost is het mogelijk 'n koers van 1400 te krijgen, maar de meesten gaan niet verder dan 1300. Als we op straat aangesproken worden door iemand die 1700 biedt gaan we argwanend mee met hem. Hij brengt ons naar een druk kantoor en haalt daar 'n vriend, die erg officieel doet. Ze willen dat we de dollars in een envelop doen, waarna één van de twee in het kantoor de cruzeiros zal gaan halen. Erg doorzichtig dus, vooral als we niet zelf mee naar binnen mogen. De bekende truc is dat degene die bij je blijft onder het mom dat de politie er aan komt snel de benen neemt.
Er moeten vandaag ook veel inkopen gedaan worden voor de komende boottocht, maar komen daar door alle wisselperikelen niet meer aan toe. Doodmoe van het vele lopen komen we tegen de avond weer terug in ons hotel.
Door Job worden we er op gewezen dat de drie 'vrouwen' van ons hotel in werkelijkheid travestieten zijn. Als je goed kijkt zie je het, maar je moet het wel weten. Het is grappig ze als vrouw de kamer in te zien gaan om even later als man er weer uit te zien komen. Ze kunnen alleen niet van onze spullen afblijven. Ze zijn vooral gek op aan de waslijn hangende vrouwenkleren. Als je gaat klagen beginnen ze gewoon te lachen, maar dat heb je als je in een hotel logeert waar de kamers doorgaans per uur verhuurd worden. Ik slaap met Job en Carine op een kamer vlak naast de TV, die van 's ochtends vroeg tot  's nachts keihard aan staat. Gelukkig slaap ik daar dwars door heen. Joop heeft het helemaal naar zijn zin. Op zondag gespeelde voetbalwedstrijden worden de hele week om het uur herhaald.
 
Dinsdag 14 februari  - Manaus
 
Het is bloedheet vandaag en badend in het zweet doen we de laatste inkopen. Een hangmat voor aan boord, vishaken om piranha’s te vangen en de nodige proviand. Barbara knipt mijn behoorlijk uit model gegroeide manen lekker kort. Een travestiet, die kapper van beroep is, neemt als Barbara bijna klaar is de schaar over en geeft me een 'coupe de la travestiet'. Al heupwiegend doet de sympathieke knul zijn werk. Er komt uiteindelijk een naar achteren gekamd kapsel uit de bus wat gelukkig weer naar normaal model gekamd kan worden. Best lekker, weer een kort koppie. Om 6 uur zijn we aan boord van ons schip de Capt. Nunez V. Ik heb Joop al een tijdje terug gevraagd om samen deze tocht te maken. Hij is overal voor in en voor mij de ideale reismaat. Later hebben Marianne en Anita gevraagd of ze ook mee mogen. Ze zijn de groep een beetje zat. Ik vond het niet zo’n goed idee, maar Joop wist me over te halen de meiden mee te nemen. Anita is een lieve meid. Met de eigenzinnige Marianne heb ik wat meer moeite. Voorwaarde is wel dat het onze reis is en zij ‘mee mogen’. Uiteraard inspraak, maar de grote lijnen bepaal ik.
De hele groep zwaait ons uit, maar de boot blijft waar hij is. Niet voldoende lading! Ze komen nog 6 ton te kort, zodat het vertrek met een dag is uitgesteld. We blijven maar aan boord. De hangmatten zijn al opgehangen en we proberen vannacht voor het eerst de nieuwe slaaphouding uit. Het is behoorlijk druk aan boord. Het hele dek hangt vol met hangmatten. Als het 's avonds weer tropisch regent blijkt het dak te lekken. Precies boven mijn hangmat. Gelukkig duurt de bui niet zo lang. Peter en Joost zijn ook aan boord. Best gezellig, twee nieuwe gezichten. Joost is de Atlantische Oceaan over gezeild en via Martinique en Guyana, waar hij Peter tegen kwam, naar Manaus gereisd. Peter is naar een Caraïbisch eiland gevlogen en ook over gestoken naar Guyana. De haven van Manaus is 's avonds een drukke bedoeling. Overal zijn bootjes druk in de weer.

Woensdag 15 februari  - Manaus

Om vijf uur worden we reeds gewekt door mensen die al hangmatten wegduwend zich een weg banen naar het ontbijt. Dit ontbijt bestaat uit scheepsbeschuit en mierzoete koffie. Koffie kun je overigens de hele dag door drinken. Een thermosfles koffie en bekertjes ter grootte van een borrelglaasje zijn altijd beschikbaar. Het middageten wordt al om 11 uur geserveerd en het avondeten (17.30) bestaat de hele tocht uit kip, spaghetti, rijst en bonen. Alles wordt verzorgd door een vriendelijke dame, die altijd lacht en behulpzaam is al kunnen we elkaar nog voor geen meter verstaan. We eten aan een ronde tafel met drie verdiepingen. De bovenste twee kunnen rond draaien, zodat met een simpele draai de gewenste schotel binnen handbereik komt. Het water uit de kraan wordt uit de rivier opgepompt en zal vooral hier in Manaus niet al te schoon zijn. Ik ben benieuwd of we er niet ziek van worden. Voor de zekerheid hebben we enkele flessen mineraalwater ingeslagen. In de haven zitten enorme hoeveelheden vis, die op het afval afkomen. Ik gooi een aasje uit en vang zowaar twee kleine meervalachtige visjes. In de vroege ochtend wordt door de bakker per schip het brood bezorgd.
We bezoeken vandaag nog een paar keer de groep. Job heeft voor de groep een zesdaagse boottocht geregeld, die langs rubberplantages, zijriviertjes en misschien wat gecultiveerde indianen gaat. De ‘echte’ indianenreservaten schijnen (gelukkig maar) niet voor toeristen open te zijn. Ook de dieven in het hotel hebben weer huis gehouden. Maar liefst negen mensen missen spullen. Als we terug op de boot zijn blijken we een Europese passagier er bij te hebben. Een Zweedse, die via de rivier naar Colombia en de Andeslanden wil.
's Avonds rond half acht is het eindelijk zo ver en vertrekt de boot met voldoende lading richting Benjamin Constant. De boot vaart dag en nacht door en we zullen er ongeveer 6 dagen over doen. Mijn plan is: Eerst naar Leticia (eindpunt van deze boot), daar eventueel wat indianendorpen bezoeken, dan met de boot de Putumayo op naar Leguizamo in Colombia(8 tot 15 dagen), daar naar een missiepost en de in de buurt zijnde Huitoto-indianen bezoeken.
 Tegen donker verlaten we het zwarte water van de Rio Negro en via de scherpe bruin/zwarte scheiding varen we de Solimoes op richting het drielandenpunt Brazilië,Peru en Colombia.

Donderdag 16 februari - Manaus naar Benjamin Constant (dag 1)

De eerste volle dag aan boord. Onze ouderwetse 'Mississippi-stomer' vaart langs de oevers van de rivier. De stroming werkt daar het minste tegen. De Solimoes is kilometers breed en we zijn blij vlak onder de oever te varen zodat we niet alleen water om ons heen hebben. Meestal varen we uren langs ondoordringbaar oerwoud. Af en toe passeren we een afgelegen dorpje. Deze middag komen zoetwaterdolfijnen ons voor het eerst vergezellen. Deze flippers komen met hun vinnen steeds even boven water. Na een half uurtje zijn ze weer verdwenen. Een enorme zeekoe laat met een enorme klap zien dat hij er is. 's Avonds kaart ik met de bemanning mee. Na ongeveer vijf uur, het is inmiddels 1 uur 's nachts, stoppen we er mee. Een bemanningslid heeft grof geld verloren. Ikzelf maak een kleine winst. Vermoeid duik ik de hangmat in.
 
Vrijdag 17 februari - Manaus naar Benjamin Constant (dag 2)

Na de scheepsbeschuit komt de schipper het geld ophalen. Er blijken diverse prijzen te zijn afgesproken. Zo hadden Peter en Joost 40.000, Wij 45.000 en sommige Brazilianen 50.000 cruzeiros afgesproken. Peter en Joost blijken met de verkeerde man een afspraak te hebben gemaakt en moeten na veel heen en weer gepraat net als ons 45.000 Cr betalen. De Brazilianen moeten echter wel 50.000 Cr betalen. Eindelijk een plaats waar je als buitenlander niet meer, maar zelfs minder moet betalen. Het is vandaag gelukkig niet zo warm als gisteren en hebben wonder boven wonder geen last van muskieten.
We passeren vandaag diverse zijrivieren, die soms net zo zwart zijn als de Rio Negro en ook zo'n wonderlijke kleurscheiding veroorzaken. De rivier is bezaaid met boomstammen en waterplanten, zodat er goed gestuurd moet worden. Gisteren moest er iemand het water in om de schroef vrij te maken. Ik ben nu dus met Joop, Anita en Marian op stap. Joop (32)  is een vrijbuiter van het zuiverste water. Zeven maanden dwars door Afrika, zeven weken door Thailand en Burma en al eerder drie maanden Zuid-Amerika heeft hij er al op zitten. Met zijn altijd goede humeur, eeuwige optimisme en ondernemingszin is hij een ideale reisgenoot. We zouden eerst met z'n tweeën gaan, maar een grap dat we twee vrouwen nodig hadden om in nood te kunnen ruilen voor een kano en tamtam leverde twee reisgenotes op. Anita (26) is een rustige meid. Aardig, spontaan en voor een onderneming als deze best te porren. Ze is verpleegster en heeft al een keer met een vriendin drie maanden door de USA getoerd. Ze is wat aan de mollige kant, maar zal tijdens deze gebakloze tocht wel wat kilootjes afvallen. Tenslotte Marian (30). Een aardige en grappige meid. Met haar 1 meter 53 net niet het ukkie van de groep (Heleen 1.52). Je kunt er flink mee lachen als ze d'r bui heeft, maar kan ook behoorlijk saggerijnig zijn. Het ergste is dat ze van het ene op het andere moment erg serieus kan worden en iemand als een schooljuffie vermanend toespreekt. Ze wil ook altijd alles goed geregeld hebben en ligt daar soms nachten wakker van. In de groep wordt ze dan ook wel de regelteef genoemd. Goed, met z'n vieren dus de Amazone op. Tot Leticia zal het allemaal wel niet zo bijzonder zijn. De rivier blijft breed en langs de oevers zijn de mensen al lang met de westerse beschaving in aanraking gekomen. Aan boord werken ook diverse indianen. Nee, om ‘primitieve indianen’ te zien zullen we de zijtakken van de Amazone op moeten. Alhoewel de regentijd hier bijna ten einde is, heeft het water nog niet zijn hoogste stand bereikt. De oevers zijn soms nog enkele meters hoog. Het hoogteverschil tussen het droge en natte seizoen is enorm. De Rio Negro heeft bij Manaus bijvoorbeeld een hoogteverschil van 14 (!!) meter. De huizen zijn daar, net als hier, op palen gebouwd en staan bovendien op de hogere delen van de oever. Vroeg in de middag arriveren we in Coari. Een klein dorp waar misschien maar twee wegen doorheen lopen. Toch zijn er auto's. Erg vreemd, want er is geen weg het dorpje uit.
Veel huizen zijn op vlotten gebouwd om het verschil in waterstand op te vangen, terwijl andere huizen op een heuveltje staan. We werpen een hengeltje uit, maar de vis wil hier niet bijten. Een langsvarende visser heeft meervallen in de aanbieding van soms wel een meter lang.
Nadat er brandstof is getankt gaan we verder. 's Middags zien we in de iets smaller wordende rivier weer een paar zoetwaterdolfijnen. Eentje springt wel een meter boven het water uit. Het is een leuk schouwspel en we kunnen er uren naar kijken. We varen snel en de schipper verwacht dat we dinsdag al in Benjamin Constant aan zullen komen. 's Nachts wordt er met behulp van een krachtige lamp doorgevaren. Gevaarlijk met al die obstakels in de rivier. Er wordt in de stuurhut heel wat afgescholden als de schipper voor de zoveelste maal een boomstam niet weet te ontwijken. Deze gespannen sfeer duidt er wel op dat het 's nachts varen niet zonder risico's is.

Zaterdag 18 februari - Manaus naar Benjamin Constant (dag 3)
 
De niet zo hygiënische toestanden aan boord beginnen parten te spelen. Joop, Anita en Peter zijn ziek. Diarree en overgeven. Marian is ook even aan de dunne geweest, maar dat was meer van de zenuwen. Anita is al twee nachten door een man lastig gevallen. Vandaag heeft hij zich gelukkig nog niet laten zien. We meren een paar keer bij dorpjes aan vanmorgen en we hopen dat hij van boord is. Het oerwoud is vanochtend prachtig om te zien. Hoge en lage bomen, die kriskras door elkaar groeien en af en toe schitterende groene eilanden. Langs de oever zijn mensen in kleine bootjes bezig vissen te verschalken. Ook zien we af en toe een zeekoe. Om 8.30 zijn we al in Tefé, ongeveer halverwege de reis. We krijgen hier een non aan boord. Helaas neemt ze een cabine-hut zodat we geen aflevering krijgen van 'de non in de hangmat'. Het gebied hier en rond Manaus is groot geworden door zijn rubberbomen. Duizenden indianen hebben op de plantages het leven gelaten. Zo af en toe varen we langs zo'n oude rubberplantage. Grote fazenda’s, Portugese huizen van de landheren, wijzen nog op de plaatsen waar vroeger zo'n plantage was. We krijgen steeds meer contacten aan boord. In gebrekkig Portugees of
soms Spaans maken we zo hier en daar een praatje. Zo horen we dat het moeilijk zal worden een boot naar Pto Asis (Putumayo) te krijgen. Er gaan nog maar weinig schepen die kant op. Een indiaans meisje, waar Marian naast ligt of beter hangt, woont in Benjamin Constant. Ze kan ons daar een eind op streek helpen als Marian het handig aanpakt. Marian spreekt het beste Spaans van ons vieren. Hoe verder we de rivier op gaan, hoe minder grote boten we tegen komen. De in rieten paalwoningen levende mensen lopen nu ook massaal uit om ons aan te gapen. Eindelijk is er aan de kant ook wat vogelleven te zien. Wat aparte meeuwen, reigers, roofvogels (Tefé zit ook weer vol met gieren) en af en toe in de verte een papegaai. De dagen lopen langzaam in elkaar over. Daar het boordleven heerlijk rustig, maar wel eentonig is raak je makkelijk het gevoel van tijd kwijt.

Zondag 19 februari - Manaus naar Benjamin Constant (dag 4)
 
Het was vannacht weer een zootje. Er werd twee maal gestopt om mensen af te zetten en op te halen. Ik lig net bij de uitgang en iedereen die er uit wil moet er dus langs en duwt mijn hangmat opzij. Gelukkig gaan er vandaag in Fonta Boa veel mensen uit, zodat ik mijn hangmat op een rustiger plek kan hangen.
Bij een klein huis aan de oever stopt de boot. De bemanning stapt massaal uit en we denken eerst dat ze het op de koe van de verbijsterde bewoners hebben voorzien. Ze laten echter het beest met rust en plunderen de twee guaves-bomen van de angstige bewoners. Guaves zijn kleine groene vruchten met droog roodachtig vlees vol harde pitjes. Best lekker. Na een kwartier hangt er geen guave meer aan de boom en krijgt de vrouw des huize als schadevergoeding een armzalig pak scheepsbeschuit. Triest. 's Avonds eten we voor de verandering kip, rijst en bonen. Het komt ons onderhand de strot uit. Nog een week en we gaan eieren leggen. Voor de afwisseling maken we zelf maar een bak soep en nemen uit onze voorraad een sappige sinaasappel. Als we na het eten op de grond liggen te klaverjassen maakt Peter een opmerking over de hier altijd hangende urinelucht, waarna ‘op commando’ een boven mij hangende baby door de hangmat heen over mijn benen begint te plassen. Het lijkt wel alsof het kind de hele dag gespaard heeft.

Maandag 20 februari - Manaus naar Benjamin Constant (dag 5)
 
Vannacht hebben we voor het eerst last gehad van muskieten. Niemand had er nog rekening mee gehouden en lag vrij bloot in de hangmat. Hele wolken overvielen ons en pas nadat we helemaal lek geprikt waren hadden we het in de gaten. De oorzaak is het naar beneden geklapte regenzeil, waarna de muskieten verjagende bries verdwenen was. Als het zeil weer opgetrokken is, zijn de muskieten ook weer verdwenen. Vlak voor we aanleggen in San Antonio do Iça stoppen we bij een kleine paalwoning nederzetting. De mensen leven hier heel primitief en hun voedsel bestaat voornamelijk uit vis. In San Antonio do Iça gaan we voor het eerst aan wal. In het dorp lopen we een beetje rond. Ook hier is maar één weg met een eenzame auto.
In het winkeltje is bijna niets te krijgen. Toch weten we de wat lucifers en een heerlijk broodje te scoren. Wat ga je eenvoudige dingen toch waarderen. Als we terug zijn bij de boot is de bemanning nog bezig 50 kilogram zware zakken aan land te sjouwen. Deze beresterke kerels lijken er weinig moeite mee te hebben. In de rivier geven een paar dolfijnen weer een show weg. Ze springen soms met z'n tweeën tegelijk. Het blijven grappige dieren. Na een uurtje is de lading aan wal en gaan we verder.

Dinsdag 21 februari - Manaus naar Benjamin Constant (dag 6)

De afgelopen nacht hebben we weer diverse plaatsen aangedaan. Er werd een man aan boord gebracht die hevige malaria-aanvallen heeft en in een grote stad geholpen moet worden. Als we in Sao Paulo de Olivença aankomen wordt hij meteen van boord gedragen.
Joop zijn naïviteit, waar ik hem al meerdere keren voor heb gewaarschuwd, breekt hem vandaag op. Bij het ontwaken ziet hij zijn vliegtuigticket op de grond liggen. Nachtelijke bezoekers hebben zijn tas doorzocht. Net als de onze overigens. Hij is zo stom geweest alle waardepapieren in zijn tas te bewaren in plaats van in een moneybelt. Al zijn geld, $225 cash en $200 traveller cheques is gestolen. Hij heeft nog de mazzel dat ze het plastic zakje met zijn paspoort, vliegticket en aankoopbewijs van de cheques (= verzekering) niet hebben meegenomen. We hadden dan meteen terug gekund naar Rio. Van de rest is niets gestolen, maar wij slapen dan ook met al onze waardevolle spullen op ons lichaam. De politie in Sao Paulo de Olivença wordt gealarmeerd, maar die vindt dat we maar aangifte moeten doen in Benjamin Constant. En dan te bedenken dat Joop gisteren op de toilet een buidel vond met meer dan duizend gulden aan cruzeiros. Uiteraard heeft hij het aan de dankbare eigenaar terug gegeven.
De laatste vaardag brengen we hangend door. Het uitzicht is mooi, maar begint eentonig te worden. Het wordt tijd dat we in Benjamin Constant aankomen. We zijn voldoende uitgerust en ik snak naar een beetje actie. Na het eten kaart ik weer met de bemanning mee. Als de inzet van 200 naar 500 cruzeiros per potje van hooguit twee minuten wordt verhoogd wordt win ik aanvankelijk een aardig zakcentje, maar als iedereen tegen me gaat spelen en er van alle kanten op m'n kaarten wordt gekeken zodat ik geen potje meer kan winnen taai ik maar af. Één van die ‘valsspelers’ is Roberto, waar we later nog veel mee te maken krijgen.

Woensdag 22 februari  - Benjamin Constant
 
's Ochtends rond zessen komen we aan in Benjamin Constant. Iedereen blijft nog een tijdje aan boord, want er wordt in verband met de diefstal een uitgebreide politiecontrole verwacht. De politie van Sao Paulo de Olivença heeft echter het beloofde telefoontje niet gepleegd, zodat na een uur iedereen zonder controle het schip toch maar verlaat. Om 7 uur 's ochtends kloppen we al aan bij een hotel. Voor maar ƒ3,50 hebben we een luxe kamer met ventilator, douche, WC, voetenbak en koelkast! Hierna gaan we bij de politie de diefstal aangeven. We denken dat ze erg moeilijk doen over het afgeven van een bewijs van aangifte. Het blijkt het tegendeel te zijn. Ze willen eerst de boot doorzoeken! Als dat grondig onderzoeken van de boot geen zin meer heeft omdat iedereen al gevlogen is, hebben we binnen tien minuten de verklaring.
We gaan hierna direct op pad om een boottocht naar afgelegen indianenstammen te regelen. Al snel komen we met ene Roberto in contact. Hij is één van degenen waarmee ik de afgelopen dagen aan boord heb gekaart. Hij zegt met indianen te werken en wel wat voor ons kan regelen bij de FUNAI. De FUNAI is een overheidsinstelling die over alle indianenzaken beslist, zonder de indianen er zelf bij te betrekken.
 Wij denken aanvankelijk dat Roberto ook iemand van de FUNAI is, maar drie dagen later blijkt dat hij een Baptistische missionaris is die tot grote ergernis van de FUNAI zonder enige kennis van zaken in het indianengebied opereert. Roberto zegt dat bij het dorpje Atalaia, zo'n 4 uur varen van hier, gecultiveerde indianen leven en daar voor ons bij de FUNAI permissie kan regelen om de verderop gelegen reservaten te bezoeken. Wij hoeven alleen zijn onkosten te betalen. Als Roberto weg is om alles te regelen lopen wij nog wat adressen af voor nadere informatie. Zo komen we te weten dat Atalaia zelf weinig te bieden heeft en de primitieve stammen minstens drie dagen varen ver is. Deze indianen schijnen bovendien nog gevaarlijk te zijn ook. Er is bovendien permissie van de FUNAI voor nodig en die geven ze niet zomaar aan iedereen. We zullen Roberto morgen met deze feiten confronteren.
's Avonds komt Peter terug uit Leticia (Colombia). Het is volgens Peter een moderne stad met veel terrasjes en toeristenfaciliteiten zoals waterskiën en exclusieve jungle tripjes. Benjamin Constant, waar we nu zitten, is hiermee vergeleken erg rustig. Peter vertelt ook dat er geen boten meer varen naar Pto. Asis, onze volgende bestemming. Alle vracht gaat tegenwoordig via de lucht in plats van met de boot. We zullen nu misschien de andere kant op moeten naar Iquitos (Peru). We raken zo wel erg uit de route.
Boottochten naar speciaal voor toeristen opgezette indianendorpen zijn vanuit hier extreem toeristisch en duur. Later horen we dat het meeste pure nep is. Eilandjes waar dieren los gelaten zijn en ‘indianendorpen’ die pas een uur voor de eerste tourist arriveert bewoond worden. ’s Avonds loop je je kans om die prachtige uitgedoste indiaan in zijn spijkerbroek tegen te komen in de kroeg.
We zijn blij dat we Roberto tegen het lijf zijn gelopen. Die kan ons voor weinig geld naar niet-toeristische gebieden brengen. Kost alleen veel tijd, maar dat hebben we.

Donderdag 23 februari  - Benjamin Constant

We worden al vroeg gewekt door Roberto. Hij wil zo snel mogelijk naar Atalaia. Als we hem onze bevindingen van gisteren voorleggen zegt hij dat er rond Atalaia nog primitieve indianen zitten en er inderdaad toestemming van de FUNAI nodig is, maar dat er geen controle is zodat we gewoon kunnen gaan als we geen toestemming krijgen. Het enige probleem is hoe we bij die indianen moeten komen. Een boot is niet voorhanden en Roberto stelt dan ook voor er met een kano heen te varen. Drie dagen tegen de stroom op. Erg avontuurlijk, maar door onze gebrekkige roeitechniek en het gegeven dat we nu in de regentijd zitten zorgen er voor dat na lang beraad dit plan wordt afgewezen. We besluiten morgen maar naar Atalaia af te reizen en daar verder te kijken. Atalaia is een dorp op de grens de grens van het reservaat. In Atalaia is een FUNAI-post en daar moeten we ons geluk maar beproeven. Roberto heeft er bovendien wat vrienden, die ons misschien verder kunnen helpen.
 De boot naar Atalaia vertrekt morgen om 9 uur. In een dubieus hotel wisselen we bij een eveneens twijfelachtige Amerikaanse neger dollars. De ladingen goud op zijn lichaam, zijn ongure kop en het feit dat hij vanochtend moest onderduiken doen ons vermoeden met één van de vele cocaïne handelaren van doen te hebben. Hij geeft een verrassend hoge koers voor onze traveller cheques. Als we voor $150,- cash wisselen maakt hij een fout en geeft ons voor ƒ50,- aan cruzeiros te veel. Dat komt vast door de magie van Marian. In Argentinië kreeg ze ook al een paar biljetten van 1000 pesos  ($40,-) te veel. Als we even later van dit extraatje lekker hebben gegeten blijkt de rekening 7000 cruzeiros te weinig te zijn (ƒ17,50) zodat we vandaag een erg goedkoop dagje hebben.
 
Vrijdag 24 februari  - Benjamin Constant
 
We zijn al vroeg op om inkopen te doen. Voor ƒ125,- wordt er aan blikvoer, scheepsbeschuit en andere proviant ingeslagen voor de komende dagen. Het weer is slecht en onze boot naar Atalaia, de Vencador, blijkt vertraging te hebben. Na zes uur wachten komt hij drie uur 's middags pas aan en het vertrek wordt uitgesteld tot morgenochtend 7 uur. We gaan maar weer terug naar het hotel voor een tukje. Na een uurtje wekt Roberto ons. Hij heeft iemand van de FUNAI gevonden die ons wil spreken. Het blijkt de chef van het hoofdkantoor in Atalaia te zijn. Als hij onze plannen hoort vraagt hij of we levensmoe zijn en zegt beslist geen permissie te geven voor onze tocht. De vriendelijke man zegt dat zelfs de FUNAI de meeste indianenstammen alleen maar vanuit de verte gezien heeft en met de meesten geen enkel contact heeft. De indianen waar ze wel contact mee hebben bevinden zich in verboden gebied. Dit geldt voor  Brazilianen en buitenlanders. Deze indianen leven zo geïsoleerd, dat een eenvoudig griepje al fataal voor ze kan zijn. Uiteraard hebben we begrip voor zijn standpunt. Als we deze man 's avonds in een café weer tegen komen praat hij honderd uit over zijn werk. Over Roberto is hij niet zo positief. Volgens hem is het maar een vreemde Baptistische missionaris met weinig ervaring in dit gebied. Zijn mening over missionarissen in het algemeen is ook niet voor de poes. Volgens hem zijn deze opdringerige personen een grote bedreiging voor de indianen. Hij zit hier al tien jaar en zegt dat er van 'n aantal stammen nog maar weinig bekend is. Zijn gebied breidt zich uit over een groot deel van de provincie Amazonas. De primitieve stammen zitten hier rond de rivier Rio Javari en worden onder één noemer Javari's genoemd. De stammen die hier onder vallen zijn o.a. de Marubos, Mayarunas en Arredios. Sommige stammen zijn op het ogenblik in oorlog met elkaar. Ongeveer 2.000 indianen zijn in het Javari gebied geteld, maar het kunnen er ook veel meer zijn. Aan de Solimoes woont nog een andere 30.000 zielen tellende indianenstam, die ondanks het feit dat ze met de Westerse wereld in contact staan momenteel erg opstandig zijn en mensen die hun gebied betreden aanvallen en zonder pardon een kopje kleiner maken. Daar hebben Wij tijdens onze boottocht door dit gebied gelukkig weinig van gemerkt. En wij maar denken dat alles aan de Solimoes al super gecultiveerd is. Ook het beruchte stuk Manaus-Boa Vista, waar de Ashraf-groep nu ongeveer moet zitten, is nog steeds gevaarlijk. Indianen verdedigen hun land en overvallen soms alleen rijdende auto's. De ene posto geeft aan de andere door welke auto's vertrekken en als deze niet binnen een bepaalde tijd arriveren gaan ze kijken of er iets gebeurd is. Twee jaar geleden moest de Ashraf-auto nog in konvooi door dit gebied.
De Braziliaanse regering reageerde aanvankelijk fel tegen deze 'opstandige'  indianen en stuurde het leger er op af. Dit werd een bloedbad. Felle internationale protesten (o.a. van de UNESCO) zette de regering onder sterke druk en nu worden deze indianen met rust te laten. Er zit zelfs een indiaan in het parlement. Hij is de enige die de president een dief en een leugenaar mag noemen zonder opgepakt te worden.
 We luisteren met rode oortjes naar zijn verhalen. Hij kent Nederland van de melk, tulpen, voetbal en het Russel-tribunaal. Dit tribunaal is in Rotterdam opgezet en stelde alle misstanden ten opzichte van de indianen aan de kaak. Met Han ben ik nog een dag wezen kijken. We nemen vanavond afscheid van Peter en Joost, die beiden een andere kant op gaan. Joost gaat met de boot naar  Iquitos en Peter vliegt naar Bogota.

Zaterdag 25 februari  - Atalaia (dag 1)
 
In de stromende regen vertrekken we om 7 uur met de 'Vencador' naar Atalaia. we varen over de Rio Javari. Deze vrij brede zijtak van de Amazone is voor een groot deel de natuurlijke grens tussen Brazilië en Peru. De rivier is erg bochtig en we snijden door het ondergelopen woud hele stukken af. Vooral deze stukken zijn prachtig. De boot moet om bomen heen, door riet en langs struiken maneuvreren. Overal staan prachtige bloemen in bloei. Bont gekleurde vogels schrikken op van de voorbij tuffende boot. We passeren prachtige stukjes jungle. Grote dieren komen hier niet voor. Daarvoor is de jungle te dicht. Na vier uur varen komen we in Atalaia. Niet een klein jungle-dorpje, maar een uit houten huizen bestaand stadje. De hier levende gecultiveerde indianen zijn helemaal verwesterd en qua mensen is er geen verschil met Benjamin Constant. Een kleine tegenvaller dus. We mogen onze hangmatten ophangen in een boot van de FUNAI. Deze ligt voor het kantoor, zodat we daar de wc en douche kunnen gebruiken. We slapen nu dus op een 'woonboot' in het Amazonegebied. Erg grappig.
 In het FUNAI-kantoor is een indiaans meisje met haar broertje. Het broertje is gebeten door een slang en is voor eerste hulp hierheen gebracht. Ze zijn van de Marubos-stam. Deze stam ligt op 10 dagen varen of 2 uur vliegen van Atalaia verwijderd. Het meisje, Tuma, is erg mooi opgemaakt. Strepen op haar gezicht getatoeëerd, stokjes in haar oren, stokje in haar kin, stokje door haar neusvleugel en drie zwarte pennetjes op beide kanten van haar. Erg fraai. Ze moet met haar 20 jaar in deze moderne wereld haar ogen uitkijken. Van de FUNAI heeft ze kleren te leen gekregen. In haar dorp draagt ze alleen een slipje.
In het dorp is iedereen uiterst vriendelijk tegen ons. Ze zijn helemaal niet gewend aan buitenlanders. Atalaia staat dan ook niet op de kaart en wordt ook niet genoemd in de handboeken over dit gebied. Iedereen groet je vriendelijk, maakt een praatje en wil je wat aanbieden. Het dorp met zijn 500 inwoners relatief groot. Ze wonen in houten huisjes, waarvan  de lager gelegen huizen op palen staan. Alleen de hoofdweg is enigszins verhard. Voor de rest is het één grote blubberzooi.
Als we na een eerste verkenningstocht door het dorp weer terug zijn ontdekken we aan de muur van het FUNAI-kantoor een prachtige kaart van de omgeving met alle indianenstammen er op. De chef vertelt ons weer veel over het gebied. Als ik vraag of we de kaart over mogen tekenen krijgen we van de man een kaart cadeau. We krijgen ook mooie handgemaakte armbandjes van de Marubos en een gevlochten mandje als souvenir mee. Tussen 6 en 7 uur ‘s avonds ligt het dorp plat. Insectentijd! Piums (zandvlooien) en guarapanas (grote malariamuggen) zijn dan op hun actiefst. Piums bijten een klein rood gaatje in je huid en het zijn er zoveel dat je huid wel geperforeerd lijkt als je niet schuilt onder je muskietennet.
Ne een uurtje is de kust weer veilig en trekken we wat blikken open. We gooien de bonen, erwten en tomatensaus in de geleende pan, waarna we met spiritus in een leeg blik de boel verwarmen.
's Avonds is er feest. In een feesttent wordt swingende samba muziek gedraaid en moet er uiteraard mee gedanst worden. Ik wordt aan een Braziliaanse schone gekoppeld, maar kan het ritme niet te pakken krijgen. Wat zijn die mensen lenig! Als even later wat disco-platen worden gedraaid voelen we ons wat meer op het gemak. Iedereen maakt een praatje met ons en wil ons wat aanbieden. Het is dan ook een hele toer de mensen er van overtuigen dat we aan het eind van de avond moe zijn en naar bed willen.

Zondag 26 februari  - Atalaia (dag 2)

We zouden vandaag met een kano de rivier op gaan om ons eten bij elkaar te vissen. Roberto kan echter ondanks eerdere toezeggingen geen boot regelen en moeten we ons geluk vanaf de eigen ‘woonboot’ proberen. Als we nog geen tien minuten bezig zijn komt er een visser met verse vis langs. De vrouwen, die geen vertrouwen hebben in onze viskunst en kopen een aantal vissen die Roberto vanavond klaar gaat maken. Getergd proberen we nog even een grote vis te verschalken, maar de vrouwen krijgen gelijk want verder dan enkele visjes van nog geen 15 cm komen we niet. Tussen de middag eten we dus gekochte vis. Bah, wat een sof. Roberto heeft het klaarmaken van de vis uitbesteed aan een kennis en die heeft er geen half werk van gemaakt! Behalve de gekookte en gebakken vis met rijst van ons heeft hij ook voor kip, salade, bonen en drank gezorgd. Het is erg lekker en zo goed verzorgd, dat we ons afvragen of Roberto het niet op onze rekening heeft gezet.
's Middags gaan we naar de lokale voetbalcompetitie kijken. Net als alle Brazilianen zijn ze erg technisch, maar erg effectief is het niet. Na de wedstrijden lopen we met Almi, de vriend van Roberto, wat door het dorp.
Op straat is een hele familie bezig met het vangen van de avondmaaltijd. De kip wil echter niet mee werken en ontwijkt handig alle op hem gerichte projectielen. Als de held na een wilde jacht toch gevangen is, wordt meteen zijn nek omgedraaid en ligt hij binnen een minuut geplukt en wel in de pan. Het leven is hard en meedogenloos. Vooral voor een kip. Almi laat ons de elektriciteitscentrale zien, waar twee eenvoudige benzinemotoren met dynamo's het hele dorp van elektriciteit voorzien. We gaan ook even langs bij een familiefeest, waarvoor zo'n beetje het hele dorp is uitgenodigd. We krijgen meteen de enige vier stoelen aangeboden. Er wordt swingende sambamuziek gespeeld. Na een tijdje gaan we terug naar onze boot. Roberto is er ondertussen met een van de meiden van gisteravond vandoor. Het zal zijn manier van zieltjes winnen zijn.

Maandag 27 februari  - Atalaia (dag 3)

Met een muskietennet vol muskieten en sprinkhanen wordt ik wakker. Mijn muskietennet is duidelijk niet gemaakt voor een hangmat. Het plan was om vandaag naar Lameirao te varen, een paar uur de Javari rivier op varen. We (Roberto) hebben een boot gecharterd. Voor de tocht moeten we echter zelf 40 liter brandstof leveren. Dat is hier helaas niet leverbaar en moet uit Benjamin Constant komen. De gecharterde boot moet dus eerst eerst heen en weer naar Benjamin Constant.
Roberto belooft in zijn goedheid veel, maar denkt dat alles vanzelf loopt. Tot nog toe is er maar weinig uitgekomen van zijn mooie verhalen. De trip wordt tot morgen uitgesteld. We hebben gelukkig toestemming van de FUNAI om naar Lameirao te varen, maar geen meter verder.
Lameirao  is een Mayarunas indianendorp. Het is een beetje met de Westerse wereld in contact is geweest, maar heeft nog wel zijn eigen cultuur bewaard. We wachten vandaag rustig in de hangmat op de dingen die komen gaan. Voorlopig tijd zat. Roberto komt diverse malen buurten en neemt dan iets mee om ons te laten zien. Vanmiddag komt hij met wilde bananen, hier Inga genoemd. De vruchten zitten in een lange dunne boon. Om de grote zwarte pitten zit het witte vruchtvlees. Deze 5 cm grote vruchten lijken in de verste verten niet op de gecultiveerde banaan zoals wij die kennen.
Roberto is veel voor ons op pad. Voor vanmiddag heeft hij een borreltje bij de burgemeester geregeld. De vriendelijke burgervader neemt ons na het drankje mee in zijn motorboot en vaart naar een rubberboom en laat ons zien hoe het belangrijkste product van Atalaia gewonnen wordt. Hij nodigt ons uit morgen de hele rubber winning procedure te bekijken.
's Avonds is het noodweer. Enorme onweer en stortbuien. We krijgen zoveel water te verwerken dat we binnen enkele seconden water om te koken en afwaswater kunnen opvangen.

Dinsdag 28 februari  - Atalaia (dag 4)

Als we opstaan hebben we weer gezelschap van vlak voor onze boot spelende dolfijnen. Het blijven leuke dieren, waar je niet genoeg naar kunt kijken. Vanochtend gaan we het dorp goed bekijken. Eerst naar de burgemeester, die ons in zijn met vlaggen en wapenschilden versierde kamer trots zijn fotoboek laat zien. Hij is samen met de president en enkele ministers op de foto gezet tijdens een rubberconferentie. Na dit bezoekje gaan we met iemand naar een rubberboom en zien we hoe er met een speciaal mes kerven in de boom gesneden worden, waaruit langzaam de latex stroomt. Latex is nog niet gebrand rubber. Brazilië is tijdens de 'rubberexplosie' niet erg slim geweest. De bomen liggen ver uit elkaar en moest er dus voor de rubber veel arbeid verricht worden. Aanvankelijk met indianen, later met arme boeren uit Bahia en ten slotte met Afrikaanse slaven werd van 1880 tot 1922 de wereld veroverd met Braziliaans rubber. Nadat Indonesië zaden had gepikt en zelf rubberplantages opzette was het met het Braziliaanse monopolie gedaan. De ver uit elkaar staande rubberbomen konden niet op tegen de plantages. Ook de opkomst van de vele kunststoffen was funest voor Brazilië.
Hierna bezoeken we het plaatselijke hospitaal. We zijn net getuige van het wegsnijden van een hier veel voorkomend abces. Een bloederig en pijnlijk gebeuren. Medicamenten heeft het ziekenhuis nog maar voor drie maanden. Wij hebben meer bij ons. Ook is er een kamer ingericht met tandheelkundige apparatuur, maar is wegens het ontbreken van een tandarts niet in gebruik. Door naar de plaatselijke scholen. Eerst de lagere school. Hier de ouderwetse leesplankjes. Niet met aap, noot, mies, maar met ara’s en indianen. De kinderen zijn tot 10 mei met zomervakantie. Dat is nog een hele tijd!
Ook de middelbare school wordt bezocht. Dit is niet, zoals bij ons, een vervolg op de lagere school, maar een instelling waar mensen ouder dan 12 jaar kunnen leren lezen en schrijven. Er zitten dus ook mensen van in de dertig op school. Vervolgens gaan we naar één van de vele werkplaatsen waar farinha wordt bereid. Maniokwortels worden eerst geschild en gewassen. Hierna wordt het (giftige!) sap er uit geperst en de wortel vervolgens fijn gemalen. De fijngemalen deeltjes worden dan op enorme pannen verhit, waardoor het korrelige farinha ontstaat. Voor dit proces worden hele families opgetrommeld. Er zijn zelfs winkels gesloten om de enorme hoeveelheden maniokwortels om te zetten in farinha.
Farinha wordt tijdens het eten met alles gemixt. Het gaat door de rijst, op de vis en er zijn nog veel meer toepassingen denkbaar. Het is best lekker, maar vaak keihard zodat er vaak zo'n klein stukje tussen je tanden gaat zitten. Net als de farinha is het overmatige gebruik van zout typisch Braziliaans. Op fruit en in het bier strooien ze zout. Ten slotte bekijken we de houtzagerij. Met moderne apparatuur worden in snel tempo enorme woudreuzen tot planken verwerkt om aan de grote vraag naar hout in de wereld te voldoen. Het oerwoud wordt zo in snel tempo afgebroken. Van herbebossing hebben ze uiteraard nog nooit gehoord. Het aantal kale plekken in het oerwoud neemt snel toe en door de enorme erosie groeien die plekken snel.
De bootreis naar Lameirao wordt weer met een dag uitgesteld. Er is nog geen boot beschikbaar en de gisteren gecharterde boot hebben we niet meer gezien.  Ik regel voor vanmiddag een kano om een meertje in de buurt te bezoeken. De zoveelste heftige tropische regenbui gooit echter weer roet in het eten. In de hangmat dan maar weer. Tegen vieren gaan Joop en ik een stukje lopen. We komen toevallig langs het hotel van Roberto en als we hem zien vraag ik hoe het nu met de boot staat. Naar zijn typische trekken van de onderkin te oordelen niet best. We slepen hem mee naar de haven om daar nu maar eens wat duidelijkheid te scheppen. De gasolina uit Benjamin Constant blijkt inmiddels te zijn gearriveerd, maar de boot nog niet. Die komt morgen pas. Ik ben het een beetje zat en zet hem een beetje onder druk, waarna hij elke schipper langs gaat om te vragen of we zijn boot mogen lenen. Aan ieder verzoek wordt vriendelijk, maar beslist geen gehoor gegeven. Een boot is in Atalaia van levensbelang en die leen je niet zomaar uit. Net als ik probeer dan maar met een kano de rivier op te gaan komt onze vriend de burgemeester langs. We leggen ons probleem uit en hij regelt ter plekke voor ons een boot. Voor 15 dollar per persoon kunnen we met zijn overdekte motorboot vijf dagen weg. Geen geld natuurlijk, te meer daar onze aanvankelijk gecharterde boot niet overdekt is en slechts drie dagen beschikbaar was.
In onze nieuwe boot kunnen we bovendien de hangmatten ophangen, is er toilet aan boord en mogen we gebruik maken van het gasstel. Goed geregeld dus!!
 Nadat het helemaal rond is lopen Joop en ik een stukje de weg Atalaia-Benjamin Constant op. De weg is zelfs lopend onbegaanbaar. Je zakt soms tot je knieën in de blubber. Als we het dorp uit zijn wanen we ons wel ergens in het midden van het Amazonegebied, zo ongerept is het. Ik opper het idee het stuk naar Benjamin Constant te lopen in plaats van het met de boot te doen. Het is ‘maar’ 32 km. We moeten het nog maar eens bekijken na onze boottocht Terug in het dorp komen we Almi tegen. Hij nodigt ons uit voor een maaltijd na onze boottocht. Iets wat we graag accepteren.
 
Woensdag 29 februari - Boottocht naar Mayoruna indianen (dag 1)
 
Het heeft de hele nacht geregend. Klef en steenkoud ben ik blij dat ik er om 7 uur uit kan. We doen eerst inkopen voor de komende dagen. Ik zorg voor het brood. Dat valt niet mee. Er nergens meer een sneetje brood te vinden. Met een behulpzame jongen loop ik alle adressen af en vind zowaar in een zeer blubberige buurt van het dorp een vrouw die nog een mand met brood heeft. Joop heeft ondertussen voor sinaasappels en bananen gezorgd, terwijl Marian en Anita bij een soort supermarkt de rest van de voorraad hebben bijgevuld. Als ik de man van de FUNAI bedank voor de genoten faciliteiten vraag ik meteen waar we het zorgvuldig opgespaarde afval kunnen laten. Tot mijn grote verbazing zegt hij dat dit natuurlijk in het water gegooid moet worden! En dat voor een natuurbeschermer. Hij pakt ons vuil aan en kiepert het met een grote boog in het water. Even later drijven de plastic zakken, lege blikken en andere rommel weg richting Atlantische Oceaan.
Om 11.15 is het zover. Met de 'Amizade' gaan we de Javari rivier verder verkennen en hopen bij de Mayoruna indianen te komen. De 'Amizade' is een kleine motorboot, waarin we 's avonds onze hangmatten kunnen ophangen. Roberto zit aan het roer, terwijl de nors ogende 'kaptein' de motor bedient. Na een uur varen leggen we aan bij wat huisjes. De brutale Roberto vraagt of ze wat te eten hebben en zet het meteen op het schranzen. Wij, nog wat verlegen met de gastvrijheid en de brutale Roberto, nemen ook maar een klein stukje vis met farinha. Deze mensen hebben het vrij goed. Een paar koeien, kippen, maniokveld en visrijk meertje achter het huis. Het stikt hier wel van de piums. De mensen hier hebben zelfs een ruwe huid gekregen van deze venijnig stekende ministeekvliegen. Bij één man tel ik wel 50 piums op zijn rug. Zelf loop ik in de hitte met spijkerbroek, sokken en overhemd met lange mouwen om aan al dit ongedierte te ontkomen. Joop, die het niet zo nauw neemt, zit helemaal onder de jeukende bulten. Overal zie je voor ons onbekende inheemse vruchten groeien. De meesten hebben een grote pit en weinig vlees. We doen vandaag diverse nederzettingen aan. Ze bestaan doorgaans uit 2 tot 6 huizen. Deze nederzettingen liggen midden in de jungle. De mensen zijn bijzonder gastvrij en overal worden we uitgenodigd om binnen te komen. Je moet dan eerst de trap op want de huizen staan vanwege de onberekenbare rivier op palen. Binnen is het verrassend schoon. De keuken is meestal groot en de mensen bezitten opvallend veel keukengerei. Het huis is geheel van hout gemaakt en het dak is gevlochten van bananenbladeren. Bij één gezin spelen we even met het aapje en de Amazone-papegaaien. Alle gezinnen hier hebben veel kinderen. Kleine graven naast het huis wijzen er op dat veel van deze kinderen niet oud worden. Nu we wat verder van de bewoonde wereld af zitten zien we ook veel meer vogels. Slangenhalsvogels met hun lange nek, groene Amazonepapegaaien, gele wevers, grote ijsvogels en vele andere kleine vogels vliegen af en aan en maken de mooiste geluiden. Alleen ara's hebben we nog niet gezien al klinkt hun gekrijs soms boven alles uit.
We komen niet ver vandaag. Even voorbij de Peruaanse grenspost San Fernando, niet meer dan een enkel huisje, leggen we de boot aan. Alle luiken gaan dicht tegen de muskieten en we hangen binnen de hangmatten op. Het is even later in de afgesloten ruimte bloedheet, maar redelijk muskietenvrij.
Na het eten kruipen we meteen in onze hangmat. Het is pas 19 uur. Buiten is het een hels kabaal. Het lijkt wel of alle vogels elkaar willen overstemmen. We slapen aan de Peruaanse kant van de rivier en zijn dus na onze omzwervingen even weer terug in ons eerste land.    

Donderdag 1 maart - Boottocht naar Mayoruna indianen (dag 2)

Als het licht wordt staan we op (5.30). Nadat de hangmatten zijn opgerold en een broodje naar binnen gewerkt is gaan we verder. We doen vandaag weer een aantal nederzettingen aan. Twee indiaanse vrouwen leiden ons via smalle paadjes de jungle in. De begroeiing is er enorm dicht. Alles en groeit kriskras door elkaar op zoek naar het spaarzame licht. Het moet hier veel regenen gezien de vele kleurige korstmossen. Ook de mooie wilde bananen bomen met hun rood-gele bloemen staan in bloei. Het pad is nat en glibberig. Een paar maal moeten we via een smalle boomstam een beekje over. Met veel kunst en vliegwerk volgen we de twee gidsen, die er met het grootste gemak over heen lopen.
Na een uur zijn we terug en hebben een goede indruk van de jungle gekregen. De oprukkende beschaving laat in dit deel van het Amazonegebied een verwoestend spoor achter bij de indiaanse bevolking. In hun poging een graantje mee te pikken van de luxe die de 'beschaving' te bieden heeft geven ze hun eeuwenoude levenswijze op. Dit brengt ze op de laagste trede van de Braziliaanse samenleving. In ruil voor wat T-shirts of transistorradio leven ze nu in grote armoede. Ze degenereren hard als gevolg van het contact met de westerse wereld.
Het duidelijkst is dat te zien aan hun vreselijk slechte gebit. De zoetstoffen kunnen ze niet verdragen zodat ze in plaats van tanden alleen nog wat grove zwarte korrels in de mond hebben. Nadat we een blik bonen geruild hebben voor wat maniok wortels en een zak guave-vruchten gaan we weer verder.
Wanneer we met de boot één van de vele bochten niet goed door komen trekt de onhandige Roberto de kabel van het stuur kapot. Na een uur klungelen is het euvel min of meer verholpen, maar de vele speling die nu in het stuur zit maakt de boot soms onbestuurbaar.
Tegen het eind van de middag proberen we via het hoogstaande water door het oerwoud naar een meer te varen. Pas nadat we enkele keren vastgelopen zijn in de dichte begroeiing vinden we een doorgang. Het meer is langgerekt en lijkt net een rivier. Dat was het ooit ook, maar door een wijziging in de loop van de rivier is het afgesneden. Dit soort meren zie je overal in het Amazonegebied. Ze noemen het ‘oxbow lakes’, oftewel hoefijzer meren.
Aan de andere kant van het meer lopen we vast en moeten we weer terug. Het is hier schitterend en we besluiten op deze plek te overnachten. Roberto maakt de maniokwortels klaar. Met wat rijst werken we deze 'Indianenkost' naar binnen. De maniokwortel heeft evenals de gekookte bananen van vanmorgen een aardappelsmaak. Als na het eten de luiken dicht gaan stijgt de temperatuur weer tot het kookpunt. Badend in het zweet zoek ik even later buiten de muskieten op en vind ik onder de sterrenhemel enige verkoeling. Het is haast onbewolkt. De enige wolk aan de lucht is een onweerswolk, die met zijn bliksemschichten enkele keren per minuut de boot verlicht.

Vrijdag 2 maart - Boottocht naar Mayoruna indianen (dag 3)

De vissers die gisteravond langs voeren komen vanochtend terug met hun kano's vol vis. Ze hebben naast wat kleine vissen ook enorme meervallen gevangen. Na enig onderhandelen kopen we een vrij forse meerval. We maken hem meteen schoon en even later ligt de vis in mootjes gehakt al in de pan.
 We moeten weer terug naar de doorgang van gisteren. Een in formatie zwemmende groep van ongeveer tien dolfijnen begeleidt ons over het godverlaten meer. Een moment om nooit meer te vergeten! We worden voor het eerst deze trip overvallen door een enorme tropische regenbui. We zijn blij dat ons eerste plan om deze tocht in open kano's te ondernemen niet is doorgegaan. De luiken van de boot moeten hals over kop dicht om de watermassa buiten te houden. In de boot zijn we niet de enigen die beschutting tegen de regen zoeken. Hele wolken piums hebben het paradijs gevonden. Geen regen en veel bloed, wat uil je als pium nog meer!
Om elf uur komen we bij het Mayoruna-dorp Lameirao aan, ons einddoel. Aan de andere kant van de rivier wachten we op toestemming om het dorp te bezoeken. De Mayoruna indianen die hier leven zijn een 200 koppen tellende afscheiding van de diep in het oerwoud levende hoofdstam. Ze hebben nog steeds oorlog met hun vroegere stamgenoten. Ze zijn verjaagd en leven nu op de grens van hun territorium. Al snel komen er vanuit het dorp kano's op ons af. Eerst komen er wat jongetjes die op een afstandje ons blijven observeren. Even later komt een getatoeëerde man wel tot aan de boot. Hij heeft een tatoeage op zijn gezicht dat van oor tot oor loopt met kleine dwarsstrepen. Hij komt aan boord en kijkt zijn ogen uit. Ons gasstel is één groot raadsel voor hem. Wij zijn ook maar vreemde wezens voor hem. Van die dikke benen en behaarde kinnen krijgt hij haast een lachstuip en hij moet steeds voelen of het wel echt is. We geven hem wat uit onze voedselvoorraad en vragen hem in het dorp toestemming voor ons te vragen om het dorp in te gaan. Ondertussen is ook een kano met vijf kinderen de rivier over gestoken. Ze blijven op eerbiedige afstand de boel verkennen. Hun nieuwsgierigheid wint het tenslotte van de angst en komen ze dichterbij. Een koekje doet de rest. Het valt ons op dat ze niet getatoeëerd zijn en in slechte conditie lijken te verkeren. Ze zijn erg vuil en sommigen hebben vieze open zweren. Ook vallen de rotte tanden weer op. Ook hier slaat de beschaving blijkbaar toe. Er komen in de loop van de dag diverse indianen poolshoogte nemen, maar de toestemming Lameirao in te gaan blijft uit. Om 3.45 varen we een stukje terug. Verder varen is gevaarlijk omdat we dan dieper het Mayoruna-territorium in gaan. De indianen daar zijn primitiever dan die uit het dorp en staan bekend als de 'bravos', oftewel de 'dappere strijders'.
In het reservaat overnachten is vanwege het gevaar van een overval dan ook niet aan te raden. Een stukje terug moet een zijtak met een paar vreedzame Mayoruna-nederzettingen zijn. We proberen diverse zijtakken van de Javari-rivier, maar lopen steeds na enkele honderden meter vast in het dichte oerwoud. Het is jammer dat we nu niet de beschikking hebben over kano's. Je komt er een stuk verder mee en je hebt geen last hebt van de motor die alle oerwoudgeluiden overstemt. Alle vogels en apen zijn als wij aankomen al een kilometer verderop gevlucht.
 Als het donker wordt varen we het Mayoruna gebied weer uit en leggen aan bij een familie aan de rand van het reservaat. We worden ‘s avonds door de mensen uitgenodigd de plaatselijke drank asai te proberen. Asai is het sap van een knikkergrote vrucht. Deze vrucht heeft een grote pit en weinig vlees. De dochter heeft dan ook een grote teil nodig om voldoende asai te kneden. Asai is een vrij smakeloos drankje, maar met wat farinha en suiker er door is het best te pruimen. De mensen wonen in een paalwoning. Leuk om die van binnen te zien. We proberen met de mensen te communiceren, maar verder dan wat gebarentaal komen we niet. Roberto spreekt een beetje hun taal en probeert als tolk op te treden, maar verder dan het gebruikelijke praatje over het weer en de muskieten komen we toch niet.
 
Zaterdag 3 maart - Boottocht naar Mayoruna indianen (dag 4)

In de stromende regen varen we de door de gastheer van gisteravond aangegeven zijtak op. Daar moeten wat Mayoruna families leven. Het stroompje is ongeveer 10 meter breed en overwoekerd door het oerwoud. Papegaaien laten zich niet zien, maar maken zo'n hels kabaal dat je ze achter elke struik verwacht. Na een uur maneuvreren door de bochtige stroom vol omgevallen boomstammen komen we bij een indianen hut. Na een kort babbeltje van Roberto mogen we aan land. Op de kinderen na is iedereen met de typische Mayoruna-snor getatoeëerd. Hun paalwoning is anders dan die van de afgelopen dagen. Er zijn geen aparte woon- en slaapkamers maar alles is inclusief de keuken in één groot vertrek onder gebracht. De man des huizes ligt in een zelf geknoopte hangmat van touw. Het dak bestaat uit opgebonden bananenbladeren en de trap naar boven is een ingekerfde boomstam.
Al snel komen ook de gewaarschuwde buren op bezoek. We zijn wat verlegen met elkaar. Gelukkig houdt de drukke Roberto het gesprek nog een beetje op gang. Ze vinden het maar eng dat we foto's van ze nemen, maar als ik mijn polaroid camera te voorschijn haal en vertel dat uit dat apparaat plaatjes van hun komen, vliegen ze naar binnen om zich op te maken. Even later weten we niet wat we zien! De man verschijnt in een sportbroekje met T-shirt terwijl de vrouw haar gezicht rood geverfd heeft en trots poseert in knalgele hotpants. Dat was nou net niet de bedoeling! De buurman vindt het allemaal maar niks en verstopt zich in de hut. Ze zijn verguld met de foto en willen er allemaal eentje hebben. Na de fotosessie drinken we in de hut gezamenlijk Taisuma. Deze uit maniokwortel getrokken drank doet een beetje aan appelmoes denken. De mannen zijn helemaal weg van Anita. Vooral die dikke benen vinden ze erg aantrekkelijk. Ze vinden Roberto wel een goede man voor haar en regelen ter plekken een ruimte waar ze even alleen kunnen zijn. Zelf willen ze graag even met haar dansen, maar als het puntje bij paaltje komt zijn ze te verlegen. Anita zelf uil best een indianendans leren. Het blijft nu bij het aanstaren van Anita en het om de minuut verrukt uitroepen van de kreet 'Anita, bonita'. Als de buren er met de kano vandoor gaan besluiten we ook hen op te zoeken. Een dochtertje van de eerste familie wijst ons de weg. Via een pad door het oerwoud, waarbij we diverse malen over gladde en smalle boomstammen beekjes moeten passeren, komen we na een kwartier bij de maniok-velden van de buren. Op deze velden liggen de afgebrande boomstammen nog her en der verspreid. Het eerdere contact met ons heeft ze blijkbaar vrolijk gemaakt want hun gezang komt ons al van verre tegemoet. We worden weer vriendelijk begroet. Ze leven hier ook in een paalwoning met maar één vertrek. Het is een stuk groter dan het vorige huis, maar hier moeten dan wel twee families leven. Het vertrek hangt vol met hangmatten. Ze hebben een tamme papegaai die Dora heet, wat papegaai betekent in hun taal. Als we vragen of we een stukje in de kano mogen varen wordt dit geweigerd. De mannen zijn er niet en alleen zij mogen beslissen over het grootste bezit dat ze hebben. Een kano is hier van levensbelang. We vragen of we verder het oerwoud in kunnen en of daar ook Mayoruna families zijn. Het is weer een zeer beslist NEE. Verderop wonen de ‘Bravos’, de dappere strijders. Het gebaar van een stekende dolk in de hartstreek maakt ons duidelijk dat we op de grens van het toelaatbare zijn gekomen. Via de gladde boomstammen, waar Anita een keer pijnlijk vanaf glijdt, komen we weer bij de eerste familie terecht.
Als het begint te regenen trekken we ons terug op onze boot en maken ons avondmaal klaar. Tijdens het eten vertrekt de Mayoruna familie per kano naar Lameirao voor een feest. Ze hebben zich voor dit feest speciaal opgemaakt. Helaas hebben we niet direct de kamera’s klaar om ze in traditionele kledij op de foto te zetten. Wat een giller eigenlijk. Zij we bij de indianen, hebben we alleen een foto van ze in hotpants! Het is nu helemaal jammer dat we gisteren geen toestemming hebben gehad Lameirao in te gaan. Het had voor ons het feest van ons leven kunnen zijn. Aangezien het al redelijk laat geworden is verlaten we na het eten voor de laatste maal het Mayoruna-territorium en slapen even buiten dit gebied.

Zondag 4 maart - Boottocht naar Mayoruna indianen (dag 5)

De mensen waarbij we de boot hebben aangelegd hebben vandaag een rustdag. We mogen twee kano's lenen en varen hiermee wat zijriviertjes van de Javari op. De kano's zijn uitgeholde boomstammen en verrassend stabiel. De peddels hebben de vorm van een platte speerpunt en zijn uit één stuk bewerkt. Niet gehinderd door een lawaaierige motor peddelen we door het dichte onder water gelopen oerwoud. Voor het eerst zien we apen. Als ze ons zien zijn ze binnen enkele seconden verdwenen. Onze 'kaptein' weet in het oerwoud goed alles te vinden. Hij plukt verschillende voor ons onbekende, maar erg smaakvolle vruchten uit de bomen. Hij vindt ook een nest vol vleermuizen op, waar wij gewoon voorbij gevaren zijn. Het is een heerlijk tochtje in de kano. Hadden we meer moeten doen! In de stilte hoor je de vogels ook veel beter. Ze laten zich ook goed zien. Grote ijsvogels, gele wevers en ook twee ara's hebben we naast de vele andere mij onbekende vogels gezien. Opvallend is het weinige respect voor de natuur van de mensen hier. Roberto is maar aan het schreeuwen en onze kaptein kijkt alle nesten van wevers na op eieren en gooit ze vervolgens in het water. Na een schitterende tocht van slechts een uur zijn we weer terug. Het de 'Amizade' varen we met de stroom mee terug, volle kracht richting Atalaia. Om 3 uur zijn we er al bijna. Even buiten Atalaia stoppen we bij het buitenverblijf van de burgermeester. We worden uitgenodigd voor een heerlijke visbarbecue. Met gepaste trots krijgen we een stuk gevogelte aangeboden dat hij vanochtend geschoten heeft. Het smaakt uitstekend maar is zo taai als het achterwerk van mijn oma van tachtig. Met een volle buik doen we het laatste stukje naar Atalaia. Het is carnaval en overal is het feest. De TV doet continu verslag van het gebeuren. Zo zien we hoe Rio, Sao Paulo en Bahia in bezit genomen zijn door één hossende menigte. Zelf zijn we te moe om nog een poot te verzetten en liggen al vroeg op één oor.

Maandag 5 maart  - Benjamin Constant

Nadat we afscheid van Roberto hebben genomen gaan we weer met de 'Vancedor' naar Benjamin Constant. Drie uur later zijn we weer in de bewoonde wereld.  Onderweg worden we uitgezwaaid door verschillende scholen dolfijnen. Zoveel hebben we er nog niet gezien. In BC nemen we weer hotel Araponga en rusten uit van de vermoeiende laatste dagen, 's Middags komt de hoteleigenaar ons wekken met de mededeling dat hij iets bijzonders voor ons heeft. Het is een Mayoruna-indiaan, die hier ter behandeling is. Deze heeft hij zover gekregen om voor ons te poseren. Jammer van de goedbedoelde moeite, maar we komen tot zijn grote verbazing net uit het Mayoruna-gebied!
 
Dinsdag 6 maart  - Tabatinga en Leticia

Om 7 uur zitten we al op de boot naar Tabatinga aan de Colombiaanse grens. Het is goed te zien dat het water heel hoog staat. Paalwoningen zijn over land al niet meer te bereiken. Sommigen zijn te laag gebouwd en hebben binnen wateroverlast. Na 1½ uur varen zijn we er. Tabatinga is een levendig plaatsje. Leuke kraampjes en een gezellige markt waar een Peruaans bandje Incamuziek speelt. De straten zijn niet verhard, zodat het steeds uitkijken is om niet languit in de blubber te belanden. Joop vindt hier eindelijk nieuwe schoenen. In Manaus heeft hij zijn versleten schoenen weg gegooid, maar kon geen nieuwe vinden met zijn maat. Hij heeft maat 44 en ze hadden niets groter dan maat 42! De hele Amazonetocht heeft hij op zijn blote voeten gedaan!
Het douanekantoor, waar we stempels moeten halen, is vanwege het carnaval gesloten. In de haven vinden we ook geen boten met de bestemming Iquitos (Peru). We nemen maar een naar het enkele kilometers verderop gelegen Leticia in Colombia. Er is geen grens en je mag voor één dag zonder papieren Leticia in. Het is er meteen een stuk moderner. Verharde wegen, terrasjes en betere huizen. Het is hier wel twee maal zo duur als in Brazilië. We lopen hier zonder Colombiaanse peso op zak. De bank wisselt alleen met douane stempel en op de zwarte markt accepteren ze geen traveller cheques. Ook in Leticia ligt er in de haven geen boot richting Peru, zodat we onverrichter zake terug varen naar Benjamin Constant om carnaval te vieren.
Als we terug zijn is het carnaval in volle gang. Het hele dorp is uitgelopen voor de optocht. Het is één groot swingend feest. Geweldig! Langs de weg staan barbecues opgesteld waar je grote vleespennen kunt kopen. Voor de honden uit het dorp is het ook feest. Zij krijgen bot na bot toegeworpen. Pas laat in de avond keert de rust terug en gaan we terug naar ons hotel.

Woensdag 7 maart  - Leticia

Vandaag gaan we weer met volle energie achter een boot naar Iquitos aan, waarvoor we eerst weer met de boot naar Tabatinga moeten. Over deze dag kan ik een heel boekwerk schrijven, zoveel adressen hebben we afgelopen. Boten en vluchten naar Leguizamo of Pto. Asis in Colombia, mijn oorspronkelijke bestemming, gaan er inderdaad niet. De enige boot die we richting Iquitos kunnen vinden is zo smerig dat we uiteindelijk besluiten het vliegtuig naar Bogota te nemen. Het is vreselijk duur, maar vanuit Iquitos hadden we ook naar de bewoonde wereld moeten vliegen. Het voordeel is dat we nu in Ecuador veel tijd hebben voor we de groep weer tegen komen en eventueel tijd hebben om naar de Galapagos eilanden gaan.
Morgen dus vanuit Benjamin Constant met bagage naar Leticia om dezelfde dag nog door te vliegen naar Bogota. Ons enig mogelijke probleem is dat we bij de Braziliaanse douane opgegeven hebben dat we naar Peru gaan. Dit staat ook op de stempels in ons paspoort. We zijn morgen dus officieel al het land uit als we ons bij de douane op het vliegveld melden. We kopen het ticket dus pas op het allerlaatste moment.

 

Deel 6 : Colombia

Donderdag 8 maart - Van Leticia naar Bogota

Nadat we gepakt hebben, maken we met visgaren de ritsen van de rugzakken dicht. Leticia is berucht vanwege de drugsmokkel en het zou niet best zijn als ze stiekem wat van die troep in onze bagage zouden stoppen. We nemen voor de derde maal in successie de 7 uur boot naar Leticia. Het Amazone-avontuur zit er op. In Leticia zijn de vliegtickets naar Bogota zo geregeld. US $ 81,-. Een hoop geld. Joop en Anita zijn geheel door hun geld heen en moeten lenen. In Quito, Ecuador, moet er geld uit Nederland over komen. De tickets moeten in peso's betaald worden, zodat er eerst gewisseld moet worden. Dit doen we bij Touramazonia. Dit bedrijf organiseert jungletochten. Ze bezoeken o.a. 'monkey-eiland', waar de in het 'wild' levende apen, slangen en twee indianendorpen de toeristen moeten vermaken. De dieren zijn echter door een uitgekookte Amerikaan  uitgezet en de indianen die zo mooi voor de toeristen kunnen dansen werken bij toerbeurt op het eiland voor de organisatie in de speciaal neergezette 'indianen-nederzettingen'. Pure nep dus. En dan te bedenken dat er vanuit de V.S. directe vluchten naar Leticia zijn om de rijken in een weekend het enige echte jungle-leven te laten proeven. Het vliegtuig vertrekt vanmiddag om half vier, zodat we zeeën van tijd hebben. Het doet vreemd aan na al dat gehaast van gisteren. Om 14.15 rijden we met de organisatie, Intercontinental, mee naar het vliegveld. Daar moet alles open en krijgen we een strenge controle. Er wordt erg moeilijk gedaan over het weinige geld dat we nog hebben, dat we geen bankafschriften hebben (het meeste hebben we zwart gewisseld) en dat we geen ticket hebben naar een plaats buiten Columbia. Het ticket Lima-Amsterdam accepteren ze niet. Na veel praten, niet begrijpen en moeilijk doen zijn ze het zat en krijgen we het benodigde stempel op het ticket. We stappen als eersten in de DC9 en kunnen de beste plaatsen uitzoeken. Als we opstijgen hebben we een schitterend uitzicht over de Amazone-rivier. Je ziet nu pas hoe breed hij eigenlijk is als je hem kunt vergelijken met kleine zijtakjes. Het oerwoud is enorm uitgestrekt. Zover je kunt kijken zie je bomen. We passeren diverse grote en kleine rivieren, die zich als een slang door het landschap wringt. Het is slecht weer en als we wat hoger komen zitten we al snel in het wolkendek. Na ongeveer 1½ uur vliegen, komen we boven de Andes. Het valt wat tegen. Af en toe wat bergtopjes, maar verre van spectaculair. Het is ook al 6 uur geweest en de zon is dus net onder. Even later zijn we in Bogota. Het land om Bogota is geheel in cultuur gebracht. Overal groene akkers en grasvelden. Op het vliegveld worden we weer geheel gecontroleerd. Daar zijn we dan. In het donker in het overal in Zuid-Amerika met angst en beven genoemde Bogota. Zelfs je bril schijnen ze van je hoofd te roven. Het is steenkoud, zo'n 7 graden. Op straat is het erg druk, maar wat wil je met 4 miljoen inwoners. We laten ons met de collectivo bij het hotel afzetten. We betalen 400 peso's met z'n vieren voor de rit van 35 minuten. Anderen betalen 400 peso's per persoon en gaan maar 15 minuten mee. Normaal word je als buitenlander helemaal uitgekleed, maar dit is pure mats. We worden wel bij 't verkeerde hotel afgezet. Deze heeft dezelfde naam als de onze, maar is wel tien keer zo duur. De onze zit gelukkig maar twee blokken verder. De mensen van het hotel zijn uiterst vriendelijk en bellen zelfs even voor ons op om te vragen hoe laat de bus morgen naar Ipiales vertrekt. Deze gaat al om 7 uur, zodat wij Bogota maar een paar uur vereren met ons bezoek. We lopen nog even de stad in. Van enige agressie is niets te merken. In een restaurantje doen we ons meer dan tegoed aan een bak met kip. Colombia is wel weer een duur land. Fruit is er bijvoorbeeld niet onder de ¦1,50 te krijgen.

Vrijdag 9 maart - Bogota naar Ipiales

Vannacht geen oog dicht gedaan. Alles is hier vochtig en muf. Daar kan ik niet tegen en heb dan meteen flink last van mijn allergie. We staan om 5.30 op en na een ijskoude douche lopen we in het donker door het kille Bogota naar de busterminal. Na zo'n 15 minuten zijn we er. De tocht kost 2506 peso's, ongeveer 28 dollar en duurt ca 24 uur. Na 13 uur zijn we Bogota dus alweer uit. Zonde, want het wereldberoemde goudmuseum is best een bezoek waard. Het is volgens Marian de afspraak Bogota zo snel mogelijk te verlaten, al weten wij niets van een afspraak. We halen nu wel de zaterdagmarkt van Ipiales en dat is ook wat waard. Als we een uur onderweg zijn vragen we ons af of ze in Colombia wel rijbewijzen hebben. Het zijn hier allemaal wegpiraten die op de gevaarlijkste punter inhalen en er niet voor schromen iemand van de weg te drukken. De talloze kruizen langs de weg zijn het resultaat. We moeten ook over de Quindio pas. Deze staat i.v.m. de wegpiraten als zeer gevaarlijk aangegeven, maar de weg zelf is uitstekend. Ook hier weer al die kruizen langs de weg van uit de bocht geschoten automobilisten. We passeren een punt waar net iemand enkele honderden meters naar beneden is gevallen en hulptroepen bezig zijn de restjes op te zoeken. De weg telt veel S-bochten en aangezien de chauffeur, i.p.v. op zijn motor afremt, steeds krachtig op zijn remmen gaat staan worden mijn drie reisgenoten behoorlijk wagenziek. Anita gaat in de bus over haar nek terwijl Joop het maar net binnen kan houden. De enige remedie is met de chauffeur meerijden zodat je weet wanneer er een bocht komt of hij weer in de remmen moet. De chauffeur rijdt 16 uur achter elkaar door naar Popayan. De enige stops waren de vele tolhuisjes, de twee checkpoints (waar ik met mijn eigenwijze kop tweemaal helemaal gefouilleerd werd en ze alles controleerde met de mitrailleur in de aanslag. Het schijnt van mijn gezicht af te druipen dat ik een hekel heb aan militairen) en twee eettentjes. In Popayan stapt hij uit en neemt de bijrijder het eindelijk over. Popayan is begin vorig jaar bijna geheel door een krachtige aardbeving verwoest. Van toeristische trekpleisterplaats met z'n vele oude gebouwen is het een stad geworden die je beter kunt mijden. De rijke mensen zijn weg getrokken terwijl de armen proberen op de puinhopen een nieuw bestaan op te bouwen. We passeren Popayan bij nacht, maar kunnen toch wat van het ingestorte centrum en de noodbarakken zien. De buitenwijken zijn op hier en daar een ingestort huis na nog redelijk intact.

Zaterdag 10 maart  -  Ipiales

Het stuk Popayan - Ipiales is niet zo spectaculair als de boeken schrijven. In Peru en Bolivia is het minstens even mooi. In Colombia moet de Andes op zijn mooist zijn, maar wij zijn tot nog toe een andere mening toe gedaan. Na 24½ uur bussen komen we om 7.30 aan in het steenkoude Ipiales (2790 m). Het ligt op een kilometer van de grens met Ecuador. Slecht gekleed in een sweater, iets warmers hebben we niet, gaan we op zoek naar een hotel. Wat verbaasd laten ze ons zo vroeg binnen. Ze hebben een 3 en een 1 persoons-kamer vrij. Ik neem die ene wel, dan kan ik rustig mijn papierwinkel bijwerken. We bezoeken eerst de markt. Het is weer ouderwets gezellig. Iedereen loopt met een poncho. Het zijn wel sombere kleuren (bruin, grijs of zwart) vergeleken met de bonte Peruaanse en Boliviaanse kleding. Veel gebeurt nog met paard en wagen. Je moet goed uitkijken niet onder zo'n kar terecht te komen. We zijn de enige buitenlanders. Na een beetje rondneuzen gaan we terug naar 't hotel een paar uurtjes bijslapen. Als 't gaat stortregenen blijkt het dak een vergiet. Overal komen druppels naar beneden en de W.C. kun je zelfs als douche gebruiken. We eten erg goedkoop. Voor nog geen dollar hebben we een bak soep en een grote schotel met rijst, groenten, vlees en gebakken bananen. Met een volle maag zoeken we vermoeid rond 20 uur het bed op.

Zondag 11 maart -  Ipiales - Las Lajos

Als we op straat komen, blijkt het hele dorp in de ban te zijn van de parlementsverkiezingen. Rond het plein staan overal stembusjes. Iedereen geeft d.m.v. een petje, armband of spandoek aan wie zijn voorkeur heeft. De zwaar bewapende militairen op de hoeken van het plein fouilleren iedereen en maken zo duidelijk wie in werkelijkheid de touwtjes in handen heeft. De mensen hebben hier geen stembiljet, zoals in Nederland, maar moeten nadat ze hun stem hebben uitgebracht de vinger in een potje inkt dopen. Deze gaat er pas na een paar dagen weer af. Zo kan men niet 2 maal stemmen. Ook naburige dorpen komen in Ipiales stemmen. Hele families gaan dan met de plaatselijke veewagen naar de stad. Een hele gebeurtenis. Wij willen vandaag naar Las Lajos, een bedevaartsoord te vergelijken met Lourdes. Ze claimen hier twee verschijningen van de heilige maagd Maria, maar de kerk erkent er maar één. In verband met de verkiezingen is er echter geen vervoer beschikbaar zodat we moeten lopen. Het is een lekkere wandeling door bergachtig terrein. Het is hier typisch Colombiaans. Een beetje wild-west, met overal mensen in poncho. Het meeste gaat te paard. Na 1½ uur zijn we er. Het is een kasteel-achtige kerk die tussen twee bergen is ingeklemd. De weg naar de kerk hang vol met dankbetuigingen aan Maria voor verrichtte wonderen. Een nis in de muur ligt vol met nu overbodige krukken van ex-kreupelen. De kerk is erg protserig. Veel versieringen en overdreven christelijke schilderijen. Qua fantasie doet het christelijke geloof niets onder voor het Boeddhisme, Hindoeïsme en andere geloven. In het zonnetje lopen we terug naar Ipiales. De 15 kilometer die we gelopen hebben voelen we goed in onze benen. De afgelopen weken van varen en bussen maken de benen stijf. Als we het plein in Ipiales op willen, blijkt het te zijn afgesloten. De stemmen worden geteld en de militairen hebben alles hermetisch afgesloten. We proberen bij diverse ingangen het plein op te komen, maar worden overal terug gestuurd. Bij de vierde toegang doet een praatje over de mooie Hollandse meiden wonderen en mogen we de tien meter naar het hotel eindelijk overbruggen. Na een potje hartenjagen maken we ons op voor de rit van morgen naar Tumaco.

Maandag 12 maart  -  Ipiales naar Tumaco

Er blijkt vandaag alleen in de namiddag een bus naar Tumaco te gaan vanuit Ipiales. Deze is bovendien drie maal zo duur als gepland. We nemen nu maar de taxi naar Espino en pikken daar dan de bus die vanuit Pasto naar Tumaco gaat. Eerst moeten we geld wisselen. Bij de zwaar bewaakte bank waar meer bewakers in dienst zijn dan ander bankpersoneel zien we voor het eerst dat de traveller's cheques op echtheid gecontroleerd worden. De 'echtheids - proef' bestaat uit het vochtig maken van de achterkant. Een gedeelte van de cheque  geeft dan af en een ander gedeelte niet. Om 9.30 heeft de taxi ons zo'n 40 km verder afgezet. De bus moet zo komen. Na 1½ uur blauwbekken van de kou is hij er eindelijk. Als de kaartverkoper langs komt, schieten we compleet in de stress. De tocht duurt maar liefst 8 uur en kost zo'n ¦25,-, veel meer dan de directe bus vanuit Ipiales. We hebben de indruk te worden belazerd, maar kunnen er niets aan doen. We kunnen de kaarten maar net betalen, maar in Tumaco waar niet gewisseld kan worden, komen we beslist in de problemen. Joop, die ik net het bridge-spel aan het uitleggen ben, hoort of ziet niets meer en kijkt alleen nog maar wezenloos voor zich uit. Marian en ik hebben nog wel wat cash dollars en ik ben dan ook niet zo bang om ergens vast te komen zitten.
We moeten dwars over de Andes naar de kust. Een smalle en gevaarlijke weg. Bij een kapelletje wordt een kaars ontstoken voor een behouden reis. De weg is erg mooi. De dichte begroeiing, diepe ravijnen en slechte weg doen ons aan de fantastische rit naar Coroico (Bolivia) denken. Alles staat weelderig in bloei. Bananenbomen geven in het eerste stuk de toon aan. Het is wel hobbelen geblazen en de vele haarspeldbochten doet veel passagiers naar de gratis beschikbaar gestelde plastic zakken grijpen. Veel auto's rijden met spekgladde banden. Kapotte buitenbanden worden gedicht met een rubber plaatje en een paar schroeven, zodat je grote kans op een klapband hebt. Voor de tweede maal in drie dagen is er vlak voor ons een auto in het ravijn gereden. Alhoewel deze niet zo diep is gevallen als de vorige geef ik de inzittende weinig kans. Na zo'n twee uur rijden stoppen we in een dorpje. We zitten aanzienlijk lager en dat is aan alles te merken. De temperatuur is veel aangenamer en de mensen dragen hier geen poncho meer, maar wat minder warme kleding. Bij een oude vrouw kopen we inga's (wilde bananen) en lopen we wat door het dorp. Een mooie woeste rivier stroomt langs het vriendelijke plaatsje. De bus mankeert wat en na veel sleutelen kunnen we verder. Het wordt een stuk ruiger. Een hele slechter weg en een woeste,  oerwoudachtige omgeving. Het laaghangende wolkendek geeft een spookachtig aanblik. De huizen langs de weg zijn i.v.m. de steile helling gedeeltelijk op palen gebouwd. Naarmate de reis vordert stappen er steeds meer negers in en als we in het donker in Tumaco arriveren zijn wij de enige lichtgekleurden in de bus. De verlichting in de stad is minimaal en er gaat een enorme dreiging uit van de donkere stad met zijn modderige straten vol schreeuwende mensen. Tumaco is erg arm. De bevolking bestaat voornamelijk uit negers, een weggestopte minderheid die ook hier in Colombia in de hoek zit waar de klappen vallen. In Nederland is Tumaco, 'de hel op aarde', pas nog op T.V. geweest. Volgens de buschauffeur is het levensgevaarlijk op straat en rijdt ons naar een veilig hotel. De vrouwen hebben het niet meer, zeker nadat een bij ons verblijvende Colombiaan , indianenverhalen had verteld. Volgens hem is het hier levensgevaarlijk, is onze boottocht naar Ecuador af te raden i.v.m. piraten die geregeld boten overvallen en kunnen we maar het beste de eerste bus terug nemen. We morgen wel verder. Ons hotel is vrij prijzig, maar een ander opzoeken doen we maar niet.

Dinsdag 13 maart   -  Tumaco

Bij daglicht ziet alles er anders uit. De mensen zijn vriendelijk en al snel  voel je, je op je gemak. Het oude gedeelte van de stad is op palen in de oceaan gebouwd. Via zeer bouwvallige steigers zijn de huizen met elkaar verbonden. De rest van de stad is weer opgebouwd uit de bekende blokken. Hoe ze zo'n ongezellige stadindeling ooit hebben kunnen bedenken. Alle straten zijn onverhard en het is een blubberig zootje. We gaan vandaag eerst een boot regelen naar Ecuador. We lopen wat adressen af, maar het is overal even duur. Bovendien gaan ze i.v.m. het tij alleen 's morgens vroeg. Dit komt Joop en mij goed uit aangezien we nu vandaag bij Foster Parents Plan langs kunnen gaan en niet direct weg hoeven, wat Marian graag wilt. We besluiten morgen vroeg weg te gaan en de goedkoopste boot te nemen, maar dat morgen pas te regelen. Vervolgens gaan we op zoek naar de douane voor paspoortstempels. We worden van hot naar her gestuurd en hebben het pas na een uur gevonden. Het blijkt naast ons hotel te zitten !!! Wat een mop. De belangrijke man, die als enige een stempel mag zetten, is 'even' weg. Als hij na ruim een uur binnenkomt doet hij erg ambtelijk, maar als hij hoort dat we o.a. voor FPP komen, klaart zijn gezicht op en is alles binnen een tel geregeld. We zijn nu geen smokkelaars meer die dit godverlaten oord, en dat is het, hebben uitgezocht voor onzer duistere praktijken. We hebben nu wel geldproblemen, maar het hotel kunnen we gelukkig met dollars betalen, zodat we het nu misschien redden. We regelen toch nog een boot voor morgenochtend. Het blijkt een smokkelboot te zijn, die goedkope Ecuadoraans spullen naar Colombia en Colombiaans olie de andere kant op smokkelen. De toch gaat over zee of door de mangrovemoerassen, al naar gelang de weersgesteldheid. Met de piraten schijnt het wel mee te vallen. 's Middags bezoeken we FPP. De directeur is de Nederlandse Canadees Jerry Vink. Zijn neef jan uit Eindhoven is net op bezoek. We praten wat over de anti-FPP toestanden in Nederland. Hij heeft zelfs een 'Frits-Bom boek', waarin alle 'onthullingen' die op T.V. vertoont zijn, worden onderzocht. Hij kan Frits Bom zijn bloed wel drinken. Als gevolg van de uitzending hebben veel mensen hun lidmaatschap opgezegd. Hierdoor kunnen b.v. hier in Tumaco zo'n 10.000 injecties minder gegeven worden. Alhoewel hij een beetje overdrijft zijn we het wel met hem eens dat Frits Bom onzorgvuldig heeft gehandeld. We krijgen een kleine rondleiding langs de werkplaatsen, het ziekenhuis, de maatschappelijk werkers en de onderzoekcentra. Ze hebben hier in Tumaco zo'n 30 activiteiten. In de kleine omliggende dorpjes slaan de waterputten, bouwen bruggen en doen veel aan de gezondheidszorg. Met een boot gaan we ook even het water op. We kunnen zo goed de armoedige maar unieke paalwoningen zien. Waar het water laag staat, hebben mangroves wortel geschoten. Ik had me er meer van voorgesteld. Het zijn gewoon bomen die in laag zeewater groeien. De wortels zijn niet zo groot dat je er onder door kan varen, zoals ik dacht, maar klein en ondoordringbaar. De voortplanting is echter uniek. Speerachtige zaden spiesen zich bij laag water in de bodem zodat ze niet met het tij meedrijven. Ook zien we tot onze grote verbazing de op de Galapagos eilanden voorkomende fregatvogels rondvliegen. Deze snelste alles dieren bereikt in duikvlucht zo'n 400 kilometer per uur. Ze hebben behalve pre-historische aandoende vleugels een rode zak onder de keel. In de paartijd blazen ze deze op tot een felrode voetbal om de vrouwen te imponeren. Na een half uur zijn we terug. 's Avonds bezoeken Joop en ik de Top-bar waar Jan achter de bar staat. We drinken een biertje met hem, Jerry en wat Colombianen en praten wat over Canada en Tumaco. Het grappige is dat de gesprekken drie-talig zijn. Nederlands, spaans en engels. De eigenaar schijnt een goede schaker te zijn. Hij heeft in het nationale team van Panama gespeeld. Helaas is hij net weg als Jan het vertelt.

 

Deel 7 : Ecuador

Woensdag 14 maart   -  Tumaco naar San Lorenzo

We zijn al om 6 uur uit de veren om de boot naar San Lorenzo maar niet te missen. Smokkelaar Pépé vertrekt echter pas om 10 uur. Het is de enige boot die vandaag gaat. Gisteren gingen er nog legio. De over de honderd kilo wegende Pépé rekent 700 peso's (ca. ¦23,-) voor de tocht die ongeveer zeven uur gaat duren. We gaan helaas over zee, zodat we de mangrove-moerassen, waar we eigenlijk voor gekomen zijn, voor het grootste gedeelte moeten missen. Tumaco is een waar smokkelaarsnest. Naast de steiger waarvan wij vertrekken staan twee mannen hun pistool uit te proberen op een blikje. Om 10.15 stappen we in de smokkelboot, een gemotoriseerde kano waar zo'n 20 mensen in kunnen en gaan de zee op. We varen eerst weer langs de unieke paalwoningen. Het tij is laag, zodat de meeste huizen droog staan. Via in klein stukje mangrovebos kiezen we het ruime sop. We moeten eerst door de hevige branding en krijgen het zwaar te verduren. Het water spat enorm en we worden helemaal nat. Ik vraag aan een neger of het niet peligro (gevaarlijk) is. Hij zegt van niet, maar als nog geen minuut later de stuurman een fout maakt en iedereen zich beet moet pakken om niet uit de boot te vallen, ziet hij helemaal bleek en heeft hij grote ogen van de schrik. Iedereen is doorweekt van het zeewater en sommige vrouwen beginnen hysterisch te gillen. Als we de branding door zijn is het ergste leed geleden. Er staat een lichte wind die er voor zorgt dat de zee wat onrustig is. Al snel vallen de eerste slachtoffers van zeeziekte. Ik moet er ook aan geloven en hang kotsend over de reling. Als na een uurtje het wolkendek open trekt en de felle zon te voorschijn komt moeten de paraplu's ons voor verbranding behoeden. Dit lukt niet erg, want alleen al door de weerkaatsing van het water zien we na een tijdje zo rood als een kreeft. Ik voel me net een schipbreukeling, smachtend naar een druppel water onder de brandende zon. Na 5½ uur moeten we weer door de branding, maar nu de goede kant op. Het is weer spectaculair. De schipper wacht op een hoge golf en als we op het topje van de golf zitten, geeft hij gas en raast met een noodvaart boven op de golf mee. We worden in een klein Ecuadoraans dorpje afgezet en moeten daar wachten op een tweede smokkelboot, die ons naar San Lorenzo moet brengen. Onze boot gaat naar Limmes. Na 15 minuten is de boot er en varen we binnendoor via de mangrovebossen naar San Lorenzo. Het is een schitterend natuurgebied. De mangroves hebben lange wortels, die het verschil in tij moeten overbruggen. In het 'waterbos' leven veel vogels als pelikanen, meeuwen en reigers en doet een beetje aan het oerwoud denken. Na een uurtje zijn we in San Lorenzo. We willen morgen direct weg en gaan op zoek  naar de douane. Deze blijkt een maand geleden bij ongeregeldheden te zijn gevlucht. Dan maar geld wisselen. Niemand blijkt dollars nodig te hebben! Dan maar proberen de autoferro naar Ibarra te regelen. Die gaat niet meer !! En dit is de enige manier om over land in Quito te komen. Marian is een instorting nabij. We hebben gelukkig wel een slaapplaats waar we niet direct hoeven te betalen. Ondanks de vermoeidheid lopen we de stad plat voor nadere informatie. Zo komen we er achter dat de autoferro wel een klein stukje rijdt tot een aardverschuiving waarna je 7 kilometer kunt lopen naar een dorpje waar vandaan elke dag een bus naar de bewoonde wereld gaat.
Uiteindelijk kunnen we nog wat laatste Colombiaans peso's tegen sucres wisselen, zodat we na deze zeer vermoeiende dag toch een colaatje kunnen vatten. Een winkelier die voor onze dollars eerst een zeer slechte koers wilde geven probeerde er een extra slaatje uit te slaan door een nog slechtere koers te geven als hij ziet dat we helemaal vast zitten. Gelukkig zijn niet alle Ecuadorianen zo. Een vriendelijke oude baas doet er alles aan om ons te helpen en verzamelt voor ons veel informatie. Hij kan echter ook niemand vinden die dollars wil hebben. Het eten kunnen we gelukkig zelf in de keuken klaar maken van ons hotelletje. Hebben we al die blikken toch niet voor niets al die weken meegesleept.
's Avonds in bed hoor je de smokkelboten af en aan varen. Het is hier zonder douane een ware vrijhaven!

Donderdag 15 maart  -  San Lorenzo

We worden gewekt door de jongen die ons gisteren wegwijs gemaakt heeft in deze plaats. Hij zegt dat de douane open is. We gaan er langs, maar het blijkt een kantoortje te zijn waar mensen spullen kunnen inklaren. Ze kunnen het allemaal maar moeilijk vatten. We willen alleen een papiertje hebben dat we ons gemeld hebben en niet illegaal het land zijn binnen gekomen. Dat moet ons behoeden voor onaangename situaties bij checkpoints als we naar Quito reizen.
De chef is echter naar Esmeraldes en het meisje wil geen verklaring opstellen dat er hier in San Lorenzo geen afdeling emigratie meer is. We gaan echter niet eerder weg eer we zo'n verklaring hebben en weigeren het pand te verlaten. Na een uur in deze patsituatie te hebben verkeerd komt iemand op het idee naar de havenmeester te gaan. Het blijkt een schot in de roos. De haven blijkt namelijk door de marine te zijn overgenomen na de ongeregeldheden van een maand terug. Hierbij werd de politie is aangevallen door smokkelaars en is vervolgens het dorp uit gevlucht. Bij deze aanvallen zijn doden gevallen en diverse huizen in rook opgegaan. De marine maakt voor ons een keurige verklaring die vermeld dat we ons hier bij de officiële instanties hebben gemeld. Met deze verklaring moeten we ons zo spoedig mogelijk melden bij de douane in de hoofdstad Quito. Ook ons geldprobleem wordt opgelost. Tegen een redelijke koers kunnen we wisselen bij de zeer behulpzame marineofficier. Nu zijn we tenminste niet verplicht te wisselen bij die uitzuiger van gisteren. Met een tiet geld op zak gaan we het succes direct vieren met een heerlijk etentje. We kunnen gelukkig weg! De rest van de dag rusten we wat uit. 's Avonds eten we in een vrij luxe restaurant de plaatselijke lekkernij sebiche de couche oftewel schelpdiertjes. Op de achtergrond zijn op T.V. voetbalflitsen te zien van o.a. Nederland-Malta.

Vrijdag 16 maart   -  San Lorenzo naar Lita

Om 6.45 staan we al te wachten op de autoferro (bus op rails) die ons vandaag naar Guadual moet brengen. Vervolgens zullen we 7 kilometer moeten lopen naar Lita aangezien de autoferro door aardverschuivingen niet verder kan. Vanuit Lita gaat er een maal per dag een bus naar Ibarra waarvandaan het twee uurtjes rijden naar Quito is. Op het station hangt een trots bord met '1957-1983 26 jaar San Lorenzo - Quito'. januari 1984 was het na de aardverschuiving over en sluiten met de lijn. Als er om 7.30 een autoferro verschijnt is het vechten om er in te komen. Mensen klimmen zelfs door de ramen naar binnen om maar een plaatsje te bemachtigen. Als wij de bagage ook via de ramen naar binnen hebben gewerkt, horen we dat het de verkeerde autoferro is. Deze gaat maar tot halverwege. Al het gedrang blijkt ook overbodig want de autoferro is maar voor de helft vol als hij vertrekt. Om 8.30 is de onze er. De eerste was niet om over naar huis te schrijven, maar deze is net een veewagen. Het is een aftandse autobus op wielen waaruit bijna alle stoelen weg zijn gesloopt. De mensen nemen volledige inboedels mee. Ook liggen er overal grote trossen bananen en in het middenpad ligt het dak van een huis. Alleen varkens en geiten ontbreken. Om 8.45 vertrekken we met een noodvaart en denken de 80 kilometer zo te hebben afgelegd. Wij rijden dwars door het dichte oerwoud. De rails is haast weer overwoekerd door oprukkende plantenmassa. Door de open ramen slaan steeds takken naar binnen en je zit regelmatig onder de mieren of andere insecten die even tevoren nog rustig op een tak lagen te zonnen. Af en toe passeren we huisjes van mensen die hier in het dichte woud proberen te overleven. Het zijn meestal negers zodat we ons soms in de oerwouden van Afrika wanen. Na ruim een uur zijn we in La Boca (28 m hoog), ongeveer 35 kilometer vanaf San Lorenzo. Vanaf La Boca gaat het omhoog. De autoferro heeft er heel wat problemen mee en er moet zand op de rails gestrooid worden om hem over de eerste heuveltjes te brengen. Als het steiler wordt moet hij zelfs een paar keer terug om een aanloop te nemen,  terwijl passagiers de rails met zand bestrooien voor een betere grip. Als zelfs dit niet meer helpt stappen de stevige mannen uit en wordt de autoferro langzaam naar boven geduwd. Al spoedig is het zand op en moeten we aarde en kleine steentjes langs de rails verzamelen om de autoferro rijdend te houden.
Onderweg komen we tot twee maal toe een kerkhof tegen waar eens een autoferro uit de bocht gevlogen is. Na acht uur aanmodderen zijn we in Guadual, een plaats met niet meer dan tien huizen. De autoferro wordt op een draaibrug gezet en met mankracht 180 graden gedraaid. Achteruit rijdend worden we nog een stukje op streek gebracht. We moeten nu 7 kilometer lopen naar Lita. Het eerste stuk volgen we het spoor. Het gaat lekker naar beneden over de spoorbielzen. Af en toe moet je door een plas waden, maar meer dan een paar natte tenen levert dat niet op. De aardverschuivingen hebben hele stukken rails weg gevaagd. Na 45 minuten komen we bij een ingestorte spoorbrug. We moeten dus beneden langs. Eerst via rotsblokken over de snel stromende rivier. Even gevaarlijk, maar nog te overzien. Hierna moeten we de oorzaak van alle ellende over. Een dikke modderbrij die als een lawine naar beneden gekomen is en de brug heeft weg gevaagd. Wij kunnen de doorgang niet vinden en zakken steeds tot het kruis in de vette modder. Na een half uur zijn we nog geen meter verder en zitten helemaal onder de blubber. Marian, ons zwartkijkertje, durft geen stap meer te verzetten en zegt: 'Als het donker wordt en vannacht gaat regenen komen we om'. Ze vergeet alleen dat we altijd nog terug kunnen. Anita ziet het ook niet meer zitten en probeert door de dikke brij naar de overkant te komen. Op handen en knieën, soms wegzakkend tot haar middel ploetert ze naar de overkant. Het kost haar ontzettend veel kracht maar ze haalt het. Uitgeput en zonder schoenen ploft ze aan de andere kant neer. Joop probeert het hogerop maar zakt ruim een meter weg en kan maar net naar de kant terug. Na Anita is het onze beurt. Wij proberen het toch maar ergens anders, want er moet een doorgang zijn. De medepassagiers zijn er namelijk al door. Het is enorm uitkijken om met de loodzware rugzak niet in de zuigende modder te vallen. Als we helemaal beneden nog een poging wagen blijkt de zeer dunne brij, die er zeer gevaarlijk uit ziet, hier maar 20 centimeter diep te zijn. Via wat keien die net onder de oppervlakte liggen komen we vrij gemakkelijk aan de overkant. We hebben precies een uur aangemodderd. Dit is pas afzien! We zien er vreselijk uit, maar we zijn er door. De rails gaat nu verder door een tunnel, maar de mensen voor ons hebben we de berg op zien lopen. Ik loop nog wel even de tunnel. door. Deze is niet ingestort en aan de andere kant van de berg lijkt een goede weg te zijn. We besluiten toch maar de kant op te gaan van de andere mensen die waarschijnlijk de weg kennen. De weg is misschien verderop onbegaanbaar. Het is al bijna donker en de bus naar Ibarra kunnen we wel vergeten. Sterker, het is zelfs de vraag of we het dorpje in het donker wel kunnen vinden. Als we een huis zien is het besluit om daar de nacht door te brengen snel genomen. Dwars door het hoge riet, waarbij we goed moeten uitkijken voor slangen, lopen we naar een verlaten paalwoning. De lawine is op 20 meter van het huis naar beneden gekletterd. We hebben vanaf deze hoogte een prachtig uitzicht op het dal. Hoge bomen vol korstmossen vlak voor ons en een mistige overwoekerde vallei in de diepte. We moeten oppassen niet door de dunne verwaarloosde vloer te zakken. Het huis is vakkundig in elkaar gezet. Met dikke en dunne boomstammen is eerst het frame gemaakt. Het meeste is niet met spijkers, maar met lianen aan elkaar bevestigd. Het dak bestaat uit opeen gepakte bananenbladeren terwijl de vloer en muren van aaneengeregen platgeslagen bamboe is gemaakt. Joop en ik hangen de hangmat op terwijl de dames uitgeput op de vloer de slaapzakken uitrollen. Er worden nog wel wat blikken bonen open getrokken en met een papaya als toetje hebben we een goed avondmaal. Om 8 uur ligt iedereen al te slapen. Een spannend dagje om nooit te vergeten.

Zaterdag 17 maart  -  Lita naar Quito

Het heeft vannacht behoorlijk geregend en de kleren zijn eerder natter dan droger geworden. Het dak lekt ook een beetje, zodat de rest ook wat vochtig is. Als het droog is nemen we het laatste stukje naar de top van de heuvel. De regen heeft alles extra modderig gemaakt en we moeten goed op onze tellen letten. Op weg naar boven horen we een lawine naar beneden komen. Ik loop een stukje terug maar kan hem alleen  maar horen. Hij moet vlak langs ons huisje van vannacht zijn gegaan. Boven gekomen zien we de weg naar Lita. Er wordt druk gewerkt. Als we naar de weg afdalen komen we behulpzame werklui tegen. De zeer blubberige weg, waar continue kleine modderlawines vanuit de doorweekte berg naar beneden komen, wordt met een graafmachine speciaal voor ons een stukje afgegraven. Zo'n halve meter blubber wordt over 2oo meter weg gewerkt. Toch zakken we nog 20 centimeter weg in de troep. Wat hadden we zonder deze mensen moeten beginnen?
De weg naar Lita is verderop niet moeilijk meer. Als we bij een beekje de ergste blubber van ons lijf wassen komt er een auto langs. De chauffeur wil ons een lift geven. Hij spreekt wat Engels en blijkt in Europa te zijn geweest. Op z'n Zuid-Amerikaans vertelt hij hoe allemachtig prachtig Parijs, Venetië en Amsterdam wel niet zijn. Ook Brazilië wordt de hemel in geprezen. In Lita brengt een bord rijst met ei ons weer wat op krachten. Het wachten is nu op de bus die ons via Ibarra naar Quito moet brengen. Om 14 uur moet hij er zijn, maar volgens goed plaatselijk gebruik arriveert de bus pas om kwart voor vier. Een vrouw zit al die tijd naast mijn bagage haar zoon te ontluizen. De luizen en neten worden de lucht in gepinkt en het mag een wonder wezen als ik over een paar dagen geen ‘huisdieren’ heb.
Om 3.45 weg dus. De bagage hoeft gelukkig niet in de regen op het dak maar kan achter in de bus liggen. De bus ligt ook met planken waardoor je een stuk moet klimmen om op je plaats te komen. De weg is de eerste uren levensgevaarlijk. De dikke modder, die met de lawines naar beneden is gekomen, hebben grote delen van de weg onbegaanbaar gemaakt. Soms weg glijdend rijden we langs de diepste afgronden. Eenmaal slipt de bus tegen de bergwand. Dat was gelukkig de goede kant, want de andere kant van de weg was een diep ravijn. Een verlicht mariabeeldje in de bus moet ons voor erger behoeden. We zitten ook eenmaal in de blubber vast, vlak nadat een schraper de weg voor ons had schoon geveegd. Met een ketting worden we er uit getrokken. De Andes is hier wel ontzettend mooi. Diepe ravijnen en dicht begroeide bergwanden.
In het donker worden we bij een grote obelisk in de stad Ibarra af gezet. Het is hier al weer vrij hoog, maar de temperatuur valt mee. Vijf minuten later zitten we al in een verwarmde bus naar Quito. Het is een kleine overvolle bus. Je kunt niet eens staan en we moeten in het gangpad zitten. Ik krijg een plaatsje aangeboden naast de chauffeur. Met de versnellingspook tussen mijn benen rijden we in 2½ uur over de Pan-American highway, die we enkele maanden geleden in Chili hebben verlaten, naar de hoofdstad Quito.
Rond middernacht worden we ergens in het ijskoude Quito gedropt. Al mijn warme kleren zijn nat en vies, zodat ik met enkel een T-shirt door het doodstille Quito op zoek ga naar het uitgezochte hotel. Na een kwartiertje zijn we er. Er is nog zat plaats. Nadat we ons met wat extra dekens goed hebben toegedekt gaan we slapen. Wat een verschil, de ene nacht in de tropen en de volgende in deze vrieskou.

Zondag 18 maart   -  Quito

De eerste dag in Quito. Quito is de hoofdstad van Ecuador en ligt op 2850 m hoogte. Het telt 880.000 inwoners en ligt op 25 kilometer vanaf de evenaar. Door de hoge ligging is het hier vaak fris, al is de gemiddelde temperatuur het hele jaar door overdag 20˚C. Quito wordt ook wel de stad van de eeuwige lente genoemd. Volgens zeggen is het een van de mooiste hoofdsteden ter wereld. Het ligt aan de voet van de 4800 m hoge vulkaan Pichincha. Quito is een oude Inkastad die door de Spanjaarden geheel is verwoest. Later is het door Benalcazar, luitenant van Pizarro, weer opgebouwd. Het oude gedeelte van de stad stamt nog uit de koloniale tijd.
We hebben veel te doen in Quito. We moeten ons bij de immigratie melden, zitten zonder Ecuadoriaans geld, Joop moet geld uit Nederland over laten komen en bij Thomas Cooke moeten Joop's gestolen traveller's cheques worden gedeclareerd. Het is vandaag helaas zondag, zodat het meeste tot morgen moet wachten. We overnachten in het Gran Casino hotel. Het is de populaire overnachtingsplaats van gringo's en het is inderdaad een grote blanke kolonie. Het eten is voor het eerst in weken weer westers. Yoghurt met fruit, chocolademelk en twee broodjes ei als ontbijt. Ik ben in en in smerig. Alles zit onder de klei en er is hier geen warm water om mijn kleren te wassen. Morgen doen we alles naar de wasserij. We halen vandaag de dagboek achterstand in en komen de deur niet uit. Het is toch veel te koud.

Maandag 19 maart   -  Quito

Een drukke dag vandaag. Eerst met spoed alle kleding naar de wasserette. We schamen ons rot als we de stinkende blubberzooi inleveren. Ik moet nu de komende dagen in korte broek het koude Quito door, maar de lange is te vies om aan te pakken en moet gewassen worden. Hierna door naar de douane. Ze zijn tot onze verrassing erg behulpzaam, al hebben ze nogal wat moeite met mijn blote benen. Dat staat niet in een officiële gelegenheid. Er moet wel een hoge piet aan te pas komen om ons speciale geval te behandelen. Hij fronst alleen zijn wenkbrauwen even als blijkt dat de datum op de verklaring van de marine niet klopt. (Deze is getekend met 15 februari i.p.v. de 15 maart). We krijgen zonder moeite 30 dagen. Als we meer willen hebben moeten we tegen die tijd bij een andere afdeling aankloppen.
 Vervolgens naar ABN bank, oftewel BHU - Banco Hollandais Unido - bank voor Spaanstaligen, om geld uit Nederland over te laten komen. Ook dit is snel geregeld. Het geld komt na een telex uit Nederland over een paar dagen vrij. De aangifte van de gestolen traveller's cheques bij Thomas Cooke gaat ook al van een leien dak. Het is helemaal geen probleem dat Joop de exacte nummers niet meer weet. Na al deze meevallers hebben we ruim de tijd om de gezellige stad in te gaan. Quito is weer heel anders dan de grote steden in Brazilië of Argentinië. Het doet een beetje aan La Paz denken. Echt Indiaans. Het is alleen veel moderner. We informeren nog naar de prijs van een reisje naar de Galapagos eilanden. Onder de 2.000 gulden kom je nergens en daarvoor heb je nog maar een mini-bezoek van vier dagen. De Galapagos eilanden vergeten we dus maar. Een paar jaar geleden kon je nog voor een prikje met de marine mee vliegen of varen. Die tijd is helaas voorbij.
Vandaag hebben we een rustdag. We lopen wat door het oude koloniale gedeelte van de stad. Erg gezellig al die oude gebouwen en pleintjes. De kerken zijn behangen met goud, gestolen van de vermoorde Inca’s. Ook lopen we over de gezellige groentemarkt. Als ik in mijn onschuld wat prachtig geklede Indianen op de foto wil zetten wordt ik door marktvrouwen bekogeld met citroenen en ander fruit. Ze kunnen goed mikken en plaatsen veel voltreffers. Ze hebben het vast vaker gedaan. Ik heb wel mijn plaatjes gemaakt. Als even later Joop arriveert en nog later Anita raad ik hun heel gemeen aan hier mooie foto's te maken. Ook zij kunnen meteen een groentewinkel beginnen. De rest van de dag besteed ik aan het beantwoorden van de brieven van thuis. 's Avonds is het in ons hotel een gezellige drukte. Het is een centrum voor hippies. Sommigen zitten hier al meer dan drie maanden. Elke avond levende muziek met songs van uiteraard Bob Dylan en geestverwanten. De vreemdelingenpolitie doe hier geregeld invallen en controleert de paspoorten. Mijn drie reisgenoten vinden het hier maar niks. Het valt ook niet mee als je een paar maanden tussen de lokale bevolking hebt geleefd.

Woensdag 21 maart  - Quito

Het geldschip moet vandaag binnen varen. Opgewekt en met de wildste plannen gaan we richting ABN-bank. De 24-uur service van de bank valt vies tegen. Na twee dagen nog geen telex uit Nederland. Dan maar naar Thomas Cooke. Ook hier nog geen autorisatie om de cheques vrij te geven, zodat we zeker tot morgen op een houtje moeten bijten. De laatste 10 dollars worden gewisseld.
's Middags gaan we de Panecillo berg op. De beklimming begint vlak achter het hotel. Aan de voet van de berg staat een gevangenis. In de grote cellen zitten veel gevangenen. Ze zien er slecht uit en als we langs lopen, steken ze de armen door de tralies. Heel vreemd zo langs de weg. Het doet haast Middeleeuws aan. Even verderop is op de trap naar boven een indiaanse vrouw vis aan het bakken. We kopen er ééntje. Erg lekker. Het is vlak bij de gemeenschappelijke wasplaats. De vrouwen komen hier in grote getale de was doen en leggen de kleurrijke kleding tegen de bergwand te drogen. Het is 687 treden en een paar steile stukken naar de top van de Panecillo. Boven staat een enorm Maria-beeld met vleugels op een aardbol. Je hebt een leuk uitzicht over de stad. De 6005 meter hoge vulkaan Cotopaxi is door de mist helaas niet te zien. Als het donker wordt en we de regen in de verte al zien vallen lopen we in ijltempo terug naar het hotel. Daar bellen we nog even naar Thomas Cooke en de cheques blijken zowaar morgen ochtend klaar te liggen. Morgen hebben we weer geld!

Donderdag 22 maart  -  Quito

Vandaag eerst naar Thomas Cooke de cheques ophalen. Zonder problemen krijgen we ze mee. Vervolgens naar de ABN bank. De telex met goedkeuring is net een paar minuten binnen. Joop kan 800 dollar opnemen. Met een boeren tiet met geld (de cheques worden meteen verzilverd) verlaten we de bank. In het hotel worden alle schulden afbetaald en Joop's geld verdeeld. We hebben nu weer ongeveer duizend gulden per persoon, meer dan genoeg om zorgeloos het einde van de reis te halen. Na een bezoekje aan de post, waar pakketten naar Nederland spotgoedkoop verstuurd kunnen worden (minder dan ¦2,-!), gaan Joop en ik naar het midden van de aarde: de Evenaar. De bus laat lang op zich wachten en als het ook nog erg hard gaat hagelen (we zitten op 25 km van de evenaar!) nemen we maar de taxi. Deze is wel wat duurder dan de spotgoedkope bussen hier. Een ritje door de stad met de bus kost hier bijvoorbeeld maar 2 sucres, ongeveer 9 cent. De evenaar ligt 25 km ten noorden van Quito. Er staat een monument met de wereldbol, de vier windstreken en een streep die de wereld in tweeën deelt. De geijkte foto is natuurlijk met het ene been op het noordelijke en het andere op het zuidelijke halfrond. Terug bij de taxi blijkt dat de chauffeur zijn sleutels in de afgesloten auto heeft laten liggen. De kofferbak en de achterbank worden ontzet waarna een klein kind net naar  binnen kan  om de sleutel te pakken. Terug in Quito gaan we met z'n drieën kip eten. We bestellen een halve kip per persoon. De ober lijkt het wat veel en komt met een kwart kip aandraven. We sturen hem resoluut terug! We willen een halve kip! Dat hebben we geweten. Een extra grote kip wordt van 't spit gehaald en door midden gesneden. Hier is een halve kip ook een halve kip en niet een gebruikelijk klein stukje waarvan er tien helften in een kip kunnen. Zuid Amerikaanse kippen worden later geslacht dan in Europa en zijn daarom een kwart zwaarder.
De kip laat zich prima smaken. Het is weer eens wat anders dan de laatste tijd gebruikelijke bak rijst met stukje vlees. Als we klaar zijn komt een meisje de botjes vragen. Als ze eerder was gekomen had ze mee mogen eten. Nu verdwijnen alleen de afgekloven botjes in haar plastic zak. Wat je al niet doet als je honger hebt.

Vrijdag 23 maart - Santo Domingo de los Colorados

We zijn blij dat we de stempels in ons paspoort deze week meteen geregeld hebben want deze morgen kammen twee mensen van de immigratiedienst het hele hotel af naar illegaal verblijvende gringo's. Ze hebben vast beet, want sommigen zitten hier al maanden.
Om 10.30 nemen we de bus naar Santo Domingo de los Colorados. Na drie uur rijden door een schitterend landschap zijn we er. Het is niet het kleine dorp dat we verwacht hadden, maar een vrij forse 'moderne' stad. Het is er wel gezellig. Overal winkeltjes en eettentjes. We zoeken eerst een hotel bij de markt, maar deze zijn veel te duur zodat we uiteindelijk op de hoofdstraat terecht komen. Sommige hotels hier lijken net gevangenissen, maar uiteindelijk hebben we succes. Een goedkoop hotel met uitzicht op de hoofdstraat. We zitten weer in de laaglanden en het is aanvankelijk bloedheet. 's Middags gaat het echter regenen zodat de temperatuur wat draaglijker wordt. Het wordt alleen vandaag niet meer droog. We gaan op zoek naar info over een eventueel bezoek aan de 'punk-indianen'. Deze komen hier elke zondag naar de markt, maar het lijkt me leuker ze thuis op te zoeken. Het blijkt zowaar mogelijk te zijn. Eerst een stuk met de bus en vervolgens 5 kilometer lopen. 's Avonds eten we wederom heerlijk. Gebakken garnalen met salades en rijst.

Zaterdag 24 maart - Santa Domingo de los Colorados

Als we naar de bus lopen komen we de eerste Colorado indianen al tegen. Sommigen zijn geheel traditioneel gekleed. Ze vallen meteen op. Het haar is geknipt volgens het bloempotmodel en met behulp van rood sap rood geverfd, stijf gemaakt en in model gebracht. het sap komt van de schil van de pitten uit een kastanjeachtige vrucht. Na lang zoeken hebben we de juiste bus. Zoals gewoonlijk kost het ritje 3 sucres, zo'n 10 cent. We worden bij het eindpunt afgezet en moeten verder te voet. We lopen vijf kilometer in de stekende zon langs enorme bananenplantages naar het huis van de gouverneur. Onderweg is het een paradijs voor vogelliefhebbers. Ontelbare kleine 'volièrevogels', grote gieren, arenden en fregatvogels zijn er te zien. De gouverneur blijkt in de stad te zijn. We hebben hem daar zelfs gezien, want we herkennen hem van de foto. Hij moet om 12 uur terug zijn. Als hij er om 1 uur nog niet is gaan de ongeduldige Anita en Marian terug naar het hotel. Joop en ik blijven. We hebben niet voor niets een paar dagen uitgetrokken om deze unieke indianen te zien en geven het na een uurtje nog niet op. We lopen een stukje terug naar de prachtige beek aangezien een van de mensen die daar een nieuwe brug aan het bouwen is een punkindiaan is maar daar aangekomen gaan ze net weg. Nog verder terug is een huisje waar ze cola verkopen. De verkoper is ook een Colorado. Als we vragen of we foto mogen nemen weigert hij, maar zegt dat zijn vader geen bezwaar maakt. Wij naar zijn vader. Deze zien we al van ver in traditionele kleding voor zijn huis staan. We maken eerst een praatje en als we voorzichtig vragen of we foto's mogen nemen vindt hij het best. Als ik vraag of de weg die achter zijn huis loopt naar andere Colerado woningen leidt, neemt hij ons mee het weggetje in. We komen echter niet bij een andere familie terecht, maar bij een riviertje. Hij heeft daar een enorme fuik gemaakt en laat ons trots zijn vangst zien. We bekijken ook zijn primitieve huis. Een grote kamer en een aparte keuken. Ze hebben vrij weinig spullen. Vreemd, want ze hebben toch vrij veel contact met de grote stad. Twee vrouwen met de typische fel gekleurde rok zitten verlegen in het huis. Ook de kleine Jorge zet grote ogen van verbazing op. na de man hartelijk te hebben bedankt voor zijn gastvrijheid lopen we terug naar de bus. In Santa Domingo de los Colorados lopen we nog wat door de gezellig drukke winkelstraat. Overal staan de prachtige Otovalo indianen hun typerende kleden te verkopen. De mannen hebben lange vlechten in het haar en zijn gekleed als Spanjaarden uit de vorige eeuw. De vrouwen zijn ook zeer net gekleed. Lange rokken, witte blazer met veel versieringen en een kapje op het hoofd. Vooral de talrijke, goudkleurige halskettingen vallen op. In dit gedeelte van Ecuador heb je weer veel meer bedelaars. De bevolking leeft wel met die mensen mee gezien het feit dat veel mensen wat geven.

Zondag 25 maart - Santo Domingo de los Colorados

We blijken wat vroeg op de markt te zijn want er is nog geen Colorados indiaan te zien. Als bij toverslag zijn ze er om een uur of half tien. Overal lopen ze, meestal gekleed in traditionele kleding, over de drukke winkelstraat. De gouverneur is er ook. Hij ziet er haast gevaarlijk uit met zijn korte brede lichaam vol versieringen op hoofd en lichaam. We fotograferen ze wat vanaf een afstand met de telelens. Ik vind het maar vreemd deze mensen te fotograferen in een grote stad. Sommige brutale toeristen gaan gewoon voor ze staan om een plaats te schieten. Ze zeggen niets, maar de gezichten spreken boekdelen. De jongere generatie loopt net als gisteren in een normale lange broek. Wel zijn alle kapsel traditioneel geknipt en geverfd. Om 11.15 verlaten we deze bijzondere mensen en nemen de bus naar Baños, waar we rond vieren aankomen. We huren in dit Alpenachtige vakantieoord een huisje buiten de stad voor 8 dagen. Heerlijk rustig en met uitzicht op de omliggende bergen waaronder de 5014 meter hoge vulkaan Tungurahua, die we van de week willen beklimmen. In onze tuin groeien passievruchten en sinaasappels. De tuinman houdt alles netjes bij. Baños ligt op ruim 1800 meter en is bij de toeristen erg populair vanwege zijn warm water bronnen en prachtige omgeving. 's Avonds blijkt er geen water en stroom te zijn. De verklaring is eenvoudig. Het is zondag en dan zijn de elektriciteitscentrale en het waterleidingbedrijf gesloten. Morgen weer.

Maandag 26 maart   -   Baños

De zon schijnt heerlijk vanochtend en we verlaten pas om 10.30 ons zonneterras om te gaan eten in de stad. Een uniek ontbijt. Brood met een dik plak hollandse kaas! Tegen het middaguur gaan we naar de warm waterbronnen. Ze zijn idyllisch gelegen tussen een riviertje en een steile bergwand met uitzicht op de omliggende bergen. Er zijn diverse baden. Naast de ijskoude rivier zijn er een ijskoud zwembad, twee lekker warme baden en twee hete baden. Je pendelt meestal tussen het hete en het koude bad. Heerlijk, maar je wordt er enorm loom van. Het is grappig de plaatselijke bevolking te zien baden. Eerst moeten al die rokken uit, waarna een badpak uit grootmoeders tijd wordt aangetrokken. Als ze helemaal schoon geweekt zijn moet alles weer aan. Het duurt uren eer ze weer helemaal aangekleed zijn. Vooral voor het vlechten van het haar hebben ze veel tijd nodig. Er worden wel tien haarlinten in verwerkt. Op de terugweg doen we wat inkopen voor morgenochtend, waarna we in onze 'villa' lekker gaan luieren. De zon is jammer genoeg verdwenen, maar de temperatuur blijft heerlijk. 's Avonds valt de stroom uit, zodat we bij kaarslicht aan het diner zitten. Buiten worden overal banden in brand gestoken als een soort vreugdevuur en zo maakt de bevolking er een waar feest van.

Dinsdag 27 maart  -  Baños

Na een heerlijk ontbijt op het terras in de zon nemen we de bus naar de als magnifiek beschreven Agoyan waterval. Het blijkt niet meer dan een vies bruin watervalletje te zijn. Of zijn we verwend? Ook de 'droomvallei' valt ietwat tegen. Erg mooi, maar de afgelopen weken hebben we er al legio gezien. We lopen een stuk vallei in en komen diverse watervalletjes tegen, die vanaf grote hoogte in de rivier neerkomen. Ze zijn druk bezig met het aanleggen van een waterkrachtcentrale. Via allerlei tunnels wordt het water door de berg geleid waarna het van grote hoogte het dal in moet vallen. Gezien deze hoogte zal het heel wat stroom op leveren. Als de lucht open trekt is het meteen bloedheet. In een hutje, waar de mensen niet eens een stoel hebben om op te zitten, verkopen ze Coca-Cola. Deze organisatie zit ook overal ter wereld. We bieden de bewoners ook een colaatje aan. Ze kijken alsof ze hun handelswaar zelf nog nooit geproefd hebben. Onderweg zijn talrijke bloemen te zien. We zijn het er niet over eens of de paars gekleurde bloemen orchideeën zijn of niet. Volgens mij zijn het nep-orchideeën. Het zijn er zo veel en ze missen iets, maar wat weet ik niet. Aan het eind van de middag nemen we de bus terug naar Baños. We bekijken wat prachtige en goedkope kleden, maar wachten tot Otovalo met inkopen. Aangezien ik me niet helemaal 100% voel en het weer kwakkelt, besluiten Joop en ik de tweedaagse tocht naar de top van de Tunguruhua vulkaan (5014) voorlopig uit te stellen. Met 'pap in de benen' lukt de steile beklimming van 3200 meter toch niet. Het warmwaterbad van gisteren heeft mij gisteren geen goed gedaan.

Woensdag 28 maart  -  Baños

Het weer is goed en er wordt dan ook de hele dag geluierd. Voor het eerst in tijden grijp ik een boek, waarna 't boek mij grijpt en ik aan één stuk doorlees tot bedtijd.

Donderdag 29 maart -  Saquisili

We worden een kwartiertje te laat wakker (5.50), maar weten toch om 6.16 de bus te pakken naar Latacunga. Twee uur later worden we even buiten deze plaats bij de afslag naar Saquisili afgezet. Achter in de bak van een taxi, waar we met z'n tienen in gepropt zijn, bereiken we even later het plaatsje. Het dorpje is één grote markt. Alle acht de pleinen zijn door indiaanse handelaren in beslag genomen. Wie daar geen plaatsje heeft kunnen bemachtigen probeert het op een van de vele tussen de pleinen gelegen straten. Het is de belangrijkste marcado (markt) van Ecuador en van heinde en ver trekken ze naar hier om te handelen en de laatste nieuwtjes uit te wisselen. Veel mannen zijn gekleed in rode poncho, terwijl de vrouwen er als altijd zeer bont gekleed bij lopen. We gaan eerst ontbijten. Alhoewel ik honger heb kan ik de onduidelijke prak die op mijn bord ligt niet door mijn keel krijgen. Het harde stukje zwoerd dat als vlees moet dienen zit nog vol varkensharen. Het geslachte varken ligt open en bloot in de keuken, waar de vliegen vrij spel hebben. Mijn drie reisgenoten hebben er minder moeite mee en slaken zelfs kreten als 'lekker' en 'meer'. Zal wel aan mij liggen. Er zijn maar weinig toeristen en degenen die er zijn hebben zich voornamelijk op de kleding van de Otovalo indianen gestort. Foto's nemen valt niet mee. De meesten willen niet en protesteren. Zelfs als je van plan bent daar wat te kopen. Na twee uur hebben we vijf pleinen bezocht en het wel gezien. Met de bus gaan we terug naar Latacunga en lopen de stad even in. Door een misverstand raak ik de andere drie kwijt en neem alleen de bus naar Baños. Ik heb gelukkig de sleutel zodat ik thuis mijn boek uit kan lezen. Als de anderen thuis komen, blijkt dat ze een hele tijd op mij hebben gewacht in Latacunga.

Vrijdag 30 maart - Baños

's Ochtends proberen we het andere warmwaterbad. Het ligt erg mooi onder een waterval, maar de baden zijn niet erg schoon en niet zo warm als de andere bron. Je wordt er gelukkig niet zo loom van. Het heeft vannacht hard geregend. Boven op de vulkaan heeft het gesneeuwd en de top is een stuk witter geworden. Hij is meteen een stuk imposanter. Tegen de avond trekken Joop en ik er op uit. We willen vandaag naar Latacunga en morgen verder naar Zumbahua om daar de markt en een vulkaan te bezoeken. We nemen de laatste bus (18.20). Er staan nog veel meer mensen te wachten en als hij aan het andere eind van het plein stopt, ontstaat er een ware stormloop op de bus. Wij rennen ook mee en veroveren goede plaatsen. Net als iedereen overigens want er is plaats zat! Onderweg zien we de Tungarahua vanaf een andere kant. We zien nu pas hoe groot hij eigenlijk is. Vanuit ons huis in Baños staat een andere berg voor z'n neus zodat alleen de top maar zichtbaar is. In Latacunga is het een hele toer om een hotel te vinden. Alles is vol, te duur of bestaat niet meer. Als we denken een hotel gevonden te hebben blijkt de toch al hoge prijs per persoon te zijn i.p.v. voor de kamer. We hebben ons al geïnstalleerd en ingeschreven, maar gaan toch weer op pad op zoek naar een eenvoudiger hotel. De kwade eigenaar met een ingevuld gastenboek achter latend. We moeten de binnenstad in en komen bij hotel Estambul terecht. Ook hier worden we afgezet, maar hebben geen trek meer daar woorden over vuil te maken en gaan slapen.

Zaterdag 31 maart - Zumbahue

We staan om 5.30 op en even later lopen we in het donker en de regen naar de bus. Deze vertrekt niet om 6 maar om 6.30 zodat we even de tijd hebben om te eten. Bij twee hele vriendelijke mensen nemen we een standaard ontbijt. Rijst met aardappelen en vet. Dit is echter niet voor onze verziekte magen bestemd en na een paar happen moet je al moeite doen alles binnen te houden. Zelfs als je de voetballen er uit haalt is de combinatie rijst met aardappelen nauwelijks te pruimen. We komen in gesprek met de twee mensen van het restaurant. De ene zegt een monster te hebben gezien en wil ons er heen brengen. Het is in het oerwoud, vlak bij de actieve vulkaan Sangay. Bovendien moet er een meertje zijn, twee dagen lopen vanaf de vulkaan, waar een wonder te aanschouwen moet zijn. Als je namelijk een steen in het water gooit gaat 't regenen. Ze willen gratis mee als gids, maar we hebben geen week de tijd om op dit vreemde aanbod in te gaan. Wel wil ik de mogelijkheden onderzoeken om naar de actieve vulkaan Sangay te gaan. Om 6.30 zitten we in de bus naar Zumbahua, waar we twee uur later arriveren. De markt is primitief en we zijn de enige buitenlanders. Alle indianen lopen in traditionele kleding. Vooral de poncho is in trek, gezien het koude klimaat, maar ook de kleurrijke indiaanse dracht is overal te zien. Iedereen heeft een hoedje op, tot de allerkleinsten toe. Sommigen hebben er zelfs twee! De mensen zijn uiterst vriendelijk. Iedereen groet je of probeert een praatje te maken. Na enkele maanden komen we hier ook weer de eerste lama's tegen.
In een overvolle truck rijden we in de achterbak richting Chugchilán. De truck is niet alleen vol van de mensen, maar ook van de marktinkopen en aangeschaft vee (varkens en geiten).
Het Spaans gaat ons met de dag beter af. Met de mensen hebben we het al snel over de gebruikelijke onderwerpen: Holland, Ecuador, melk, onze reis en uiteraard voetballen. We kennen het lesje al uit het hoofd. In Brazilië hadden we een ander standaard gesprek, namelijk: Buenos dias! Muyto pium? Oeh, si muyto pium! Y muyto Jouven! Oeh, si, muyto jouven! Y hay guarapanas? Oeh, si, muyto guarapanas! Ciao! In het Nederlands: Goede dag, er zijn veel piums (steekvliegen). Ja erg veel. En het regent ook vaak, he, Oh, ja erg veel. En zijn er muggen? Oh ja, erg veel Daag. En dat wel een paar maal per dag.
Halverwege de weg naar Chugchilan worden we, op een paar minuten lopen vanaf de krater afgezet. In de krater zien we een schitterend meer waarin opborrelend zwavel voor enige beweging zorgt. Het is enigszins mistig, wat voor een geheimzinnige sfeer zorgt. Het 'heeft wat', deze mistige omgeving, maar aan de andere kant is het jammer dat je de diverse hoge vulkanen in de omtrek nu niet kunt zien. Als we de 15 kilometer terug lopen, wanen we ons in een andere tijd. Overal zijn schaapkuddes te zien, die gehoed worden door kinderen van rond de tien jaar. Met hun fraaie kleding en hoedjes doen ze me denken aan Remi uit 'Alleen op de wereld'. Ze zijn erg vriendelijk en als ze ons aan zien komen, lopen ze enthousiast naar ons toe. Bij een gezin dat in een plas water de was doet krijgen we van de kinderen warme aardappels en bonen aangeboden. Het is hier een paradijs voor kindervriend Joop, die vandaag wel twee rolletjes vol schiet. De mensen hier moeten hard werken. Overal zie je ze met zware pakken sjouwen. Als je geluk hebt ben je in het bezit van een ezel die het voor je kan dragen, maar meestal moet alles op de eigen kromme rug mee. De huizen zijn ook apart. Zonder ramen en helemaal van riet. Soms een beetje verstevigd met klei. De erven zijn met een rij cactussen afgezet, een teken dat het hier erg droog kan zijn. Niet vandaag overigens, want het is inmiddels pijpenstelen gaan regenen. Zo hard zelfs dat je onder de paraplu nog nat wordt. De mensen hier lopen gewoon door alsof er niets aan de hand is in hun enkele poncho. Onderweg komen we veel kinderen tegen. Meestal met een kudde schapen. De één is nog leuker dan de ander, maar één meisje springt eruit. Ze is een jaar of tien, heeft blommige wangen in is gekleed in een blauwe poncho. Ze heeft haar broertje op d'r rug en een tweede in haar armen. Met een ondeugend gezicht onder haar hoedje is het een plaatje. Samen met haar zwaarbepakte moeder is ze bezig met het naar huis drijven van de kudde schapen. Vlak voor het dorp ligt een canyon. De steile wanden en diepe afgronden zijn door de natuur, waarschijnlijk een rivier, grillig gevormd. Na drie uur zijn we terug in Zumbahue. De markt is afgelopen en veel mannen hebben ter gelegenheid hiervan flink de kelen gesmeerd. Sommigen liggen stomdronken in de stromende regen op straat hun roes uit te slapen. Bij een stel aardige 'viswijven' nemen we wat te eten en gaan vervolgens met de bus terug naar Latacunga. Vanwege het slechte weer besluiten we eerder terug te gaan naar Baños en de hier in de buurt zijnde markt van Pujili morgen over te slaan.
Terug in Baños nemen we nog een broodje en stappen om 9 uur ons huisje binnen, waar de dames ons vandaag niet meer hadden verwacht. Een dag om nooit meer te vergeten.

Zondag 1 april  -  Baños

De laatste dag in onze vakantiewoning. Het is vandaag zowaar zonnig. De tweede dag pas deze week. De week Baños is niet helemaal wat we er van hebben verwacht. Het handboek heeft iets overdreven en voor het subtropische klimaat is twee dagen zon ook wat weinig. We hebben wel heerlijk gerelaxt en gaan dan ook vol goede moed de laatste week met z'n vieren in. We verwachten de groep volgende week in Otovalo weer te ontmoeten. Vandaag zoeken we weer de warmwaterbronnen op. Om niet zo loom te worden als de vorige keer liggen we wat minder in het warmste bad (40 graden) en duiken wat meer in het ijskoude bad. De brandende zon is daar ook wel debet aan. 's Avonds maken we onze spullen in orde voor de lange rit van morgen naar Guayaquil.

Maandag 2 april - Baños naar Guayaquil

Nadat we de sleutel van ons huis hebben afgegeven nemen we de bus naar Riobamba. We moeten om de nu flink besneeuwde Tungarahua heen en zien hem van alle kanten. Een mooi ding. Na een uur zijn de in Riobamba, ook wel de 'Sultan van de Andes' genoemd, vanwege het uitzicht op drie hoge vulkanen. Het is helaas slecht weer en kunnen we alleen de 6300 meter hoge Chimburaze in de mist zien liggen. De bus naar Guayaquil is erg druk en moeten een volle bus voor laten gaan. Na 1½ uur wachten kunnen we als laatsten met de volgende bus mee. De rit duurt 5½ uur en gaat over een vrij slechte weg. In de Andes is eerst de weg meerdere malen door hevige regenval weggeslagen en in het laagland staan hele gebieden blank. De abnormaal lange regentijd, 10 in plaats van 5 maanden, heeft de rivier buiten zijn oevers doen treden en hele dorpen staan als gevolg hiervan een halve meter onder water. DE huizen staan op palen, zodat de voeten droog blijven, maar als ze het huis uit willen moeten ze soms tot de oksels in het water. Het is hier in het laagland weer meteen ontzettend warm en de dikke truien moeten voor de zoveelste maal deze week weer uit. We komen pas na vijven aan in Guayaquil, zodat we te laat zijn om vandaag nog bij Foster Parents Plan langs te gaan. We hadden vanuit Baños gebeld dat we vandaag zouden komen. Guayaquil is de grootste stad van Ecuador met zijn 1,6 miljoen inwoners. Het is hier on-Ecuadoriaans. Onvriendelijk, druk en vol grote hoge flats. Het is dan ook het zakencentrum van Ecuador. We lopen de stad af op zoek naar een goed en goedkoop hotel, maar alles is of erg duur of vreselijk smerig en gehorig. We kiezen voor het eerste, al hakt dat aardig in op ons budget.

Dinsdag 3 april  - Guayaquil

Om acht uur staan we met lege maag al op de stoep bij Foster Parents Plan (FPP). Ze hadden ons gisteren al verwacht. Mr. Nolan vertelt wat over FPP-Guayaquil. Het is voornamelijk een stadsproject, in tegenstelling tot Sucre en Tumaco, waar we eerder waren. Met een tolk gaan we naar het plaatsje Daule, de plaats waar Anita haar adoptiekind heeft. Onderweg kopen we wat snoep en een shirtje voor de achtjarige Lydia. In Daule aangekomen gaan we eerst naar de sociale werker. Hij vertelt dat Daule enorm getroffen is door de lange regenperiode. Er zijn allerlei hulpprogramma's gestart. Het grootste project is het plaatsen van toilets in alle huizen van het vrij forse plaatsje Daule. Met een hele delegatie gaan we naar het huis van Lydia. Ze hebben zich op hun paasbest gekleed. De familie heeft het redelijk goed. De vader werkt weer en ze hebben een T.V., nieuw bankstel en een koelkast. Ze hebben vier kinderen, variërend van 8 tot 15 jaar. We weten weinig te vertellen en zitten wat onwennig in de kamer. Een glaasje cola en even later een etentje zijn welkome afleidingen. We maken nog een rondje door de stad en tracteren daar op ijs. Na de afspraak om morgen met de jongste drie kinderen naar het strand te gaan keren we terug naar Guayaquil. 's Avonds gaan we naar de drukke '9e octobre' straat, de dure buurt van de stad. We eten Chinees. Veel geld, maar voortreffelijk eten.

Woensdag 4 april  -  Playas

We krijgen niet, zoals gisteren beloofd, een auto mee naar het strand van Playas. Het wordt twee uur hobbelen in een overvolle bus door de bosrijke laaglanden zijn. De kinderen zijn nog niet eerder uit geweest en vermaken zich uitstekend. Als Lydia moet plassen en wij bezinnen op de mogelijkheden heeft zij de oplossing al gevonden. Gewoon bukken en door je broek heen op het strand! Door de lange reis zijn we maar kort op het strand en na een heerlijke vismaaltijd in een strandtent zitten we na twee uur badderen al weer in de bus terug. In Guayaquil proberen we nog een tour voor morgen naar een FPP-project te regelen, maar ze snappen er niets van. Als je je pleegkind opzoekt ben je in de regel alleen daar maar in geïnteresseerd en niet in andere projecten. Wel hebben ze allerlei faciliteiten ten behoeve van het bezoeken van Lydia, maar dat hebben we nu wel gezien. Aangezien Guayaquil verder niets te bieden heeft boeken we voor morgen de bus naar Otovalo. 's Avonds willen we wat eenvoudigs eten gezien de prijzen hier. De overheerlijke hamburger blijkt echter duurder te zijn dan een complete maaltijd bij de chinees. Pech dus.

Donderdag 5 april - Guayaquil naar Otovalo

Vandaag weer van de warme laaglanden naar de koude Andes. Eerst in vijf uur naar Santo Domingo de los Colorados en vervolgens in de stromende regen naar Quito. Hier stappen we direct over in de bus naar Otovalo, waar we na in totaal 11 uur reizen aankomen. We regelen eerst een heerlijk rustig hotelletje. We moeten nog eten en lopen het stille dorp in op zoek naar een restaurant. Als we op de donkere plaza vertwijfeld naar een nog open zijnde eetgelegenheid zoeken wekt een motor onze aandacht. Achteruit rijdend komt een truck de plaza op rijden en langzaam worden de letters A-S-R-A-F zichtbaar. We schikken ons rot. We hadden er wel rekening mee gehouden de groep hier weer aan te treffen, maar vandaag niet meer. De hereniging is uitbundig. Ze komen net uit Colombia, waar ze in acht dagen doorheen zijn geracet. Curacau is de meesten goed bevallen. Erg duur maar ook erg leuk. Thea, de extra chauffeur die in Manaus bij de groep zou komen, is in Nederland gebleven. Wel is er ene Ton bij gekomen, die als deze reis is afgelopen, korte reizen voor Ashraf gaat rijden in Peru en Bolivia. We hebben heel wat bij te praten en liggen derhalve over enen pas op bed.

Vrijdag 6 april -  Otovalo

Een rustdag in afwachting van de markt morgen. In de loop van de dag komen er horden gringo's (buitenlanders) het dorp bestormen. De markt van morgen hoort samen met Huancayo (Peru) en een markt in Mexico bij de top drie van Latijns-Amerikaanse markten. Een gringo vraagt Job of hij nog wat marihuana heeft en krijgt als antwoord: 'no we're all clean', waarop hij met grote verbaasde ogen Job aankijkt alsof hij wil zeggen 'wat doe je dan hier'. De dag wordt besteed met het schrijven van brieven en uitwisselen van ervaringen.

Zaterdag 7 april - Markt van Otovalo

We zijn 's ochtends als eersten op de markt. Het is nog donker en de Otovalo indianen zijn nog druk in de weer met het opbouwen van hun standjes. De indianen zijn prachtig om te zien. De mannen hebben een felwitte broek, poncho en lang gevlochten paardestaart. De vrouwen dragen een fluwelen rok met aan de randen geborduurde motieven, een geborduurde witte blouse en meerdere koperkleurige halskettingen. Erg fraai allemaal. Ook de kleden die ze aanbieden mogen er zijn. Ze overvragen iets, maar na enig onderhandelen wordt je het meestal wel eens over de prijs. Het onderhandelen gaat in een gemoedelijke sfeer. De Ecuadorianen zijn samen met de Brazilianen uit het Amazonegebied verreweg het vriendelijkst van heel Zuid-Amerika. Ik was niet van plan veel te kopen, maar moet al snel geld lenen om de vele mooie artikelen toch aan te kunnen schaffen. Zo koop ik 4 kleedjes, 2 truien en vijf tassen. Allemaal spotgoedkoop, maar bij elkaar toch veel geld. Als het in de loop van de ochtend gaat regenen zakt de prijs snel maar valt er weinig meer af te dingen. Rond 9 uur wordt de markt overspoeld met busladingen uit Quito afkomstige toeristen. De mooiste kleden zijn dan echter al weg. Als tegen enen de markt afgelopen is lopen we nog wat langs de laatste stalletjes en kopen nog wat tegen afbraakprijzen. De witte pilaren op het plein, een constructie van een Nederlandse architect, zijn nu weer zichtbaar. Ik loop ook over de eveneens kleurrijke groentemarkt en koop een paar lege rijstzakken om de spullen in te pakken. Vanuit Quito moet er veel met de post mee. Na een geslaagde dag gaan Job, Joop en ik even een potje bier halen en worden er plannen gesmeed voor de volgende reis. Turk_e en Roemenië lijken ons wel wat. Het valt dusver enorm mee weer in de groep te zijn. Het is gezellig en de onderlinge ruzies zijn allemaal bijgelegd. We schijnen wel wat dieptepunten te hebben gemist. Ettelijke ruzies moeten er zijn uitgevochten en de komst van Ton schijnt ook geen onverdeeld succes te zijn. Hij mag van Lex niet rijden en heeft geprobeerd door middel van gesprekken de groep dichter bij elkaar te brengen, wat zo indringend geweest moet zijn dat iedereen zich tegen hem heeft gekeerd. Alleen Barbara heeft in hem een praatpaal gevonden. De situatie is volgens Ton onhoudbaar en stapt in Quito met Barbara uit de groep. 's Avonds wordt er druk gelobbyd een dag eerder naar Quito te gaan. Het gaat er fanatiek aan toe. Onbegrijpelijk, aangezien je voor 2 gulden met de bus naar Quito kun en het dus niet uit maakt of de groep al dan niet een dag langer hier blijft. Duidelijk een gebrek aan eigen initiatief. Er wordt tenslotte besloten morgen eerst wat in de buurt rond te toeren en langs 'onze' krater te gaan, waarna aan het einde van de dag afgereisd wordt naar Quito.

Zondag 8 april  -  Otovalo naar Quito

Voor het eerst in maanden pak ik de auto weer in en rijden we even later naar de bij Cotacachi gelegen vulkaan Cuicocha. Het bijzondere van deze vulkaan is dat er uit het kratermeer twee eilandjes rijzen. Het is een fraai plekje, maar als we er een uurtje zijn, blijkt deze plaats door vele Ecuadorianen te zijn uitverkoren als zondagmiddaguitstapje. Samen met die 16 Hollanders is de rust snel verdwenen. We lopen een stukje over de kraterwand en genieten van het zonnetje. Na een uurtje tafeltennissen met Job en Joop klimmen we weer in de bus en gaan op weg naar Quito. Onze bus rijdt vergeleken met het openbaar vervoer erg langzaam. Weer even wennen dus, maar je ziet alles wel weer beter. Na een paar uur passeren we de evenaar en na de gebruikelijke foto's rijden we verder. Een stukje verder is er net een auto ca. 30 m het ravijn in gereden. Voor ons de derde maal deze maand. Veel auto's zijn gestopt en staan boven te kijken zonder een hand uit te steken. Lex en Ton springen uit de auto en wij er achter aan. Er is steeds meer bekijks, maar niemand behalve wij zijn bereid te helpen. Er zijn drie slachtoffers. Eentje ligt halverwege, een tweede stapt met een shock en enorme snee in zijn arm net de cabine uit terwijl de derde er het slechtste aan toe is. Deze ligt onder de auto en bloedt enorm aan zijn hoofd. Bovendien is hij buiten westen en heeft zijn been een paar maal gebroken. Hij heeft geluk dat er geen wiel over hem heen gekomen is. We leggen hem op een plank en na veel inspanning wordt hij boven gebracht. Verpleegster Jenneke houdt goed in de gaten dat hij niet in zijn bloed stikt, iets dat zonder haar zeker gebeurd zou zijn. De berging was levensgevaarlijk. Er druppelde benzine uit de auto en de over zijn toeren zijnde oom van het slachtoffer wilde een sigaret opsteken. Ze zijn met twee auto's en de in paniek geraakte familieleden renden tijdens het bergen naar beneden en maakten het dragen van het slachtoffer buitengewoon moeilijk. Boven blijkt het erg moeilijk een auto te charteren richting ziekenhuis, aangezien ze dachten dat de jongen al dood was. De slachtoffers zijn 10, 12 en 18 jaar oud. De chauffeur had een slokje op en is waarschijnlijk na een verkeerde inhaalmanoeuvre het ravijn in gereden. De banden waren overigens spekglad. Anita en Anneke zijn al met het 10 jarige jongetje naar het ziekenhuis, terwijl Jenneke de tweede naar het ziekenhuis vergezelt. Wij in de bus er achter aan. De derde is lichtgewond in de bus naar Quito gestapt om daar behandel te worden. De andere twee vinden we na een kwartiertje rijden in een hospitaal van een klein dorp. Het hospitaal heeft weinig faciliteiten en Lex moet de benodigde spullen eerst in een apotheek halen. Jenneke en Anita staan de arts bij en redden voor de tweede maal een leven door te voorkomen dat een verpleegster morfine met een enorme luchtbel in een ader spuit. Na een groot aantal hechtingen blijkt alles gelukkig wel mee te vallen. De 10-jarige heeft behalve een enorme hoofdwond geen andere ernstige verwondingen, terwijl de al afgeschreven 12-jarige buiten levensgevaar is. Hij ligt wel helemaal in de kreukels en zal zijn gezicht volledig gereviseerd moeten worden. De weinig geïnteresseerde arts heeft afgebroken tanden in wonden laten zitten en dicht gehecht. 'Dat is werk voor de tandarts'is zijn onvoorstelbare verweer. Ook de jongen z'n been zal nog de nodige problemen geven, maar hij leeft tenminste. Na een paar uur verlaten we het ziekenhuis en reizen door naar Quito. Rond het middernachtelijk uur liggen we in een luxe kamer bij te komen van alle gebeurtenissen.

Maandag 9 april - Quito

We zijn al weer vroeg op, want er moet veel geregeld worden. Eerst met de dubbeldekker naar de Immigratie-office om ons visum te verlengen. Dat is binnen 15 minuten geregeld. Vervolgens ga ik op zoek naar dozen, pakpapier, lijm, touw en motteballen om de vele extra bagage in te pakken en vervolgens met de post naar huis te sturen. Het is hier spotgoedkoop. Met twee grote dozen vol hangmatten, kleding en souvenirs van Joop, Mike en mij gaan we na uren plakken en pakken naar het postkantoor. De dozen zijn bij elkaar 22.5 kilogram en gaan voor nog geen ¦50,- met de zeepost mee. Ook wat kleine pakketten geef ik met de luchtpost mee. Kijken of het aan komt. Quito heeft wat betreft een slechte reputatie. En passant weeg ik mijn schaakbord. Negen en een halve kilo! De poot en de stukken niet eens meegewogen. Ik blijf dus ondanks deze grootscheepse zending met een enorm overwicht zitten. We lopen hier op het postkantoor de zweedse schone tegen het lijf, die ook op de boot van Manaus naar Benjamin Constant zat. Ze is net als ons naar Bogota gevlogen en van daar naar Ecuador gegaan. Ze heeft last van heimwee en vliegt de volgende maand naar huis. 's Avonds werken we weer 'n enorme halve kip naar binnen en nemen een pilsje in 'gringopalace' Gran Casino. De vaste kern van twee weken terug is er nog steeds. Ze wonen hier. We zien bovendien nog wat oude bekenden uit Bolivia. Het is duidelijk dat we weer op de 'gringotrail' zitten, het stuk tussen Quito en La Paz waar de buitenlanders zich doorgaans ophouden.

Dinsdag 10 april  -  Quito naar Riobamba

Aangezien de groep de eerste week gaat doen wat wij al gedaan hebben trekken Joop en ik er weer op uit. Marian (uitgeblust en geen zin) en Anita (ziek) gaan niet mee. We willen proberen de actieve vulkaan Sangay vanuit Riobamba te bezoeken. Niet eenvoudig, maar er schijnt een manier te zijn. We plannen de groep vrijdag in Baños weer te treffen en met Mike en Job in twee dagen alsnog de Tunguruhua te beklimmen. In aller vroegte verlaten we de nog in rust zijnde groep en nemen de bus naar het station. Daar aangekomen blijkt de ferro pas om drie uur vanmiddag te vertrekken. De geruchten dat de ferro van Quito naar Guayaquil, de mooiste treinreis ter wereld, niet meer zou gaan blijken juist te zijn. Vlak na Riobamba is de hele toestand ingestort en dat is juist het mooiste deel. Aangezien de ferro naar Riobamba grotendeels langs de weg loopt en we geen zin hebben tot drie uur te wachten nemen we de bus. Deze weg kunnen we ondertussen wel dromen en zijn blij als we na 3½ uur in Riobamba worden afgezet. Het door Mike geadviseerde hotel blijkt niets te zijn en na lang zoeken komen we in het uitstekende hotel Camba Huari terecht. Riobamba is een gezellige stad. Veel leuke pleinen en oude gebouwen. Op een plein wordt er druk gekaatst. Het is bewolkt en de drie vulkanen Chimburazo, Altar en Tungurahua zijn niet te zien. Terug in het hotel vragen we de eigenaar, die gids is, of het mogelijk is naar de vulkaan Sangay te gaan. Dat is het inderdaad en hij wil ons er ook heen brengen. Het probleem is echter dat hij deze week examens heeft en de tocht meerdere dagen kan duren. Hij is gespecialiseerd in Chimburaze-beklimmingen, maar weet weinig van de Sangay. We besluiten morgen eerst naar het touristenburo toe gaan om info te verzamelen. De rest van de dag wordt besteed met tafeltennis. Eest met Joop en 's avonds laat met fanatieke Ecuadorianen die ik er maar net onder weet te houden.

Woensdag 11 april - Riobamba naar Puyo via Baños

We gaan vandaag eerst langs bij het toeristenburo. Tot onze verrassing blijkt er een alternatief te zijn om de Sangay te zien. Via Puyo de Oriënt (Ecuadoriaans Amazonegebied) in en dan via een nieuwe weg naar Macas, dat aan de voet van de berg ligt. Bij elkaar een dag rijden, veel korter dan de grote omweg via Cuenca die ca. 20 uur duurt. We besluiten direct de bus naar Puyo te nemen. Het gebied rond Macas is ook het vroegere territorium 'schrompelkoppen'. Dit zijn schedels van overwonnen vijanden, die na een speciale behandeling kleiner zijn gemaakt. De Jivaro's in Macos zijn geheel geciviliseerd, maar een strijdlustige stam leeft nog steeds in de ondoordringbare gebieden van het oerwoud. De regering heeft met hen een 'niet aanvals verdrag'. We schrijven twee brieven voor de groep. Deze laten we achter op de afgesproken plaatsen in Riobamba en Baños, waar we met de bus door heen moeten. Via Baños rijden we weer over de 'watervalweg' naar Puyo. De weg hadden we een stukje verkend toen we in Baños zaten en vonden hem wat tegenvallen. We waren gewoon niet ver genoeg de weg gevolgd, want meer de kant op van Puyo is hij bijzonder mooi. Vooral de langzame overgang naar 't oerwoud is bijzonder fraai, maar ook de ontelbare watervallen, die van grote hoogte in de rivier vallen. Vlak voor Puyo hebben we vanaf grote hoogte uitzicht op een prachtige vallei, waar de hellingen kaarsrecht naar beneden lopen en de rivier één grote kronkel is. Even buiten Puyo moeten we permissie halen om de Oriënt in te gaan. We krijgen een stempel in ons paspoort en 10 dagen de tijd. In Puyo, de enige grote stad in de Oriënt, informeren we naar de bus naar Macas. Het is weer pure ellende. Eerst 60 km bussen, dan 15 km lopen en vervolgens weer 40 km met de bus. De busonderneming zegt dat die 15 km niet gevaarlijk zijn, maar later horen we dat er een wilde rivier over gestoken moet worden die levensgevaarlijk is. We besluiten er morgen maar te gaan kijken. Nadat we een hotel hebben opgezocht gaan we nog even informeren bij het vliegveld en zijn nog net op tijd bij het kantoor. Alhoewel we zeggen 5 jaar bij de Shell te hebben gewerkt krijgen we geen korting. Desondanks is een vlucht naar Macas van een half uur maar ¦27,- per persoon. Een Amerikaanse, die met een piloot verkering heeft, vertelt dat er in Macas weinig te doen is. De Jivaro's leven allemaal in de stad en de Sangay is in deze tijd van het jaar voornamelijk in nevelen gehuld. We veranderen we ons plan. Morgen eerst de andere kant op naar Mishualli en kijken of er een jungletocht te maken is. Vervolgens niet terug naar Baños, maar vliegen naar Macas en van daaruit naar Cuenca, waar de groep komende donderdag aan moet komen. Ze hebben we wat speelruimte voor eventuele tochten. We reserveren al vast de vlucht voor maandag. In een open auto liften we terug naar Puyo. Het is al donker, maar nog steeds lekker warm. We hebben voor ¦2,- een heerlijk en uitgebreid avondeten. Wat verschillen de prijzen toch enorm in Ecuador! Na een potje biljarten gaan we terug naar ons goedkope en uiterst lawaaierige hotel.

Donderdag 12 april - Puyo naar Mishualli en terug

In de stromende regen nemen we de bus naar Mishualli. De 2½ uur durende rit gaat via het prachtige oerwoud eerst naar Napo aan de rio Napo. Hier stappen we over in een overvolle bus naar onze eindbestemming. In het kleine en rustige Amazonedorpje gaan we op zoek naar iemand die een toer wilt organiseren. Het zijn er meerderen, maar de voor ons interessante tochten naar de Auca-indianen duren te lang. Deze indianen zijn bovendien half gecultiveerd. Acht jaar geleden hadden ze nog geen blanke gezien, maar de oprukkende beschaving heeft de ene helft ver de bossen in gedreven en de andere helft de bekende blaaspijp in de wilgen doen hangen. Toto's laten ons zien dat deze mensen nu net afgetuigde kerstbomen zijn, waarbij alleen de enorme gaten in de oren nog duiden op vroegere versieringen en vergane glorie. De kortere toers hebben niet veel meer te bieden voor ons, aangezien we de jungle in volle glorie hebben meegemaakt in Brazilië. We komen nog de Zwitserse Esther tegen die via Coca naar Quito wilt. Ook zij raakt niet geïmponeerd door de foto's en gaat morgen terug naar Puyo. Wij besluiten hetzelfde vandaag al te doen. Erg slopend, maar nu kunnen we morgen al het vliegtuig naar Macas nemen. Anders moeten we wachten tot na het weekeinde. We kopen nog wel een blaaspijp, al hebben we de indianen niet zelf gezien. Na een erg vermoeiende tocht vol Militaire controles zijn we weer terug in Puyo. We slapen bij een familie thuis, die vlak bij het vliegtuig woont. De moeder heeft geen zin in gasten, maar wordt door de dochter overgehaald ons toch een slaapplaats aan te bieden. Knorrend gaat ze akkoord zodat we even later uitgeput op bed liggen. Als ik het licht uit wil doen kan ik de knop nergens vinden. De vriendelijke oude vader haalt twee draadjes van elkaar en speelt zo voor schakelaar. Levensgevaarlijk, maar wel erg simpel. Als Joop vraagt waar de Baños is begint men uit te leggen dat dat een paar uur rijden is met de bus. Joop wil alleen maar naar de WC (de bano), maar kan dat de goede man niet aan zijn verstand peuteren.

Vrijdag 23 april  - Puyo naar Macas

Vrijdag de dertiende. Het begin is in ieder geval niet best. We staan om 6.30 al op en hopen de enige vlucht van vandaag van 7 uur te pakken. Deze vlucht is echter om 4 uur vertraagd, aangezien het kleine toestelletje eerst een vracht naar Macas moet brengen. Om 12 uur is het uiteindelijk zo ver en kunnen we weg. Er gaan naast de piloot maar 5 passagiers in het toestel. Het weer is redelijk helder en zowaar droog. Dat hebben we alweer mee. Als we weg gaan moet eerst de weg worden afgezet, zodat we naar het militaire vliegveld kunnen taxiën. De landingsbaan is één grote gatenkaas. Dat daar geen banden klappen en grote ongelukken gebeuren is mij een raadsel. Na een korte aanloop hangen we in de lucht en zien het oerwoud onder ons door glijden. We vliegen vrij laag en kunnen alles erg goed zien. We passeren diverse kronkelige rivieren en de prachtige vallei van de Upano rivier. Na een erg mooie vlucht van een half uur zijn we in Macas. Dit tot grote opluchting van onze medepassagiers, die al biddend en kruizen slaand de vlucht hebben gemaakt. De Sangay is geheel in nevelen gehuld. We lopen wat door het dorp en ontdekken dat er inderdaad weinig te doen is. We horen dat hier een Japanner met een enorme telelens twee weken tevergeefs heeft gewacht tot de Sangay uit de nevel zou komen. Tegen het eind van de middag lopen we de heuvel op en hebben een prachtig uitzicht over de Upano-vallei. Tot onze grote verrassing trekt langzaam de bewolking op en wordt de Sangay langzaam zichtbaar. Even na 18 uur is de 5230 meter hoge met sneeuw bedekte vulkaan geheel te zien. De Sangay is één van de actiefste vulkanen ter wereld en in de 15 minuten dat hij zichtbaar is stoot hij vier maal een enorme aswolk uit. We hebben veel geluk. 's Avonds komen we terecht bij een feestavond van een school waar een toneelstuk wordt uitgevoerd. We begrijpen er weinig van, maar in de pauzes zijn de groepen die optreden erg de moeite waard. Vooral een groep kinderen die op popmuziek een jazzballet uitvoering geven stelen de show met hun compleet ongelijk lopende bewegingen. Ze hebben wel succes, want als er eens iets gelijk loopt, krijgen ze een groot applaus.

Zaterdag 14 april   -  Macas naar Sucua

Een rustige verjaardag. Het is me wederom gelukt deze dag te ontlopen, maar de groep zal me zeker in Cuenca de gebaktent in sleuren. In ons stamrestaurant hebben we de eigenaar vanochtend hoofdbrekens bezorgd. Als ontbijt namen we niet de gebruikelijke hap rijst, maar wilden broodjes hebben. Met ei. hij begreep er niets van, want hij verkoopt alleen gebakken eieren en die doe je niet op brood. Als we het proberen met de bestelling: twee gebakken eieren en twee broodjes 'nada'(niets). Een kwartier lang hoor je hem in zich zelf verzuchten 'pan con nada' (broodje niets) en zet uiteindelijk twee gebakken eieren en twee broodjes kaas neer!
Het is helemaal bewolkt vandaag en Sangay is weer helemaal in nevelen gehuld. Na een korte wandeling door het dorp nemen we de bus naar het iets verder gelegen Sucua. Ook hier geen spoor van de vroegere Jivaro-beschaving. Het is een heerlijk rustig Amazonedorp. In de felle zon lopen we naar een mini dierentuin, waar wat apen en papegaaien opgesloten zitten. Zonder van deze prachtige dieren. Er is al zo weinig en ook die worden nog bedreigd. Veel mensen hebben een aapje, Amazonepapegaai of ara als huisdier. Het is een rustige dag, die 's avonds door enorme tropische regenbuien wordt verstoord. Het hele dorp staat binnen enkele minuten helemaal blank. We boeken voor morgenochtend de bus naar Cuenca. De rit gaat zo'n 10 uur duren. In een restaurant eten we een heerlijke maar vreemde maaltijd. Gebakken garnalen! En dat midden in het oerwoud. We horen dat er hier in de Oriënt nog steeds tussen Peru en Ecuador gevochten wordt. Op nog geen 15 minuten vliegen zijn ze nog volop bezig. Ecuador wil het in 1941 geannexeerde gebied, een groot stuk oerwoud terug. Tot voor kort onbelangrijk en onbemand gebied, maar door recente olievondsten erg interessant geworden. Het einde van weer een stuk jungle?

Zondag 15 april   -  Sucua naar Cuenca

Als de bus van 8.30 er een uur later nog niet is, blijkt er door de enorme regenval van afgelopen nacht iets met de weg naar Cuenca te zijn. Niemand weet er het fijne van, maar er wordt vermoed dat er aardverschuivingen zijn geweest. In een busje worden we door een onzekere chauffeur, die op zoek naar info vier maal het dorp rond rijdt, richting Cuenca gereden. Na een uur rijden horen we dat er inderdaad aardverschuivingen zijn geweest en de weg door modder en omgevallen bomen is overspoeld over een afstand van enkele kilometers. De chauffeur zet ons af op het punt waar hij niet meer verder kan. Aan de andere kant van de aardverschuivingen moeten bussen staan die ons verder naar Cuenca kunnen brengen. De ravage is enorm. Hele bergwanden zijn naar beneden gekomen en hebben hele bomen mee gesleurd. De regen heeft van de berg net een spons gemaakt. De modder is soms een meter hoog, maar via takken en riet langs de kant komen we nog redelijk droog over. Halverwege het slechte stuk weg is een enorm gat geslagen. De weg is hier zelf in de diepte verdwenen. Hoe dit gerepareerd moet worden is ons een raadsel aangezien er aan de zijkant geen ruimte is om een nieuw stuk aan te leggen. Of ze moeten de berg aan stuk afgraven. Een stukje verder komt voor ons de grootste hindernis. Metershoge blubber zorgt er voor dat er geen doorkomen aan is. Het stuk is ongeveer 400 meter lang. Een schraper die erg snel ter plaatse is zorgt voor de oplossing. In snel tempo veegt hij de weg schoon. Onvoorstelbaar. Volgens de werklui is de weg vandaag alweer berijdbaar. Ze hebben vast het gat nog niet gezien. Als de schraper nog 100 meter moet doen wagen we het er op en lopen naar de andere kant. We zakken  soms 20 cm weg, maar het is lang zo erg niet als toen in San Lorenzo. Daar waren geen takken als houvast. De bussen aan de andere kant hebben allen nog hoop vandaag in Macas te komen en denken er nog niet aan terug te keren in Cuenca. Na een uurtje kletsen met de mensen hier komt er toevallig een taxi langs. Nadat deze zag dat hij niet verder kon leverde hij zijn passagier bij de bussen af en ging terug. Wij kunnen voor een vriendenprijs mee. 250 sucres voor 5½ uur. Omgerekend ¦1,50 per uur. Hij scheurt als een gek door de bergen en zo zijn we al om 19.30 in Cuenca. Met de bus zouden we pas drie uur later aangekomen zijn. Onderweg is er op veel plaatsen blubber naar beneden gekomen. Een geluk dus dat de ergste troep op een plaats gevallen is. Anders hadden we helemaal terug gemoeten via Puyo, Baños en Riobamba. Het was ook een geluk dat de schraper niet uit Cuenca hoefde te komen. In Cuenca komen we per vergissing in een duur hotel terecht. Het is er wel erg mooi en rustig en besluiten er maar te blijven. ¦5,50 is voor hier wel veel, maar voor Europese begrippen natuurlijk niet duur. We beklimmen na de maaltijd maar meteen in bed.

Maandag 16 april  -   Cuenca

Vandaag bekijken we op ons gemak het rustige Cuenca. Het is de derde stad van Ecuador (123.000 inw) en ligt op 2595 meter. De stad heeft enkele gezellige pleinen met koloniale gebouwen, waar we met plezier langs lopen. Als we bij het toeristenburo informeren naar het Nationale Park Las Lajas komen we tot onze verrassing Barbara en Ton tegen. Ze hebben woensdag ook de groep verlaten en via allerlei omwegen Cuenca bereikt. De weg Quito - Cuenca moet erg slecht zijn als gevolg van die regenbui van gisteren en we vrezen het ergste voor de Ashrafbus. Barbara en Ton gaan binnendoor naar Peru en komen net na ons in Huaraz (Peru). Na een gezellige bak thee gaan  we weer onze eigen weg. Om Las Cajas te bezoeken moet je permissie hebben. Deze halen we bij het ministerie van Agrarische Zaken. De man is erg behulpzaam en krijgen naast de permissie allerlei kaarten mee. Las Cajas is een vrij hoog gelegen berglandschap met vele lagunes. Er zit ook veel wild en je kunt prachtige wandelingen maken. 's Middags laat ik bij een kapper mijn manen eraf halen en de baard in model brengen. Het is nu wel erg kort, maar het zit wel lekker. Tegen de avond lopen we de hele stad af op zoek naar een gezellige eettent. We komen uiteindelijk uit bij de zoveelste kipperia. Het aantal kippen dat voor onze reis het leven heeft gelaten begint aardig op te lopen.

Dinsdag 17 april - Las Cajas gevolgd door Cuenca - grens Peru

Om vijf uur staan we in het donker op en even later lopen we over de bijna verlaten straten naar de bus die ons naar het park Las Cajas moet brengen. De armoede is nu pas goed zichtbaar. Overdag moet je door de mensenmenigte goed kijken om die ene bedelaar te zien, maar zo vroeg in de ochtend liggen ze moederziel alleen op de ijskoude straat te slapen. De gelukkigen hebben een doek om onder te liggen, maar de meesten liggen zonder bedekking langs de kant van de weg. Ook de eerste eetkraampjes hebben hun warme maaltijd al opgezet en wachten op het ontwaken van de stad. Om zes uur stappen we op de bus naar Las Cajas. Het is druk en veel dik geklede jongens zijn gezien hun hengels van plan vanavond forel te eten. De weg is diverse malen door omlaag gevallen rotsblokken en modder versperd, maar de bus vervolgt gewoon zijn weg door akkers of andere omwegen. Na een uur zijn we in het prachtige park. Veel lagunes rijden we voorbij. We nemen aan dat de bus stopt bij de hut aan de grote lagune, maar na drie uur zitten we helemaal aan de andere kant van het park. Vier uur later gaat dezelfde bus weer terug en aangezien het de enige is moeten we hem ook weer terug nemen. Waar we nu zitten is ook bijzonder fraai, maar de 300 lagunes waar we voor gekomen zijn, liggen in de andere uithoek van het park. We lopen maar alvast de weg een stuk terug en hopen op een lift naar de refugio (berghut aan de lagune). Het landschap is erg ruig met overal watervallen. Na bijna vier uur bergopwaarts krijgen we een lift naar de hut. Het is er erg mooi en ook de eerste alpaca's komen we weer tegen. Hier in het park moet veel wild zitten. Als je van de weg af gaat bestaat de kans dat je herten, beren, bergleeuwen (poema’s) of ander wild ziet. In de hut krijgen we een glas sterke drank en een kop koffie aangeboden. Net als we de omgeving wat willen verkennen gaat het enorm regenen. We besluiten met dezelfde auto verder te liften naar Cuenca. Las Cajas is een schitterend natuurgebied waar je dagen kunt wandelen in de vrije natuur. Het ligt wel vrij hoog (4100 m) en het is er dus vrij koud. Terug in de stad wisselen we nog wat geld want we rekenen er op de groep pas eind deze week hier te treffen. Wat een vergissing! Als we louter toevallig het postkantoor passeren en 'voor het geval dat' bij de post restanten kijken of er een brief van de groep is blijkt dat inderdaad zo te zijn. De groep is op hol geslagen. Van Ecuador hebben ze niets gezien en zijn gistermorgen al uit Cuenca vertrokken richting Peru. Vrijdagavond zijn ze hier al aangekomen. Het is niet te geloven. Van Curaçao zijn ze in een ruk door naar Lima. Er is alleen in Bogota en Quito langer dan een dag gebleven. En dat terwijl Ecuador zoveel te bieden heeft. Ze moeten het allemaal zelf weten, maar vinden het vervelend dat Mike vergeten is om (volgens afspraak) een berichtje voor ons in ons hotel achter te laten. Het zou ons een hoop geld bespaard hebben. Na het niet afgeleverde pakje in Caracas, de vergeten verjaardag van Heleen en het laten slingeren van mijn fotorolletjes opnieuw een slechte beurt van Mike. We moeten de groep dus achterna. Dat wordt dan eerst 9 uur (werd 12½) bussen naar de grens en vervolgens 16 uur naar Trujillo. Bovendien zitten we nu met een overschot aan in Peru waardeloze sucres. Er blijken alleen nachtbussen te gaan, zodat we de bus van 22 uur maar boeken. Het hotel is helaas al betaald. Pech dus. Als om half tien de bus aan komt rijden schrikken we ons rot. Zo'n aftands ding hebben we nog nooit gezien. In Nederland zou zo iets al lang van de weg zijn afgehaald. Tot overmaat van ramp zitten we nog op de achterbank ook. Helemaal rechts naast de nooduitgang, die niet eens meer open hoeft om er uit te kunnen zoveel tochtgaten heeft die. Mijn buurman heeft het nog slechter. Hij zit op een kinderzitje en om enig houvast te hebben moet hij op mij leunen. Bij onze voeten liggen drie enorme pompoenen en een grote zak rijst. Een andere man op de achterbank moet de hele nacht een kind op zijn schoot houden. Het is dus behoorlijk dringen. Als om tien uur de bus is volgepakt, het dak is tot 2 meter hoogte bepakt en de rest ligt in het gangpad, gaan we op weg naar de grensplaats Huaquilles.

 

Deel 8 : Peru (Noorden)

april-mei 1984 - De laatste weken

Helaas is het dagboek van de laatste weken verloren gegaan. 36 jaar later probeer ik het te reconstrueren, maar dat valt niet mee.

Het is ruim 24 uur achter elkaar met de bus om vanuit Cuenca weer aan te sluiten bij de groep. Af en toe een stop om te eten, maar dan weer verder. De grens over naar Peru gaat zonder problemen.
We achterhalen de groep in de noordelijke kustplaats Trujillo. Helaas staan ze net op het punt verder te rijden naar Huaraz, een stadje in het binnenland aan de voet van de Cordillera Blanco bergketen. Wij willen de omgeving van Trujillo nog bekijken en besluiten ze morgen weer achterna te reizen.

De rieten vissersboten van Trujillo
Trujillo heeft veel te bieden en we trekken hier een dag voor uit. Aan de kust ligt het dorpje Huanchaco, waar vissers met rieten bootjes op zee vissen. De boten lijken een beetje op die van het Titicaca meer. Er zijn niet veel vissers meer die op deze eeuwenoude manier vissen.

Chan Chan
Even buiten Trujillo vind je de ruïnes van Chan Chan (zon zon), hoofdstad van de Chimú die hier van 850 tot 1470  floreerde. In dat jaar werder ze door de Inca’s ingelijfd en tot slaaf gemaakt. De stad was gemaakt van leem en nadat de Spanjaarden 8 van de 9 paleizen hadden afgegraven op zoek naar goud deden wind en regen de rest. De contouren van één paleis staan nog een beetje overeind en wordt langzaam weer opgebouwd. Op internet lees ik dat het nu een mooi gerestaureerd Unesco monument is, maar dat ze er van hebben afgezien het paleis helemaal te herbouwen. Om in Chan Chan te komen moeten we vanaf de weg, waar we uit de bus stappen, eens tuk door de woestijn lopen. Voelt een beetje onbehaaglijk. Dat gevoel blijkt achteraf te kloppen. Een week na ons is een bus met toeristen hier overvallen en moesten ze alles, tot de laatste onderbroek, afgeven.
Wij hebben mazzel en als we bij Chan Chan aankomen zijn we de enigen. Grote delen zijn niet meer dan een hoopje zand met hier en daar iets wat op een vervallen muur lijkt. Je kunt wel zien dat het ooit een mooi versierd complex is geweest. Ze zijn bezig delen weer in de oude staat te herstellen. Dat wordt vast erg mooi. Het voelt nu nog een beetje onnatuurlijk aan. Perfect gerestaureerde muren met prachtige figuren naast de originele vervallen hoopjes leem. We komen een Peruaan tegen die op vloeipapier op kunstzinnige manier de figuren van Chan Chan heeft verwerkt. We gaan met hem mee naar huis en kopen een paar kunstwerken. De mooiste zal jaren pronken in onze eetkamer.

De pyramides van Mochica
Op een half uurtje van Trujillo bevinden zich twee pyramides uit de Mochica cultuur. De tempel van de zon en de tempel van de maan. Ze zijn rond het jaar nul gebouwd. Opvallend dat ze zo goed gewaard zijn gebleven. Je mag er op klimmen en hierbij voel je de tempel afbrokkelen. We zijn niet de enigen en je zou zeggen dat het binnen een paar jaar gebeurd moet zijn. Behalve de aparte vorm is er niet veel te beleven en gaan we terug naar Trujillo. Hier pakken we meteen de bus naar het 340 km verderop gelegen Huaraz.

Huaraz
Huaraz ligt in een dal met aan de ene kant de besneeuwde toppen van de Cordillera Blanca en aan de kant van de kust de niet besneeuwde Cordillera Negra. De stad ligt op ruim 3000 meter hoogte en is het centrum van de bergsport in Zuid-Amerika. We willen een trail van een paar dagen lopen in de Cordillera Blanca. We kiezen voor een prachtige vijfdaagse trail die momenteel tot de mooiste van Zuid-Amerika wordt gerekend. Eerst moeten we kampeerspullen huren. Het budget is beperkt zodat we alleen een lichtgewicht tent huren. Onze tenten zijn veel te zwaar voor zo’n zware tocht.
’s Avonds eten we in een restaurantje in Huaraz. Als we de kip helemaal hebben afgekloven zien we pas de kinderen die de restjes van de klanten verzamelen om er nog iets eetbaars tussen te vinden. Deze armoede zijn we nog niet tegen gekomen. Mijn hart wordt gestolen door een paar meiden van de groep, die de knulletjes aan tafel uitnodigen en om op hun kosten een hele kip te bestellen. Dit tafereel zal me mijn hele leven bij blijven en is later door Ien en mij regelmatig gekopieerd.

Vijfdaagse trail door Cordillera Blanca
Er gaan twee groepjes deze trail lopen. Ik loop hem met Joop, Job en Carine. Vanuit Huaraz rijden we eerst naar Yungay. Dit dorp is in 1970 helemaal verwoest. Door een aardbeving began de wand van een meer het en werd de stad bedolven onder een modderstroom. 20.000 doden en slechts 400 overlevenden. Het dorp is nu een grote begraafplaats en verboden gebied. Alleen de kerktoren steekt nog boven het puin uit. Yungay zelf is 2 kilometer verderop herbouwd.
In het nieuwe Yungay regelen we een pickup die ons naar de ingang van het nationale park rijdt. We vervolgen lopend de weg en komen bij twee mooie meertjes uit. Het zijn de Llangonuco meren. Helder blauw water afkomstig uit de omliggende gletsjers. Dit zijn ook de meren die in 1970 de ramp in Yungay hebben veroorzaakt.
Om het pad te vervolgen moeten we door een riviertje waden. Het water is steenkoud en als we aan de overkant komen zijn onze tenen bijna bevroren. Aan het meer zien we een vervalen stenen huisje, maar verder zitten we in de ‘middle of nowhere’. We besluiten hier aan de rand van het meer ons eerste kamp op te zetten. Er lopen hier zeldzame vicunas rond, een in het wild levende gracieuze lama achtige. Het is even goed meten, maar we passen met z’n vieren net in het kleine iglo tentje.

Als we wakker worden is het weer opgeklaard. We kunnen de enorme witte toppen van de bekende Huascaran (6655m) en zes andere 6000 plus bergen goed zien. Als je goed kijkt zie je op elke berg wel wat bergbeklimmers op grote hoogte bezig. We zijn aan het einde van het dal en moeten flink klimmen naar de 4757 hoge Portachuelo pas. Er gaat een verharde weg over de pas, maar die maakt zoveel bochten dat je veel beter een klein pad omhoog kunt lopen. Dat scheelt uren. We missen echter het pad en rest ons de lange klim over de weg. De planning was om na de pas flink door te lopen om veel lager de tent op te zetten. Helaas, het begint al donker te worden als we bij de pas arriveren. Het is onverantwoord in het donker verder te lopen en we moeten de tent opslaan op ruim 4700 meter hoogte. Het is prachtig, maar we vrezen de kou vannacht.

Het vriest vannacht hard en het is erg koud op deze hoogte. De stroompjes zijn zelfs bevroren. Het is hier wel eenprachtige omgeving. Snel inpakken en verder. We dalen af naar het dorpje Colcabamba. Zo goed als afgesloten van de buitenwereld. Kinderen hoeden in prachtige kleding de geiten. We zijn er vroeg in de middag, maar besluiten toch om hier de nacht door te brengen. De middag genieten we van het primitieve dorpse leven hier.
Terwijl we ons in een wereld van honderden jaren geleden wanen zet iemand voor ons een transistor radio aan. Tot onze verbazing horen we even later ‘Una Paloma Blanca’ van George Baker gevolgd door de ‘stars on 45’ van Patricia Paay! Nederland is nooit ver weg!
Tegen de avond arriveren Barbara en haar nieuwe vlam Ton het dorp. Ton is als extra reisleider in Manaus samen met onderdelen voor de auto bij de groep gekomen. Ton is een grote jongen bij Greenpeace en heeft met de Rainbow Warrior bij Antarctica meerdere acties geleid. Het is een fijne vent waar je uren geboeid naar kunt luisteren.

Met z’n zessen gaan we de volgende dag weer op pad. De indianen van Colcabamba laten we achter ons en we zijn weer op onszelf aangewezen. Het is een drassig gebied en mijn voeten zijn helemaal doorweekt. Mijn spijkerbroek begint het ook te begeven en er vallen spontaan gaten in. Gelukkig valt het weer mee.
Na uren ploeteren, waarbij we regelmatig over een riviertje moeten zien te komen, zijn we bij het volgende dal. We zitten al hoog, dus de klim naar de 4750 meter hoge Punta Union valt dit keer mee. Langzaam komen we in de sneeuw. Lekker als je al natte voeten hebt! Snel een foto en weer door. De afdaling gaat snel. Het is hier prachtig. Het zonnetje is ook gaan schijnen, zodat we aan het eind van de middag de natte sokken kunnen laten drogen. We kamperen beschut tussen in het groen aan een snel stromend riviertje. Met z'n allen rond een kampvuurtje maakt het ’s avonds erg gezellig.

De laatste etappe gaat weer naar de bewoonde wereld. Wederom een mooie route. Halverwege moeten we over het puin van een recente landverschuiving die over het pad ligt. Er staat een ezel vol bepakking naast het puin met in de verre omgeving geen mens te zien. Het zal toch niet ….
We gaan maar verder. In het dorp Cashapampa zit deze prachtige tocht er op. Met een bus gaat we terug naar Huaraz.
De rest van de groep is inmiddels al weer vertrokken naar het 400 km verderop gelegen Lima. Wij nemen de bus en zijn 9 uur later bij onze laatste bestemming van deze rondreis.

We slapen in Lima in hetzelfde hotel als aan het begin van de reis. Toen was het ’t slechtste wat we ooit gezien hadden, nu ervaren we het als ongekende luxe! In ruim 6 maanden zijn de normen behoorlijk verlaagd!
Van onze dagen in Lima weet ik niet veel meer. We waren bijna allemaal platzak. Job verkocht zijn grijs gedraaide cassettes voor $1. Het bandje ‘non stop swing’ heb ik nog steeds! Van het geld kocht hij een schep eten uit de gaarkeuken op de markt van Lima.

Weer naar huis
Nu de dag dat we naar huis gaan nadert heerst er een soort berusting. Wilde plannen om langer te blijven zijn er niet meer. Het geld ontbrak de meesten ook om nog wilde plannen te maken. De datum dat we terug vlogen weet ik niet meer, maar het moet begin mei zijn geweest. In Amsterdam werd ik warm welkom geheten door de familie. Het is vreemd om afscheid te nemen van de mensen waar je maanden mee opgetrokken bent. Iedereen gaat weer terug naar zijn vertrouwde omgeving. In het begin zochten we elkaar af en toe op, maar al snel verwaterde dat tot mijn grote spijt. Vooral het weinige contact met Joop, die ik al die maanden op sleeptouw had genomen, vond ik erg jammer.
20 jaar later organiseerde Mike een reünie, waar bijna iedereen aanwezig was. De stellen waren nog bij elkaar (Mike/Heleen, Job/Carine). Een gezellige avond en de definitieve afsluiting van een avontuur dat in ieder geval mijn leven heeft getekend.